In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 mei 2025, wordt het beroep van een belanghebbende, woonachtig in Thailand, tegen een belastingaanslag van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan de belanghebbende voor het jaar 2023 een aanslag inkomstenbelasting en premievolksverzekeringen opgelegd, gebaseerd op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 35.454. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de inspecteur verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank behandelt het beroep en oordeelt dat de belastingaanslag niet te hoog is opgelegd. De rechtbank stelt vast dat er geen geschil is over de heffingsbevoegdheid van Nederland over de AOW-uitkering, en dat de aanslag IB/PVV voor het jaar 2023 in stand blijft. Daarnaast verzoekt de belanghebbende om schadevergoeding van de Belastingdienst, maar de rechtbank oordeelt dat zij niet bevoegd is om hierover uitspraak te doen. De belanghebbende kan zich hiervoor wenden tot de civiele rechter. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.