ECLI:NL:RBZWB:2025:3061

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 maart 2025
Publicatiedatum
20 mei 2025
Zaaknummer
C/02/431959 JE RK 25-279
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Jong
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige met ernstige ontwikkelingsbedreigingen

Op 20 maart 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter constateert dat de situatie van [minderjarige] sinds de aanvang van de ondertoezichtstelling ongewijzigd is gebleven, wat leidt tot ernstige zorgen over zijn ontwikkeling. De gecertificeerde instelling, WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING EN JEUGDRECLASSERING, heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling voor een jaar, omdat er nog steeds geen zicht is op de problematiek van [minderjarige]. De moeder van [minderjarige] is belast met het ouderlijk gezag en heeft in het verleden enige medewerking verleend aan de hulpverlening, maar heeft zich recentelijk onttrokken aan de GI en de hulpverlening. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de GI niet de regie heeft gepakt die nodig is voor [minderjarige] en zijn moeder. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot 4 juli 2025, met een tussentijds toetsingsmoment voor de stand van zaken en de inzet van hulpverlening. De kinderrechter verwacht dat de GI in de komende drie maanden stappen gaat zetten om de situatie van [minderjarige] te verbeteren.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/431959 JE RK 25-279
Datum uitspraak: 20 maart 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING EN JEUGDRECLASSERING,
locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2015 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
bijgestaan door mr. C.C.J. Mouwen, advocaat te Tilburg,
De kinderrechter merkt als informant aan:
[de vader],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt het volgende stuk mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 11 februari 2025.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 20 maart 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder bijgestaan door mr. Mouwen;
  • een vertegenwoordiger van de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
Bij beschikking van 4 april 2022 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI tot 4 augustus 2022. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst met ingang van 4 april 2024 tot 4 april 2025.
2.3.
[minderjarige] woont bij de moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
De GI onderbouwt het verzoek met het volgende. Bij [minderjarige] is er sprake van kindeigen problematiek op diverse leefgebieden. Er zijn al geruime tijd grote zorgen over [minderjarige] zijn ontwikkeling. Volgens de GI onttrekt de moeder zowel zichzelf als [minderjarige] aan het zicht van de GI en de hulpverlening. De GI vindt het noodzakelijk dat er hulpverlening komt voor zowel de moeder als [minderjarige] en dat de communicatie tussen de moeder en de GI verbetert. In de afgelopen periode heeft de moeder in eerste instantie meegewerkt met de begeleiding vanuit de GI. Daarbij bleek het helpend dat de mentor van de moeder haar kon begeleiden in deze contacten. Vanuit de GI is een traject vanuit [hulpverlening] ingezet. De moeder heeft hieraan meegewerkt en heeft haar eigen moeder gevraagd om als [hulpverlening] te functioneren voor [minderjarige] . De moeder gaf aan daarnaast bezig te zijn met hulpverlening te zoeken voor zichzelf. De GI heeft na de zomer gedurende een aantal maanden geprobeerd om in contact te komen met de moeder. De moeder reageerde niet op appjes en e-mails en nam haar telefoon niet op. Uit contact met de school is gebleken dat [minderjarige] al 85 verzuimuren had. De school gaf aan dat [minderjarige] het goed doet op school, maar dat hij zo weinig aanwezig is dat zijn leerachterstand alleen maar groter wordt. Doordat [minderjarige] door de moeder wel afgemeld wordt, zijn de meldingen niet doorgezet naar leerplicht. De school gaf daarnaast aan dat de moeder de school nooit op de hoogte heeft gesteld dat er sprake was van een ondertoezichtstelling, waardoor de school ook niet wist dat de GI betrokken was. De GI heeft naar aanleiding van deze informatie een gesprek gehad met de moeder en haar mentor. Na een aantal afzeggingen heeft dit gesprek pas plaatsgevonden in januari 2025. De moeder toonde in dit gesprek aanvankelijk veel weerstand richting de GI. De moeder