ECLI:NL:RBZWB:2025:3066

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 mei 2025
Publicatiedatum
21 mei 2025
Zaaknummer
BRE 24-6482
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van het UWV tot betaling van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 mei 2025, wordt het verzoek van verzoekster om een proceskostenveroordeling tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) beoordeeld. Verzoekster had eerder beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 23 juli 2024, maar trok dit beroep in nadat het UWV op 29 januari 2025 een gewijzigde beslissing op bezwaar had genomen. De rechtbank oordeelt dat het UWV geheel tegemoet is gekomen aan verzoekster, waardoor het verzoek om proceskostenveroordeling gegrond is. De rechtbank wijst het verzoek toe en kent verzoekster een vergoeding van € 907,- toe voor de gemaakte proceskosten, aangezien de gemachtigde van verzoekster een beroepschrift heeft ingediend. Daarnaast moet het UWV het door verzoekster betaalde griffierecht van € 51,- vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter I.M. Josten en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/6482 WIA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 mei 2025 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. A.A. Stoop-Klaassen),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoekster om een veroordeling van het UWV in de proceskosten. Verzoekster heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van haar beroep tegen het besluit van het UWV van 23 juli 2024. Zij heeft het beroep ingetrokken omdat het UWV op 29 januari 2025 een gewijzigde beslissing op bezwaar heeft genomen.
1.1.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is het UWV aan verzoekster tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of het UWV geheel of gedeeltelijk aan verzoekster is tegemoetgekomen.
Op 27 augustus 2024 heeft verzoekster beroep ingesteld tegen het besluit van 23 juli 2024. Het UWV heeft op 29 januari 2025 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen. Met deze beslissing is het UWV tegemoetgekomen aan het beroep van verzoekster.
Welk bedrag aan proceskosten moet het UWV aan verzoekster vergoeden?
5. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe. Verzoekster krijgt een vergoeding van haar proceskosten. Het UWV moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 907,- omdat de gemachtigde van verzoekster een beroepschrift heeft ingediend. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
Krijgt verzoekster een vergoeding van het griffierecht?
6. De rechtbank wijst erop dat het UWV verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 51,- te vergoeden. [3] Verzoekster moet zich hiervoor dan ook tot het UWV wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV tot betaling van € 907,- aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van G.A. Klop, griffier, op 21 mei 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.