ECLI:NL:RBZWB:2025:3055

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 april 2025
Publicatiedatum
20 mei 2025
Zaaknummer
C/02/433205 / JE RK 25-511
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Gessel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming wijziging verblijfplaats van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 april 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van het verblijf van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De minderjarige, geboren in 2015, verblijft bij zijn oma, maar er zijn ernstige zorgen over de opvoedsituatie. De gecertificeerde instelling, William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, heeft verzocht om toestemming voor wijziging van het verblijf van [minderjarige] naar een pleegzorgvoorziening. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] gedurende ten minste één jaar door zijn oma en haar partner is opgevoed, maar dat er forse gedragsproblemen zijn. De minderjarige accepteert het gezag van zijn oma niet en vertoont respectloos gedrag. De kinderrechter heeft ook geconstateerd dat er lange tijd geen hulpverlening is ingezet in het gezin van de oma, wat de situatie heeft verergerd. De moeder van [minderjarige] is belast met het ouderlijk gezag, maar haar situatie is kwetsbaar en zij is momenteel bezig met een hulpverleningstraject. De kinderrechter heeft geoordeeld dat het in het belang van [minderjarige] is om zijn verblijf te wijzigen en heeft de GI toestemming verleend voor deze wijziging, met de beslissing uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/02/433205 / JE RK 25-511
Datum uitspraak: 18 april 2025
Beschikking van de kinderrechter over toestemming wijziging verblijfplaats
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING EN JEUGDRECLASSERING,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2015 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
[de oma] ,
hierna te noemen de oma,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 17 maart 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 3 april 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder;
  • de oma;
  • de vertegenwoordigsters van de GI.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft bij de oma en haar partner.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 27 mei 2025 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 14 juni 2025.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 27 mei 2025 de machtiging verlengd [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg tot 14 juni 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt toestemming te verlenen tot wijziging van het verblijf van [minderjarige] en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI onderbouwt het verzoek als volgt. Van vrijdag 21 februari tot en met maandag 24 februari 2025 heeft er een gezinsopname door [gezinstherapeut] bij oma en haar partner plaatsgevonden. Er zijn grote zorgen over de opvoeding en de opvoedomgeving waar [minderjarige] in zit. Er is sprake van zeer beperkte communicatie in het gezin. [minderjarige] luistert vrijwel niet naar zijn oma. Hij is zelfbepalend en respectloos, zeker als hij zijn zin niet krijgt. Hij kan hard schreeuwen en kleineert oma. Zij kan daar niet tegen op. Oma gaat zelf ook in de strijdmodus. [minderjarige] wordt op cognitief gebied niet uitgedaagd door oma en haar partner. Oma en haar partner kijken vrijwel de gehele dag naar de tv en kijken naar allerlei programma’s die niet geschikt zijn voor [minderjarige] . In het huis van de oma wordt veel gerookt, maar weinig gelucht. Zij hebben onvoldoende opvoedvaardigheden om [minderjarige] te begrenzen en hem door de puberteit heen te begeleiden. [minderjarige] is hoogbegaafd en is nua al verbaal sterker dan oma en haar partner. Volgens [gezinstherapeut] zijn de oma en haar partner onvoldoende in staat om [minderjarige] te bieden wat hij nodig heeft aan structuur, emotionele ontwikkeling en praktische ontwikkeling. De GI is van mening dat [minderjarige] niet langer bij de oma en haar partner kan blijven wonen. De pleegzorgscreening is negatief uitgevallen, er zijn steeds grote zorgen geweest over de plaatsing en de uitkomsten van de [gezinstherapeut] gezinsopname geven ook aan, dat het niet langer in het belang van [minderjarige] is dat hij bij oma en haar partner blijft wonen. De GI gunt het [minderjarige] dat hij opgroeit in een gezin, waarin er structuur en regels zijn, maar waar hij ook wordt uitgedaagd. Volgens de GI staat [minderjarige] niet open voor wijziging van zijn verblijf, omdat hij bang is voor het onbekende, wat logisch is. De GI probeert om voor [minderjarige] een plaats te vinden in de huidige regio, zodat hij naar zijn school kan blijven gaan en hij zijn vrienden kan behouden. De moeder woont met twee halfzusjes in een ouder-kindvoorziening van [hulpverlening] in [woonplaats 1] . Vanuit [hulpverlening] is aangegeven dat er eerst een duidelijk hulpverleningsplan moet zijn, voor dat [minderjarige] bij de moeder geplaatst zou kunnen worden. De verwachtingen voor die plaatsing moeten duidelijk zijn. Ook zal de moeder moeten instemmen met alle nodig geachte hulpverleners. De haalbaarheid van een dergelijke plaatsing is afhankelijk van in hoeverre de moeder in staat zal zijn om de hulpverlening vorm te geven. De GI vindt de situatie van de moeder nog veel te kwetsbaar om daar nog een kind aan toe te voegen. Ook vindt de GI de moeder niet in staat om [minderjarige] te bieden wat hij nodig heeft. De moeder heeft tijd nodig om zich te kunnen richten op haar eigen hulpverleningstraject. Dit kan pas plaatsvinden als haar twee andere kinderen bij een opvang terecht kunnen. Ook is volgens de GI de samenwerking met de moeder zeer lastig, gelet op haar emotionele en explosieve karakter. De GI zoekt voor [minderjarige] naar een pleeggezin of een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, waar hij de structuur en opvoeding krijgt die hij nodig heeft om zich optimaal te kunnen ontwikkelen.
4.2.
De moeder is zeer verontwaardigd over de hele gang van zaken. Zij heeft stukken gekregen, die zij nog niet eerder heeft gezien. Volgens de moeder heeft de GI haar niet genoeg ingelicht over de situatie van [minderjarige] . Zij voelt zich buiten spel gezet, terwijl zij het gezag over [minderjarige] heeft. De moeder kon [minderjarige] in zijn vroege jeugd geen stabiele opvoedsituatie bieden, waarna hij met instemming van de moeder bij de oma en haar partner is gaan wonen. De moeder vindt de hele gang van zaken maar vreemd. Enerzijds mag [minderjarige] niet zelfbepalend zijn, maar anderzijds vindt de GI het goed dat hij liever gaat voetballen dan dat hij naar zijn moeder gaat. De moeder heeft liever dat [minderjarige] bij haar moeder woont dan bij een wildvreemde.
4.3.
De oma is het niet eens met het verzoek van de GI. Volgens de oma is er veel te laat hulpverlening in haar gezin ingezet. Sinds drie maanden is er vanuit [ggz] hulp in het gezin ingezet. De oma krijgt handvaten om met [minderjarige] om te gaan en om de situatie niet meer te laten escaleren. Daardoor gaat het nu een stuk beter. Volgens de oma kan de GI niet van haar verwachten dat het in een keer goed gaat. De oma verwijt de GI dat er door ziekte van de jeugdbeschermer een jaar lang geen hulp is verleend. Pas nu de hulpverlening is opgestart, wordt besloten dat [minderjarige] weg moet. Volgens de oma staan de stukken vol met onwaarheden. Zij ontkent dat zij ziek zou zijn en dat haar woning rommelig is. De oma werkt nog 35 uur per week en doet daarnaast het huishouden.