heeft uiteindelijk aangegeven dat ze erg veel moeite heeft met [minderjarige] in de thuissituatie. [minderjarige] geeft vaak aan dat zijn hoofd vol zit en kan zichzelf in deze situaties fysiek pijn doen. Daarnaast doet [minderjarige] volgens de moeder soms suïcidale uitspraken. De GI en de mentor van de moeder hebben haar uitgelegd dat de problemen van [minderjarige] heel complex zijn en dat [minderjarige] gespecialiseerde hulpverlening nodig heeft. De moeder heeft tijdens dit gesprek aangegeven dat ze akkoord gaat met het aanvragen van een breed onderzoek voor [minderjarige] , zodat in kaart kan worden gebracht wat er precies speelt bij [minderjarige] en welke vorm(en) van hulpverlening het meest passend is. De GI is van mening dat het noodzakelijk is dat de ondertoezichtstelling verlengd wordt, nu er nog steeds geen zicht is op de precieze problematiek van [minderjarige] . De komende periode zal duidelijk moeten worden wat de meest passende hulpverlening is voor [minderjarige] en in hoeverre de moeder in staat is om blijvend mee te werken met de begeleiding vanuit de GI en de in te zetten hulpverlening. De GI erkent dat het door de wisselingen in jeugdbeschermer voor de moeder onduidelijk is geweest wie zij kon benaderen. De eerder betrokken jeugdbeschermer is terug na een ziekteperiode en is weer in samenwerking met de moeder. [minderjarige] is inmiddels aangemeld voor een breed onderzoek bij de [specialistische observatie] . De moeder is momenteel weer goed in contact met de GI. Ook gaat [minderjarige] sinds januari 2024 weer regelmatig naar school. Volgens de GI is een gedwongen kader nog nodig, om de benodigde hulpverlening op te starten. De moeder werkt nu mee, maar kan op momenten dat zij overvraagd wordt de hulpverlening afhouden. De GI overweegt om voorafgaand aan het breed onderzoek opvoedondersteuning bij de moeder in te zetten, omdat de problematiek van [minderjarige] de moeder overstijgt.
4.2.
Door en namens de moeder is het volgende naar voren gebracht. Volgens de moeder werkt zij wel samen met de GI om hulp voor [minderjarige] te regelen. De moeder heeft er moeite mee dat de GI ineens voor de deur staat en haar intimideert. Het is voor de moeder niet duidelijk wie zij bij de GI kan benaderen. Zij staat open voor hulp en wil meewerken aan het breed onderzoek. De moeder vindt het voor [minderjarige] verschrikkelijk dat hij dit door moet maken. Hij geeft soms aan dat zijn hoofd vol zit. De moeder kan hem op die momenten niet bereiken. De moeder wil graag leren hoe zij het beste met [minderjarige] om kan gaan. De moeder ziet ook dat [minderjarige] in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Hij heeft een extreem laag zelfbeeld. De moeder wil dat er snel hulp komt voor [minderjarige] . De moeder ontkent dat zij weerstand heeft naar de hulpverlening en dat zij niet meewerkt. De moeder voelt zich niet gezien en geholpen door de GI. Haar vertrouwen in de hulpverlening is hierdoor laag. De moeder is blij met de terugkeer van de jeugdbeschermer. Zij hoopt dat er snel hulp voor haar en [minderjarige] komt. Zo zou de moeder graag zien dat er alvast gestart wordt met speltherapie voor [minderjarige] . Zij hoopt dat de GI de regie oppakt en de nodige hulpverlening inzet. De moeder vraagt om de ondertoezichtstelling in duur te beperken, zodat er een toetsingsmoment is. Afhankelijk van de situatie op dat moment kan er beoordeeld worden of het resterende deel van het verzoek nog mondeling behandeld moet worden, of dat dit verder op de stukken kan worden afgedaan.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
5.2.
Op grond van artikel 1:260 lid 1 BW kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
5.3.
Op basis van de voorliggende stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht is de kinderrechter gebleken dat de gronden voor verlenging van de ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig zijn. [minderjarige] wordt, gezien de huidige omstandigheden, nog steeds ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd. Bij [minderjarige] is sprake van een fors schoolverzuim, waardoor hij achter loopt in zijn ontwikkeling. Hij krijgt niet de juiste hulp, omdat de moeder zichzelf en [minderjarige] steeds heeft onttrokken aan het zicht van de GI, de school en de betrokken hulpverlening. De GI is er nog steeds niet in geslaagd om het patroon bij de moeder te doorbreken en de voor [minderjarige] noodzakelijke hulp in te zetten.
