ECLI:NL:RBZWB:2025:3069

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 mei 2025
Publicatiedatum
21 mei 2025
Zaaknummer
02-025011-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen door zorgverlener met cliënt

Op 21 mei 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een zorgverlener die zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met een aan hem toevertrouwde cliënt. De verdachte, geboren in 1965, was werkzaam op een zorgboerderij en heeft op 28 november 2023 tijdens een incident met de cliënt, een 27-jarige vrouw met een licht verstandelijke beperking, ontucht gepleegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de borst en het sleutelbeen van de cliënt heeft aangeraakt, wat in strijd is met de sociaal-ethische norm. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat de aanraking per ongeluk was, maar de rechtbank achtte deze verklaring niet aannemelijk. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk handelingen heeft verricht die als ontuchtig kunnen worden gekwalificeerd, gezien de kwetsbaarheid van de cliënt en de machtsverhouding tussen hen. De rechtbank legde de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand op, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 60 uur. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een verbod op contact met cliënten van de zorgboerderij. De benadeelde partij, de cliënt, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat zij onvoldoende bewijs had geleverd van geestelijk letsel.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-025011-24
vonnis van de meervoudige kamer van 21 mei 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1965 te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
raadsvrouw mr. K.C.A.M. Oomen, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 7 mei 2025, waarbij de officier van justitie, mr. S.A.A.P. van Hees, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met een aan zijn zorg toevertrouwde cliënt.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Daartoe voert zij aan dat verdachte heeft erkend dat hij het sleutelbeen en de borst van [slachtoffer] heeft aangeraakt. Dit betreft handelingen van seksuele aard die in de specifieke context (te weten tussen cliënt zorgboerderij en haar verzorger in een intieme setting met rug cliënt tegen de buik van verzorger) in strijd zijn met de sociaal-ethische norm.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak van het ten laste gelegde feit. Er kan niet worden gesproken van een ontuchtige handeling omdat het opzet ontbreekt.
4.2.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld, zullen de bewijsmiddelen worden opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis wordt gehecht.
4.2.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De verdediging heeft bepleit dat verdachte weliswaar de borst van [slachtoffer] heeft aangeraakt, maar dat dit niet met opzet is gebeurd. [slachtoffer] maakte immers zelf een beweging toen verdachte haar sleutelbeen masseerde, waardoor de hand van verdachte naar de borst van [slachtoffer] doorschoot. Op de zitting heeft verdachte toegelicht dat hij bij eerdere verklaringen tegen zijn dochter en andere medewerkers van de zorgboerderij en [hulpverlening] woorden verkeerd heeft geformuleerd omdat hij in een shocktoestand verkeerde. Hierdoor is niet duidelijk naar voren gekomen dat de aanraking per ongeluk is gebeurd. De rechtbank zal dit verweer hieronder nader bespreken.
Vaststaande feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt de volgende feiten en omstandigheden vast. Verdachte was op 28 november 2023 samen met [slachtoffer] in de paardenstal om de paarden te voederen. In de stal stond verdachte met zijn rug tegen het hooi aan. Nadat [slachtoffer] klaar was met voederen, leunde zij met haar rug tegen de buik van verdachte aan. Verdachte heeft vervolgens haar sleutelbeen gemasseerd. Daarna heeft hij met zijn hand onder de kleding haar borst aangeraakt en vastgepakt. [slachtoffer] schrok hiervan en ze draaide zich om. Verdachte ritste hierna [slachtoffer] blouse dicht en ze verlieten de paardenstal.
Opzet
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte, te weten dat het aanraken van de borst per ongeluk ging, niet aannemelijk is en schuift deze ter zijde. Daartoe overweegt zij als volgt.
Kort na het incident heeft [slachtoffer] aan een andere cliënte verteld dat verdachte haar borst heeft vastgepakt. Direct daarna heeft zij hetzelfde verteld aan de dochter van verdachte, die ook begeleider was op de zorgboerderij. Vervolgens heeft ook verdachte uit zichzelf aan zijn dochter verteld dat hij [slachtoffer] borst heeft vastgepakt, terwijl hij niet met aangeefster had gesproken op dat moment. Hij heeft dit daarna herhaald richting andere medewerkers en later ook tegenover de directeur van zijn werkgever [hulpverlening] . Hier komt bij dat verdachte tegen medewerkers en zijn dochter voorts heeft gezegd dat hij “stout” is geweest, dat hij “zo ontzettend stom” is geweest, dat wat er is gebeurd “gruwelijk fout” was, dat hij “fors over een grens” was gegaan en dat het “uit de hand gelopen was”. Tijdens het gesprek met de directeur lag verdachte huilend met zijn hoofd op tafel en riep: “Wat heb ik toch gedaan?” Deze uitlatingen passen niet bij iemand die per ongeluk een borst heeft aangeraakt. Invoelbaar is dat verdachte door het feit en de emoties bij hemzelf en [slachtoffer] als gevolg daarvan in een shock verkeerde. Niet aannemelijk is echter dat verdachte daardoor in bijna alle gesprekken erna het cruciale onderdeel zou zijn vergeten te benoemen dat het aanraken van de borst per ongeluk ging en/of dit door verkeerde woordkeuzes onvoldoende zou hebben benadrukt. De gemoedstoestand en de uitlatingen van verdachte passen veel meer bij een persoon die zich realiseert dat hij over de schreef is gegaan en dat dit gedrag verstrekkende consequenties zal hebben.