5.De beoordeling

5.1.
Volgens het bepaalde in artikel 1:265i van het Burgerlijk Wetboek behoeft de GI de toestemming van de kinderrechter voor wijziging in het verblijf van een minderjarige die ten minste één jaar door een ander dan de ouder is opgevoed en verzorgd als behorende tot zijn gezin. De toestemming wordt door de kinderrechter op verzoek van de GI verleend en slechts afgewezen indien de kinderrechter dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk oordeelt.
5.2.
De kinderrechter stelt allereerst vast dat [minderjarige] gedurende ten minste één jaar door de oma en haar partner wordt opgevoed en verzorgd.
5.3.
Uit de inhoud van de stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat [minderjarige] in het gezin van de oma en haar partner forse gedragsproblemen laat zien. [minderjarige] accepteert het gezag van de oma niet en gaat zijn eigen gang. Hij is respectloos naar zijn oma en kleineert haar. [minderjarige] is hoogbegaafd en vraagt hierdoor extra capaciteiten van zijn opvoeders. Gezien is dat hij zijn oma en haar partner nu al verbaal overstijgt. Te voorzien is dat dit verschil alleen maar groter zal worden, naar mate [minderjarige] ouder wordt. Net als de oma vindt de kinderrechter het erg kwalijk dat er door de afwezigheid van de jeugdbeschermer lange tijd geen hulpverlening in het gezin van de oma is ingezet. Juist deze plaatsing, die vanaf het begin zorgelijk werd bevonden, had meer nauwgezet gevolgd moeten worden. De kinderrechter ziet echter ook dat daarmee een wijziging van het verblijf van [minderjarige] niet voorkomen had kunnen worden. Met de GI is de kinderrechter daarnaast van oordeel dat een plaatsing van [minderjarige] bij zijn moeder op dit moment nog niet aan de orde kan zijn. De moeder verblijft met twee jonge kinderen binnen een ouder-kindtraject bij [hulpverlening] , welke situatie op zich al zeer kwetsbaar is. Uit de stukken en ook tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de moeder moeite heeft met het onder controle houden van haar emoties. Zij zal zelf nog een hulpverleningstraject aan moeten gaan voor de behandeling van haar persoonlijke problematiek. Het is niet in het belang van [minderjarige] om hem nu bij de moeder te laten wonen, als er een zeer groot risico bestaat dat deze plaatsing zal mislukken. De kinderrechter is dan ook van oordeel dat de wijziging van het verblijf van [minderjarige] toegewezen kan worden.
5.4.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering toestemming tot wijziging van het verblijf van [minderjarige] naar een voorziening voor pleegzorg danwel een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van Gessel, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 18 april 2025, in tegenwoordigheid van Joosen, griffier.