ECLI:NL:RBZWB:2025:3074

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 maart 2025
Publicatiedatum
21 mei 2025
Zaaknummer
C/02/432800 / JE RK 25-444 en C/02/433177 / JE RK 25-504
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Jong
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met gedragsproblemen

In deze zaak heeft de kinderrechter op 20 maart 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de plaatsing van een minderjarige met forse gedragsproblemen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. De minderjarige, die al eerder gesloten was geplaatst, heeft hard gewerkt aan zijn problematiek en er was een geschikte open setting gevonden waar hij naartoe kon worden geplaatst. Echter, kort voor de geplande overplaatsing bleek er geen plaats beschikbaar te zijn, wat onterecht verwachtingen bij de minderjarige heeft geschept. Tijdens de mondelinge behandeling is er uitgebreid stilgestaan bij de motivatie van de minderjarige en de impact van de abrupte wending op zijn ontwikkeling. De kinderrechter heeft de betrokken partijen, waaronder de gecertificeerde instelling (GI) en de Raad voor de Kinderbescherming, gehoord en benadrukt dat de zorgvuldigheid voorop staat bij het bepalen van het perspectief van de minderjarige. De kinderrechter heeft uiteindelijk een machtiging verleend voor de gesloten plaatsing van de minderjarige tot 30 juni 2025, maar heeft het verzoek om een voorwaardelijke machtiging voor een open setting afgewezen, omdat er nog geen zicht was op een concrete plaatsing. De kinderrechter hoopt dat de betrokken instellingen lering trekken uit deze casus en zich inzetten voor de toekomst van de minderjarige.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/432800 / JE RK 25-444 en C/02/433177 / JE RK 25-504
Datum uitspraak: 20 maart 2025
Beschikking van de kinderrechter over een (voorwaardelijke) machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
locatie Tilburg,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2009 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] ,
advocaat mr. P. Doorakkers te Oosterhout.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
De
Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 10 maart 2025, ontvangen op 10 maart 2025;
  • de instemmingsverklaring van een gekwalificeerde gedragswetenschapper, drs. [naam] , GZ-psycholoog, van 7 maart 2025.
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 19 maart 2025, ontvangen op 19 maart 2025;
  • de instemmingsverklaring van een gekwalificeerde gedragswetenschapper, drs. [naam] , GZ-psycholoog, van 19 maart 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 20 maart 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • een vertegenwoordiger van de GI;
  • [minderjarige] met zijn advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter ook apart met [minderjarige] gesproken. Zijn advocaat was daarbij.

2.De feiten

2.1.
Bij beschikking van 3 juni 2014 is het gezag van de moeder over [minderjarige] beëindigd en is Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant belast met de voogdij over [minderjarige] . De GI treedt in deze op als de rechtsopvolger van Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant.
2.2.
Bij beschikking van 17 december 2024 is er een spoedmachtiging verleend om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 17 december 2024 voor de duur van twee weken, tot 31 december 2024, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek. Bij beschikking van 30 december 2025 is, aansluitend, een machtiging verleend om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 31 december 2024 tot 31 maart 2025.
2.3.
Ten tijde van het verlenen van de spoedmachtiging tot gesloten jeugdhulp verbleef [minderjarige] bij [het gezinshuis] in [plaats 1] . [minderjarige] verblijft momenteel bij de gesloten [jeugdhulpaccommodatie] (op de groep [groep] ) te [plaats 2] . [minderjarige] volgt onderwijs bij [school] te [plaats 2] .

3.De verzoeken

3.1.
De GI heeft in het verzoekschrift van 10 maart 2025 verzocht om een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp ten behoeve van [minderjarige] te verlenen voor de duur van drie maanden.
3.2.
De GI heeft op 18 maart 2025 te horen gekregen dat er nog geen plaats is voor [minderjarige] bij [accommodatie] en dat de gesloten plaatsing van [minderjarige] nog voortgezet moet worden tot het moment dat die open plaats wel beschikbaar komt. De GI heeft daarom op 19 maart 2025 verzocht om een machtiging te verlenen om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van drie maanden.