Nu de verklaring die verdachte op zitting heeft gegeven ter zijde wordt geschoven, is de rechtbank van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat sprake is van opzet bij verdachte.
Ontucht
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden, is of het masseren van het sleutelbeen en het vastpakken van de borst kan worden aangemerkt als een ontuchtige handeling. Van ontucht is sprake als een handeling kan worden aangemerkt als een seksuele handeling die in strijd is met de sociaal-ethische norm. Daarbij zijn de omstandigheden van het geval, bijvoorbeeld een (ongelijkwaardige) verhouding tussen de betrokken personen, van belang.
Verdachte was begeleider van [slachtoffer] op de zorgboerderij. [slachtoffer] was destijds een 27-jarige kwetsbare persoon met een licht verstandelijke beperking, die afhankelijk was van zorg en begeleiding door [hulpverlening] . Zij woonde op dat moment ‘zelfstandig’ in een 24-uurssetting van [hulpverlening] , werkte op de zorgboerderij van verdachte en had een mentor. Ook haar moeder vervulde nog een rol in haar zorg. Ten slotte had zij een misbruikverleden. Verdachte was hiervan ook op de hoogte. Op het moment van het incident was verdachte alleen met [slachtoffer] in een kleine ruimte. [slachtoffer] leunde tegen hem aan, wat een intieme situatie opleverde. Verdachte masseerde vervolgens haar sleutelbeen en pakte de borst vast. Onder deze omstandigheden is dit een seksuele handeling die in strijd is met de sociaal-ethische norm. De handelingen dragen daarom een ontuchtig karakter.
Conclusie
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte, terwijl hij werkzaam was in de maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] door haar sleutelbeen te masseren en haar borst vast te houden.
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 28 november 2023 te [woonplaats] , gemeente Hilvarenbeek terwijl hij werkzaam was in de maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] ( [geboortedag 2] 1996), die zich als cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, immers heeft hij, verdachte, als begeleider van [hulpverlening] en als begeleider op (tevens eigenaar van) de [zorgboerderij] in zijn relatie met haar
- de borst en het sleutelbeen van die [slachtoffer] vastgepakt en
- het sleutelbeen van die [slachtoffer] gemasseerd.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 120 uur, bij niet voltooiing te vervangen door 60 dagen hechtenis. Daarnaast eist zij een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met een proeftijd van twee jaar, met de bijzondere voorwaarden zoals deze zijn geadviseerd door de reclassering. Tot slot vordert de officier een beroepsverbod van drie jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat een gevangenisstraf niet passend is. Ook de taakstraf die de officier van justitie heeft gevorderd, is te hoog. Een taakstraf van een lager aantal uren is passender.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden (vul de feitaanduidingen in)van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Enerzijds betrekt de rechtbank bij het opleggen van de straf omstandigheden die de rechtbank verdachte zwaar aanrekent. Verdachte heeft als begeleider ontuchtige handelingen bij zijn cliënt [slachtoffer] verricht. Daarmee heeft hij een harde en duidelijke grens overschreden. Artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht is in het leven is geroepen om kwetsbare personen zoals [slachtoffer] die afhankelijk zijn van zorg en moeite hebben hun eigen grenzen te bewaken, te beschermen. De relatie tussen verdachte als zorgverlener en de aan zijn zorg toevertrouwde cliënte [slachtoffer] schept voor verdachte een bijzondere en zware verantwoordelijkheid. Verdachte had zich met zijn kennis van de kwetsbaarheid van [slachtoffer] hiervan bewust moeten zijn geweest. Het was aan hem om de harde en duidelijke grenzen te bewaken. Dit geldt vooral nu [slachtoffer] een misbruikverleden had waar verdachte van op de hoogte was. Met zijn handelen heeft verdachte een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en persoonlijke waardigheid van [slachtoffer] . Daarnaast weegt de rechtbank mee dat verdachte geen echte verantwoordelijkheid heeft genomen voor het bewezenverklaarde feit. Hij is op zitting blijven verklaren dat hij de borst van het slachtoffer per ongeluk heeft aangeraakt.