5.4.
De kinderrechter stelt met verbazing vast dat de situatie sinds het begin van de ondertoezichtstelling nog ongewijzigd is. De situatie van [minderjarige] is schrijdend. Al in de beschikkingen van 4 april en 1 december 2022 heeft de kinderrechter grote zorgen uitgesproken over de ontwikkeling van [minderjarige] , maar ook over de wijze waarop de GI de ondertoezichtstelling heeft uitgevoerd. Ook nu moet de kinderrechter weer constateren dat de situatie nog steeds is doorbroken door middel van de inzet van hulpverlening voor [minderjarige]
en de moeder, laat staan duidelijkheid over welke hulp dit voor [minderjarige] moet zijn en wat er nodig is aan de zijde van de moeder om de ontwikkelingsbedreiging bij [minderjarige] weg te nemen. Het draagt er niet aan bij dat de pogingen om in contact met de moeder te komen beperkt zijn gebleven. Dat er nog geen verbetering is in de situatie van [minderjarige] is dan ook niet alleen te wijten aan de weerstand bij de moeder in het contact met de GI, maar ook aan de GI, die niet de regie heeft gepakt, die er voor [minderjarige] en zijn moeder nodig was. Wil een ondertoezichtstelling van [minderjarige] doelmatig zijn, dan moet er op korte termijn iets gebeuren om de (opvoed)situatie van [minderjarige] te doorbreken. [minderjarige] en de moeder kunnen niet langer wachten op hulp. Het volstaat niet langer om alleen afspraken met de moeder te maken en deze daarna niet op te volgen. Er moet ook daadwerkelijk hulp worden ingezet. In het geval dat deze hulp niet wordt geaccepteerd, dan ligt het voor de hand dat de GI doorpakt, bijvoorbeeld door het geven van een schriftelijke aanwijzing. Indien de moeder dan alsnog niet meewerkt dan zal de GI zich moeten beraden op de vervolgstap die zij geraden acht.
5.5.
De kinderrechter is gelet op het voorgaande van oordeel dat een verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] nog steeds noodzakelijk is. Gelet op de beperkte ontwikkelingen in het afgelopen jaar, ziet de kinderrechter reden om de situatie van [minderjarige] nauwlettend te monitoren. De kinderrechter zal het verzoek van de GI dan ook voor beperkte duur, te weten voor de duur van
drie maanden, te weten
tot 4 juli 2025, toewijzen en het resterende deel van het verzoek aanhouden tot
4 juni 2025 Pro Forma. De kinderrechter verwacht dat de GI haar voor die datum informeert over de stand van zaken, over het verloop van het breed onderzoek en over wat de GI, buiten huisbezoeken, heeft gedaan om concrete hulp voor [minderjarige] en (opvoedondersteuning voor) de moeder in te zetten. Het is van belang dat de GI de kinderrechter va actuele informatie voorziet over deze punten. De advocaat van de moeder krijgt de gelegenheid om binnen twee weken op het bericht van de GI te reageren en om aan te geven of er behoefte is aan een nadere mondelinge behandeling. De kinderrechter vertrouwt er op dat de GI in de komende drie maanden stappen gaat zetten. Aan de moeder is duidelijk gemaakt dat zij zich zal moeten openstellen voor de regie door de GI. Het biedt vertrouwen dat de reeds betrokken jeugdbeschermer een bekend gezicht is voor de moeder en er bereidheid is tot samenwerking.
5.6.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 4 april 2025 tot 4 juli 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
houdt de behandeling van het resterende deel van het verzoek aan tot
4 juni 2025 PRO FORMAin afwachting van het schriftelijk verslag van de GI over de actuele stand van zaken over het verloop van het breed onderzoek en wat de GI heeft gedaan om concrete hulp voor [minderjarige] en de moeder in te zetten. De advocaat van de moeder krijgt daarna maximaal twee weken de gelegenheid om hierop te reageren, waarna beoordeeld zal worden of een nadere mondelinge behandeling ingepland moet worden of dat de zaak op de stukken kan worden afgedaan;
6.4.
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2025 door mr. De Jong, kinderrechter, in tegenwoordigheid van Joosen, als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 2 april 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.