4.De standpunten

4.1.
De GI onderbouwt de verzoeken als volgt. Volgens de GI is de plaatsing in een gesloten setting bedoeld als een reset periode waarbij voor [minderjarige] een behandelplaats gezocht moet worden om los te komen van zijn omgeving en om te leren om de juiste keuzes te maken. De GI heeft een geschikte plaats gevonden in [accommodatie] . [accommodatie] is een behandel groep, met mogelijkheid tot doorstroom naar zelfstandigheid. De groep voelt aan als een gezinshuis, maar er is meer controle en begeleiding. [minderjarige] staat achter deze plaatsing en wil zo snel mogelijk doorgeplaatst worden. Na twee proefdagen en een gesprek met de begeleiders van [accommodatie] heeft [minderjarige] de twijfels weg kunnen nemen en is er ingestemd met een overplaatsing van [minderjarige] . In de gesprekken met [accommodatie] is steeds de indruk gewekt dat deze plaatsing voor afloop van de huidige machtiging gerealiseerd zou kunnen worden. Vandaar dat de GI heeft verzocht om een voorwaardelijke machtiging voor [minderjarige] . Pas op 18 maart 2025 is er vanuit [accommodatie] duidelijk gemaakt dat er voorlopig nog geen plaats is voor [minderjarige] , omdat er vanuit de groep nog niemand is doorgestroomd naar een vervolgplaats. Net als [minderjarige] is ook de GI zeer verontwaardigd over de gehele gang van zaken. Volgens de GI heeft [minderjarige] heel hard gewerkt om een doorplaatsing naar een open setting mogelijk te maken. Een plaatsing bij [accommodatie] zou, in aansluiting op de gesloten plaatsing, het best passen bij [minderjarige] . De GI ziet geen andere geschikte mogelijkheden voor plaatsing van [minderjarige] in een open setting. De GI kan dan ook niet anders dan weer om een machtiging voor plaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verzoeken. De GI vindt net als [minderjarige] dat hij binnen de gesloten accommodatie wel meer moet gaan oefenen met het omgaan met vrijheden. Vanuit [jeugdhulpaccommodatie] is al aangegeven dat er wordt gekeken naar het bieden van meer vrijheden aan [minderjarige] . De GI hoopt dat er op korte termijn wel een plaats voor [minderjarige] beschikbaar komt bij [accommodatie] . De GI gaat evenwel ook op zoek naar een andere geschikte plaats voor [minderjarige] , omdat hij ook door moet kunnen met zijn behandeling.
4.2.
[minderjarige] heeft in een gesprek met de kinderrechter in het bijzijn van zijn advocaat aangegeven dat hij erg teleurgesteld is geraakt door de gehele gang van zaken. [minderjarige] is steeds in de veronderstelling geweest dat hij voor 31 maart 2025 doorgeplaatst zou worden. Dat deze doorplaatsing op het allerlaatste moment wordt afgezegd is voor [minderjarige] een ontzettend bittere pil. [minderjarige] beseft dat hij een belast verleden heeft en dat hij begeleiding en behandeling nodig heeft om aan zichzelf te werken. Hij heeft bij [jeugdhulpaccommodatie] zijn best gedaan om te laten zien dat hij mee wil werken en dat hij zich aan de afspraken kan houden. [minderjarige] gebruikt geen drugs meer en werkt mee aan de urinecontroles. Daarnaast zijn inmiddels alle strafrechtelijke procedures afgerond en daar heeft [minderjarige] zich bij neergelegd. [minderjarige] wil als tegemoetkoming dat hij meer vrijheden krijgt bij [jeugdhulpaccommodatie] . Hij wil naar buiten kunnen en vaker op zijn telefoon kunnen. Pas dan stemt hij in met voortzetting van de gesloten plaatsing.
Namens [minderjarige] voegt de advocaat nog toe dat het hele verloop in aanloop op de overplaatsing naar [accommodatie] een grote impact heeft gehad op [minderjarige] . [minderjarige] was in de veronderstelling dat hij doorgeplaatst zou worden naar een plaats waar hij meer vrijheden zou krijgen. Dat hij, zonder zicht op een datum van doorplaatsing, langer bij [jeugdhulpaccommodatie] moet blijven, valt hem zeer rauw op zijn dak. [minderjarige] is heel bang om te falen en dat het hele traject naar een open setting mislukt. Hij heeft de kaders van de gesloten accommodatie nog nodig om de overstap naar een open setting te kunnen maken. De advocaat hoopt dat er snel duidelijkheid komt over de plaatsing bij [accommodatie] of een andere geschikte open setting. Op dat moment kunnen de voorwaarden voor een voorwaardelijke machtiging opgesteld en beoordeeld worden.
4.3.
De Raad stelt voorop dat zij veel vertrouwen heeft in de voogd van [minderjarige] en de mate waarin zij zich voor hem inzet. De Raad betreurt, net als de GI, dat het jeugdbeschermingsland vol zit, waardoor jongeren vastlopen in hun behandeltraject. De Raad begrijpt niet waarom [accommodatie] het instroomtraject met [minderjarige] is begonnen, nog voor dat er zicht was op een beschikbare plaats. Een voorwaardelijke machtiging kan op dit moment nog niet verleend worden en moet reeds om die reden al worden afgewezen. Als een plaatsing van [minderjarige] in een open setting over drie maanden nog niet gerealiseerd is, zal er sowieso een nieuwe machtiging verzocht moeten worden. De Raad vindt dat [minderjarige] als tegemoetkoming voor zijn harde werken meer vrijheden binnen [jeugdhulpaccommodatie] zou moeten krijgen. Het ligt zeker niet aan de inzet van [minderjarige] dat hij niet kan worden doorgeplaatst. De Raad heeft begrip voor de teleurstelling van [minderjarige] , maar hoopt dat hij daardoor de opwaartse lijn niet verloren laat gaan. De Raad staat, gelet op de huidige omstandigheden, achter het verzoek van de GI om een machtiging voor plaatsing in een gesloten accommodatie.