Anderzijds zijn er een aantal voor verdachte verzachtende omstandigheden. Verdachte is na 18 jaar inmiddels uit dienst van [hulpverlening] . Hij is op staande voet ontslagen na het delict en kan niet langer als begeleider werkzaam zijn op zijn zorgboerderij. Verder weegt de rechtbank mee dat de handelingen beperkt zijn gebleven tot één moment van aanraking op het sleutelbeen en de borst. De rechtbank benadrukt dat dit niets afdoet aan de inbreuk op de lichamelijk integriteit en persoonlijke waardigheid van [slachtoffer] . Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 24 april 2025. De reclassering signaleert dat verdachte mogelijk onvoldoende zicht heeft op de grenzen van anderen en welk gedrag in contact met een kwetsbare doelgroep passend is. Op de zitting heeft verdachte verklaard dat hij zich beseft dat hij zich anders zal moeten opstellen en dat hij open staat voor een behandeling indien de rechtbank dit nodig vindt. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, te weten meldplicht bij reclassering, ambulante behandeling en vermijden van contact met cliënten van de zorgboerderij. De rechtbank verenigt zich met de conclusies van voornoemd rapport en zij neemt de adviezen over. Ook constateert de rechtbank dat het tenlastegelegde al enige tijd geleden heeft plaatsgevonden, namelijk op 28 november 2023. Verdachte verkeert al ruim anderhalf jaar in onzekerheid over de afloop van de strafzaak. De rechtbank zal rekening houden met dit tijdsverloop. Tot slot heeft de rechtbank kennisgenomen van het strafblad van verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Strafoplegging
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om een lagere straf op te leggen dan de officier van justitie heeft geëist. Daarbij heeft de rechtbank ook gekeken naar straffen die worden opgelegd bij soortgelijke feiten. De rechtbank houdt er verder rekening mee dat het taakstrafverbod in dit geval niet aan de orde is. Dit verbod geldt bij een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld en dat een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ten gevolge heeft gehad. Van een inbreuk op het lichamelijke integriteit is weliswaar sprake, maar niet van een ernstige inbreuk zoals bedoeld in de wet.
Alles afwegende legt de rechtbank aan verdachte op een taakstraf voor de duur van 60 uren bij niet-voltooiing te vervangen door 30 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf van1 maand, met een proeftijd van twee jaar. Aan het voorwaardelijke strafgedeelte worden de bijzondere voorwaarden verbonden zoals geadviseerd door de reclassering. Met de straf wil de rechtbank enerzijds de ernst van het feit benadrukken en anderzijds verdachte ervan weerhouden om in de toekomst wederom soortgelijke strafbare feiten te plegen.
De rechtbank ziet tot slot geen aanleiding om een beroepsverbod op te leggen.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een immateriële schadevergoeding van € 1.500,-.
Immateriële schade komt voor vergoeding in aanmerking indien er sprake is van een geval als bedoeld in artikel 6:106 Burgerlijk Wetboek. [slachtoffer] stelt dat zij op een andere wijze, namelijk door geestelijk letsel, in haar persoon is aangetast. Om voor vergoeding van geestelijk letsel in aanmerking te komen, is volgens vaste rechtspraak meer nodig dan meer of minder sterk psychisch onbehagen. Een nadere en toereikende toelichting dat daarvan sprake is, ontbreekt. De enkele eigen beschrijving dat zij overstuur en verdrietig was, maanden thuis in angst zat en dat ze nooit goed afscheid heeft kunnen nemen van de zorgboerderij, zonder bijvoorbeeld een toelichting van een huisarts, begeleider of behandelaar, is daartoe onvoldoende. [slachtoffer] heeft onvoldoende gesteld dat zij op andere wijze in haar persoon is aangetast en zal daarom niet-ontvankelijk in haar vordering worden verklaard. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 249 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
werkzaam in de maatschappelijke zorg, ontucht plegen met iemand die zich als cliënt aan zijn hulp/zorg heeft toevertrouwd
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* Meldplicht bij reclassering
dat verdachte zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering
Nederland op het adres Ringbaan-West 275, 5037 PD Tilburg meldt. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
* Ambulante behandeling
dat verdachte, indien de reclassering het nodig acht, zich laat zich behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
* Vermijden contact met cliënten van de zorgboerderij
dat verdachte één op één contacten met cliënten van de zorgboerderij vermijdt te hebben. Als contacten onvermijdelijk zijn, zorgt betrokkene dat andere werknemers hierbij aanwezig zijn of er zicht op hebben.
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 60 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
30 dagen;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
Dit vonnis is gewezen door mr. P.L. Cheung, voorzitter, mr. E.B. Prenger mr. J.F.C. Janssen en, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Verdult, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 21 mei 2025.
Mr. P.L. Cheung is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 28 november 2023 te [woonplaats] , gemeente Hilvarenbeek, althans
in Nederland,
terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg,
ontucht heeft gepleegd
met [slachtoffer] ( [geboortedag 2] 1996), die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes
hulp en/of zorg had toevertrouwd, immers heeft hij, verdachte, als begeleider van
[hulpverlening] en/of als begeleider bij/op (tevens eigenaar van) de zorgboerderij
" De [zorgboerderij] " in zijn relatie met haar
- de borst(en) en/of sleutelbenen/schouder(s) van die [slachtoffer]
vastgepakt/vastgehouden en/of
- de sleutelbenen/schouder(s) van die [slachtoffer] gemasseerd en/of
- in de borst(en) van die [slachtoffer] geknepen en/of/althans de borst(en) van die [slachtoffer]
betast/gestreeld/aangeraakt;
( art 249 lid 2 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht )