ECLI:NL:RBZWB:2025:308

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 januari 2025
Publicatiedatum
23 januari 2025
Zaaknummer
C/02/430503 / JE RK 25-32 en C/02/430504 / JE RK 25-33
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Beer
  • mr. Hendriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van spoedmachtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen

Op 20 januari 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een minderjarige, geboren in 2008, die sinds 7 januari 2025 vermist is. De kinderrechter heeft een verzoek van het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Middelburg om een spoedmachtiging voor gesloten jeugdhulp toegekend, onder de voorwaarde dat de minderjarige niet in een specifieke accommodatie wordt geplaatst. De zaak betreft twee verzoeken: een spoedmachtiging (JE RK 25-32) en een reguliere machtiging (JE RK 25-33). De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen zijn die de ontwikkeling van de minderjarige ernstig belemmeren. De minderjarige heeft zich onttrokken aan het ouderlijk gezag en verblijft vermoedelijk bij een oom. De moeder heeft ingestemd met de gesloten plaatsing, maar de vader en de advocaat van de minderjarige hebben bezwaren geuit. De kinderrechter heeft de beslissing op het reguliere verzoek aangehouden tot een nadere behandeling op 29 januari 2025, waarbij de betrokken partijen opnieuw gehoord zullen worden. De kinderrechter heeft benadrukt dat de veiligheid van de minderjarige voorop staat en dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om de problemen te behandelen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummers: C/02/430503 / JE RK 25-32 (spoedmachtiging gesloten jeugdhulp)
C/02/430504 / JE RK 25-33 (machtiging gesloten jeugdhulp)
Datum uitspraak: 20 januari 2025
Nadere beschikking (spoed)machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaken van
HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE MIDDELBURG, hierna te noemen: het college,
zetelende te Middelburg,
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2008 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. R. Wouters te Middelburg.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] .

1.Het nadere verloop van de procedures

1.1.
De kinderrechter neemt mee in de beoordeling:
- de spoedbeschikking van de kinderrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, van 7 januari 2025 en alle daarin opgenomen en vermelde stukken;
- het e-mailbericht van het college van 9 januari 2025, met als bijlage de verklaring van de gekwalificeerde gedragswetenschapper, de heer [naam] , van 7 januari 2025.
1.2.
Aan [minderjarige] is als advocaat toegevoegd mr. R. Wouters te Middelburg.
1.3.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 14 januari 2025. Daarbij waren aanwezig:
- mr. Wouters, advocaat, namens [minderjarige] ;
- de moeder;
- de vader;
- een vertegenwoordigster van het college;
- de casusregisseur van het college,
via digitaal horen.
1.4.
De kinderrechter heeft [minderjarige] in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord voorafgaand en tijdens de mondelinge behandeling. [minderjarige] is op 7 januari 2025 van huis weggelopen en wordt sindsdien vermist. [minderjarige] heeft aldus geen gebruik gemaakt van deze mogelijkheid.
1.5.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de vermissing van [minderjarige] sinds 7 januari 2025 mogelijk verband houdt met de verzochte opname en het verblijf in [accommodatie], aangezien [minderjarige] verschillende jongeren die in [accommodatie] verblijven kent, en erg bang is dat zij hem daar iets gaan aandoen. Daarnaast is gebleken dat door alle aanwezigen wordt betwijfeld of [accommodatie] wel de juiste plek voor [minderjarige] is. Mogelijk kan [minderjarige] met de machtiging gesloten jeugdhulp in een andere gesloten jeugdinstelling worden geplaatst. Daar heeft het college op het moment van de mondelinge behandeling nog geen zicht op; dat moet nog onderzocht worden. Een andere optie is dat [minderjarige] eerst een maand naar zijn oma in Suriname gaat, om even uit de situatie te stappen, en zodat in de tussentijd kan worden onderzocht wat er nu verder dient te gebeuren. De ouders weten niet waar [minderjarige] momenteel verblijft, maar hebben wel contact met hem via WhatsApp. Zij zouden daarom graag deze mogelijkheid met [minderjarige] bespreken, in de hoop dat hij dan misschien weer in beeld verschijnt. Vanwege het voorgaande is tijdens de mondelinge behandeling afgesproken dat de beslissing op de verzoeken van het college wordt aangehouden tot maandag 20 januari 2025. Op uiterlijk deze datum overlegt het college nadere informatie aan de rechtbank en de overige belanghebbenden over de stand van zaken op dat moment, waarna de kinderrechter een beslissing zal nemen op de voorliggende verzoeken. Alle belanghebbenden hebben tijdens de mondelinge behandeling met deze gang van zaken ingestemd.
1.6.
Vervolgens is op 20 januari 2025 bij de rechtbank binnengekomen, een e-mailbericht van het college, met nadere informatie. Deze e-mail van het college is met de moeder en de advocaat van [minderjarige] gedeeld.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij de moeder.
2.3.
[minderjarige] is op 7 januari 2025 van huis weggelopen en wordt sindsdien vermist.

3.De verzoeken

In de zaak met kenmerk 25-32
3.1.
Het college verzoekt een spoedmachtiging te verlenen om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van vier weken. Het college verzoekt hierop te beslissen zonder de belanghebbenden te horen.
3.2.
Bij beschikking van de kinderrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, van 7 januari 2025 is een spoedmachtiging verleend om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp voor de duur van twee weken, met ingang van 7 januari 2025 en tot 21 januari 2025. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden. Op dit punt in de procedure moet de kinderrechter beoordelen of zich feiten en/of omstandigheden voordoen die er toe leiden dat de spoedbeslissing van 7 januari 2025 met ingang van heden dient te worden herroepen. Verder zal de kinderrechter een beoordeling moeten geven over het resterende deel van het spoedverzoek.
In de zaak met kenmerk 25-33
3.3.
Het college verzoekt om aansluitend een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te verlenen voor de duur van vijf maanden.
In de beide zaken met kenmerken 25-32 en 25-33
3.4.
De moeder stemt in met het verblijf van [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. Dat blijkt uit de bij de verzoeken bijgevoegde instemmingsverklaring van 7 januari 2025.
3.5.
De onafhankelijke gedragswetenschapper, de heer [naam] , heeft ingestemd met het verzoek om een spoedmachtiging te verlenen om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van vier weken. Dit blijkt uit de schriftelijke verklaring van 7 januari 2025.