5.De beoordeling

C/02/433177 / JE RK 25-504
5.1.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is het volgende gebleken. [minderjarige] is een tienerjongen met een zeer belast verleden. Hij heeft in zijn vroege jeugd op veel verschillende plekken gewoond, voordat hij verder mocht opgroeien in een voor hem vertrouwd pleeggezin. In zijn eerste levensjaren heeft [minderjarige] geen basisveiligheid, adequate zorg en aandacht gehad. Bij [minderjarige] is – hierdoor – sprake van een reactieve hechtingsstoornis. De afgelopen jaren ontspoort het gedrag van [minderjarige] volledig en komt hij in risicovolle situaties terecht. Zijn pleegouders kunnen hem jammer genoeg niet meer de veiligheid bieden die hij nodig heeft. [minderjarige] is op 16 mei 2023 gesloten geplaatst en sindsdien is er gezocht naar een geschikte (behandel)plaats voor [minderjarige] . Die werd gevonden in een gezinshuis, maar vrij kort daarna gaat het echter weer slechter met [minderjarige] en vervalt hij weer in drugsgebruik. Gebleken is dat [minderjarige] overvraagd werd door het verblijf in het gezinshuis. Hij bleek betrokken te zijn in drugshandel en blowde ook zelf weer. Op 19 december 2024 is [minderjarige] opnieuw gesloten geplaatst. Deze plaatsing is net als de vorige keer bedoeld om tot een reset te komen en om voor [minderjarige] een geschikte vervolgplaats te vinden. [minderjarige] heeft zich de afgelopen periode bij [jeugdhulpaccommodatie] zo goed als mogelijk herpakt en is gemotiveerd voor een overplaatsing naar [accommodatie] . Door [accommodatie] is de indruk gewekt dat [minderjarige] voor 31 maart 2025 overgeplaatst zou gaan worden.
5.2.
De kinderrechter heeft met verbazing kennis genomen van het verzoek van de GI van 19 maart 2025 en wat er in aanloop naar dit verzoek is voorgevallen. Iedereen is het er over eens dat [minderjarige] van heel ver komt en zich bij [jeugdhulpaccommodatie] heeft ingezet om te komen waar hij nu is. Zijn huidige begeleiders hebben inmiddels zoveel vertrouwen in hem, dat zij een doorplaatsing naar een open setting mogelijk achten. [minderjarige] zag het helemaal zitten om naar [accommodatie] te gaan en om te gaan werken aan zijn toekomst. Nergens in dit hele traject lijkt er echter op enig moment aan [minderjarige] of de GI duidelijk te zijn gemaakt, dat hij er rekening mee moest houden dat een doorplaatsing langer op zich zou kunnen laten wachten. Dit maakt dat bij [minderjarige] onterecht verwachtingen zijn geschept ten aanzien van een mogelijke overplaatsing. De GI, zijn advocaat en de Raad hadden het, begrijpelijk, graag anders voor hem gezien.
5.3.
