ECLI:NL:RBZWB:2025:3041
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Rekestprocedure
- mr. Duinhof
- Rechtspraak.nl
Voorlopige ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 april 2025 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de voorlopige ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming Regio Zuidwest Nederland heeft verzocht om [minderjarige] voorlopig onder toezicht te stellen voor de duur van drie maanden. De kinderrechter heeft op 22 april 2025 al een voorlopige ondertoezichtstelling uitgesproken voor twee weken, zonder de belanghebbenden te horen. Tijdens de zitting op 30 april 2025 zijn de moeder, een vertegenwoordiger van de Raad en een vertegenwoordiger van de GI (Stichting Jeugdbescherming West Zeeland) gehoord. De vader was niet aanwezig, maar was wel opgeroepen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die aanleiding geven tot herroeping van de spoedbeslissing. De kinderrechter heeft de ouders belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige], die onder toezicht is gesteld van de GI. De kinderrechter heeft de voorlopige ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd met ingang van 6 mei 2025 tot 22 juli 2025, omdat er zorgen zijn over de thuissituatie van de vader en de communicatie tussen de ouders. De kinderrechter benadrukt het belang van samenwerking tussen de ouders in het belang van [minderjarige].