ECLI:NL:RBZWB:2025:3071

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 mei 2025
Publicatiedatum
21 mei 2025
Zaaknummer
02-006563-92
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling met één jaar in verband met gezondheidsproblemen en recidivegevaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 mei 2025 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van een betrokkene, geboren in 1956, die momenteel verblijft in een tbs-kliniek. De officier van justitie had op 8 april 2025 een vordering ingediend tot verlenging van de tbs met één jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis en stoornissen in middelengebruik, en dat hij in maart 2024 is gediagnosticeerd met longkanker in een vergevorderd stadium zonder kans op genezing. De behandeling in de tbs-instelling is gericht op het bieden van passende zorg en kwaliteit van leven.

Tijdens de zitting is de officier van justitie, mr. E.M.H.B.C. van Aalst, gehoord, evenals de betrokkene en zijn raadsman, mr. J.A.W. Knoester. De rechtbank heeft ook deskundigen gehoord, waaronder psychiater dr. [persoon 1] en gz-psycholoog [persoon 2]. De tbs-instelling heeft geadviseerd tot verlenging van de tbs, waarbij het recidivegevaar als hoog wordt ingeschat, vooral gezien de gezondheidstoestand van de betrokkene. De rechtbank heeft de adviezen van de tbs-instelling en de psychiater gevolgd en geoordeeld dat de verlenging van de tbs noodzakelijk is om de veiligheid van anderen te waarborgen.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de tbs van de betrokkene met één jaar te verlengen, waarbij de gezondheidstoestand van de betrokkene en het risico op recidive zwaar hebben meegewogen in de beslissing. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02-006563-92
beslissing van de meervoudige kamer van 16 mei 2025
op de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1956 te [geboorteplaats] ,
verblijvende bij de [tbs-kliniek] , locatie [adres] .

1.De stukken

Het dossier bevat onder meer de volgende stukken:
- de vordering van de officier van justitie van 8 april 2025, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met één jaar;
- de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van betrokkene over de periode van 3 april 2024 tot en met 31 december 2024;
- het Pro Justitia rapport van psychiater dr. [persoon 1] van 17 januari 2025;
- het Pro Justitia weigerrapport tbs-verlenging van gz-psycholoog [persoon 2] van
23 januari 2025;
- het verlengingsadvies van de [tbs-kliniek] (hierna: de tbs-instelling) van
27 maart 2025.

2.De procesgang

Bij vonnis van de arrondissementsrechtbank Breda van 5 januari 1993 is betrokkene voor het plegen van afpersing, wederrechtelijke vrijheidsberoving, verkrachting, diefstal in vereniging en verduistering, veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf en tbs met verpleging van overheidswege. De rechtbank constateert dat het hier gaat om misdrijven als bedoeld in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De tbs is op 31 juli 1996 aangevangen. Bij beslissing van 24 mei 2024 is de tbs laatstelijk verlengd met één jaar.
Tijdens het onderzoek ter openbare terechtzitting van de rechtbank van 16 mei 2025 is de officier van justitie mr. E.M.H.B.C. van Aalst gehoord. Daarnaast is betrokkene gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.A.W. Knoester, advocaat te Den Haag. Als deskundige is [persoon 3] gehoord, werkzaam als gz-psycholoog bij de tbs-instelling.

3.Het advies van de tbs-instelling

De tbs-instelling adviseert tot verlenging van de tbs met één jaar. Betrokkene is gediagnosticeerd met een antisociale persoonlijkheidsstoornis en stoornissen in middelengebruik. Ook is er sprake van een hoge mate van psychopathie. In maart 2024 is vastgesteld dat betrokkene longkanker in een vergevorderd stadium heeft en zonder
kans op genezing. De behandeling en bijkomende begeleiding van betrokkene in de tbs-instelling zijn dan ook vooral gericht op het bieden van passende zorg en kwaliteit van leven. Alhoewel het risico op terugval in (seksueel) gewelddadig gedrag zonder tbs-kader als laag wordt ingeschat, moet hierbij benadrukt worden dat bij deze inschatting rekening is gehouden met het feit dat betrokkene ongeneeslijk ziek is. Gelet op deze medische prognose is het niet realistisch om langer dan enkele maanden tot maximaal één jaar vooruit te blikken. De verwachting is echter dat het risico op terugval in (seksueel) gewelddadig gedrag zonder tbs-kader zou oplopen als dit wordt ingeschat voor een meerjarige periode, met name bij langdurig sociaal-maatschappelijk afglijden, inclusief middelengebruik. Daarnaast is de verwachting dat betrokkene zonder het huidige tbs-kader onvoldoende in staat zal zijn om passende medische zorg te organiseren, zonder daarbij zijn netwerk te overbelasten, zodat dit kader ook passend wordt geacht in termen van behoud van kwaliteit van leven.

4.De adviezen van de externe gedragsdeskundigen

Ook psychiater [persoon 1] adviseert tot verlenging van de tbs met één jaar. Betrokkene kampt met een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale en borderline trekken en met een stoornis in middelengebruik, in langdurige remissie. Somatisch lijdt betrokkene aan terminale longkanker. Het recidivegevaar bij beëindiging van de tbs wordt als hoog ingeschat, uitgaande van de hypothetische situatie dat betrokkene in goede gezondheid zou verkeren. Gezien dit recidivegevaar en de gezondheidstoestand van betrokkene is voortzetting van zijn huidige longcare plaatsing in [afdeling] te adviseren. Daar kan zijn toestand gemonitord worden. Als er verandering komt in zijn functioneren, kan er direct ingegrepen worden. Over een jaar kan dan, afhankelijk van zijn gezondheidstoestand, beoordeeld worden wat het vervolgtraject zal zijn. Dan zal het recidivegevaar nogmaals onderzocht moeten worden.
Psycholoog [persoon 2] schrijft dat betrokkene zijn keuze om geen medewerking te verlenen aan ook nog een psychologisch onderzoek, op duidelijke en resolute wijze heeft verwoord en dat deze keuze goed invoelbaar is. Evident is dat betrokkene zich in de eindfase van zijn leven bevindt en het is goed voorstelbaar dat hij in deze fase geen behoefte heeft aan veranderingen en daarom zelf een voorkeur uitspreekt voor verlenging van de tbs, zodat een voor hem vertrouwde situatie gehandhaafd blijft.

5.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie is ter zitting bij de vordering de tbs met één jaar te verlengen gebleven.

6.Het standpunt van de verdediging

De verdediging verzet zich niet tegen toewijzing van de vordering. Betrokkene wil graag dat de tbs met één jaar wordt verlengd.

7.Het oordeel van de rechtbank

De tbs kan slechts worden verlengd indien de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de tbs eist. Het recidivegevaar moet nog aanwezig zijn en dient voort te vloeien uit een ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Gelet op de adviezen van de tbs-instelling en psychiater [persoon 1] wordt nog steeds voldaan aan dit wettelijke criterium, uitgaande van de hypothetische situatie dat betrokkene in goede gezondheid zou verkeren.
Gelet op de gezondheidstoestand van betrokkene zal de rechtbank de adviezen van de tbs-instelling en psychiater [persoon 1] volgen en de tbs met één jaar verlengen.

8.De beslissing.

De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van betrokkene met één jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.J.H. de Brouwer, voorzitter, mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos en mr. H. Remerie, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.A. Lemmens en is uitgesproken ter openbare zitting op 16 mei 2025.
De oudste en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.