De kinderrechter acht het in het belang van [minderjarige] dat zijn verblijf binnen de voor hem vertrouwde omgeving in [jeugdhulpaccommodatie] wordt voortgezet in afwachting van een (spoedige) doorplaatsing naar een open setting. De kinderrechter is van oordeel dat jeugdhulp dit moment nog steeds noodzakelijk in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die hij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen (artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw)). De onafhankelijke gedragswetenschapper stemt in met de overbruggingsperiode die wordt verzocht. Dit maakt dat zij het verzoek van de GI om [minderjarige] langer op te nemen in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp zal toewijzen en wel voor de volledige duur als verzocht, te weten tot 30 juni 2025, nu het nog niet zeker is wanneer de GI en [accommodatie] de vervolgplaatsing van [minderjarige] daadwerkelijk zullen hebben gerealiseerd.
Ten overvloede
De abrupte wending in de afstemming met [accommodatie] heeft een flinke impact op [minderjarige] gehad. Tijdens de mondelinge behandeling is uitgebreid stil gestaan bij de mate waarin het [minderjarige] zal gaan lukken om zijn motivatie voor dit (of een ander geschikt) traject vast te houden. De kinderrechter betreurt deze gevolgen voor [minderjarige] en hoopt dat er binnen [accommodatie] lering wordt getrokken uit deze casus en zij zich zullen inzetten om hierover met [minderjarige] in gesprek te gaan.
In de periode die voorligt ligt het in de rede dat er binnen [jeugdhulpaccommodatie] met [minderjarige] gewerkt gaat worden met het omgaan met vrijheden zover hij dit aan kan. De kinderrechter hoopt dat hier aandacht voor is. De kinderrechter benadrukt verder dat zorgvuldigheid voorop staat bij het bepalen van [minderjarige] ’s perspectief. Zij gaat er vanuit dat de GI bij [accommodatie] blijft informeren of en wanneer er een plaats beschikbaar is, maar verwacht ook dat zij daarnaast op zoek gaat naar een andere geschikte open plaats voor [minderjarige] , mocht de plaatsing bij [accommodatie] (te) onzeker zijn.
C/02/432800 / JE RK 25-444
Het voorgaande brengt met zich dat de kinderrechter het verzoek om aansluitend een voorwaardelijke machtiging tot plaatsing van [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp afwijst. [minderjarige] blijft vooralsnog gesloten geplaatst en er is nog geen zicht op een concrete plaats voor [minderjarige] in een open setting. Het naast elkaar bestaan van twee machtigingen is wettelijk gezien niet mogelijk.
De kinderrechter gaat er vanuit dat de GI, zodra er een geschikte plaats voor [minderjarige] beschikbaar is, tijdig opnieuw een verzoek indient voor een voorwaardelijke machtiging tot plaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp en dat de GI de besproken aandachtspunten daarin betrekt.

6.De beslissing

De kinderrechter:
In de zaak met kenmerk C/02/433177 / JE RK 25-504
6.1.
verleent een machtiging om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp van 31 maart 2025 tot 30 juni 2025.
In de zaak met kenmerk C/02/432800 / JE RK 25-444
6.2.
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2025 door mr. De Jong, kinderrechter, in aanwezigheid van Joosen als griffier, en op schrift gesteld op 2 april 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.