4.De standpunten

4.1.
Namens [minderjarige] bepleit de advocaat afwijzing van het verzoek. [minderjarige] wordt nog steeds vermist en kan daarom niet over het verzoek worden gehoord. Om die reden moet terughoudend worden omgegaan met een dergelijk, vergaand verzoek tot machtiging gesloten jeugdhulp. Daarbij komt dat de verklaring van de gedragswetenschapper, die enkel instemt met het spoedverzoek tot machtiging gesloten jeugdhulp voor de duur van vier weken, niet aan de gestelde vereisten voldoet, nu hij [minderjarige] niet recent in persoon heeft kunnen onderzoeken. De gedragswetenschapper heeft [minderjarige] wel op 30 oktober 2024 in persoon onderzocht naar aanleiding van de op dat moment verzochte voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp. Sindsdien is er echter veel gebeurd en veranderd, waardoor dat nu niet kan worden meegenomen. Naast dat het reguliere verzoek dus niet kan worden toegewezen nu de gedragswetenschapper daar niet mee instemt, dient ook het resterende deel van het spoedverzoek gezien het voorgaande te worden afgewezen. Mogelijk verschijnt [minderjarige] dan sneller in beeld en dat is voor zijn veiligheid van groot belang. Aangezien het de afgelopen periode een tijdje goed is gegaan in de thuissituatie, is een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp in de toekomst wellicht passend(er) voor [minderjarige] .
4.2.
Het college handhaaft de verzoeken. Er zijn erg veel zorgen over [minderjarige] en zijn situatie. [minderjarige] lijkt steeds meer ruzies en bedreigingen uit te lokken, zonder dat hij de gevolgen daarvan kan overzien. Een gesloten plaatsing en verplichte behandeling zijn daarom noodzakelijk. Uit de update van het college van 20 januari 2025 volgt dat inmiddels duidelijk is geworden dat [minderjarige] waarschijnlijk bij zijn oom vaderszijde in [plaats] verblijft. Ook is gebleken dat [minderjarige] , anders dan voorheen werd gedacht, middelen gebuikt en dat hij er niet openstaat om nu eerst een periode bij zijn oma in Suriname te verblijven. Verder is duidelijk geworden dat het mogelijk is om [minderjarige] uit veiligheidsoverwegingen met de verzochte machtiging in een andere gesloten instelling dan [accommodatie] te plaatsen. Het resterende deel van het spoedverzoek tot gesloten plaatsing van [minderjarige] dient daarom te worden toegewezen in een andere instelling dan [accommodatie]. Het college zal dan samen met [accommodatie] ervoor zorgen dat er een passende instelling voor [minderjarige] wordt gevonden. Het reguliere verzoek dient in afwachting daarvan en nu de gedragswetenschapper daar (nog) niet mee instemt, te worden aangehouden. Daarbij komt dat de komende tijd wellicht blijkt dat een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp passender is voor [minderjarige] .
4.3.
De moeder geeft tijdens de mondelinge behandeling aan dat zij zich veel zorgen maakt over [minderjarige] . De moeder wil graag dat [minderjarige] wordt gevonden en hij een passende behandeling kan ondergaan. [minderjarige] is echter nog steeds niet gemotiveerd voor therapie of behandeling. De moeder betwijfelt of [accommodatie] de juiste plek voor hem is. [minderjarige] kan op dit moment echter ook niet weer thuis komen wonen vanwege de vele ruzies en bedreigingen van [minderjarige] en het gevaar dat daaruit voortvloeit voor de rest van het gezin.
4.4.
De vader sluit zich aan bij hetgeen de moeder heeft aangegeven.

5.De verdere beoordeling

Wettelijk kader
5.1.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.3, tweede lid, Jeugdwet kan een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter:
jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren;
de opneming en het verblijf noodzakelijk en geschikt zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken; en
er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om de opgroei- en opvoedingsproblemen te behandelen.
5.2.
Het verzoek behoeft ingevolge artikel 6.1.3, derde lid, Jeugdwet de instemming van een gekwalificeerde gedragswetenschapper, die de jeugdige met het oog daarop kort van tevoren heeft onderzocht, tenzij onderzoek feitelijk onmogelijk is.
Inhoudelijke beoordeling restant spoedmachtiging (JE RK 25-32)
5.3.
De kinderrechter moet allereerst bepalen of de spoedmachtiging gesloten jeugdhulp al dan niet moet worden herroepen. Bij mondelinge beslissing van 7 januari 2025, schriftelijk uitgewerkt op 8 januari 2025, heeft de kinderrechter een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp verleend voor de duur van twee weken, zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbenden. Tijdens de mondelinge behandeling zijn de advocaat van [minderjarige] , de moeder, de vader en het college gehoord. Vervolgens heeft het college op 20 januari 2025 nadere informatie ingediend, welke met de moeder en de advocaat is gedeeld. Op basis van de mondelinge behandeling en de nader ingekomen informatie van het college is naar het oordeel van de kinderrechter niet gebleken dat sprake is van nieuwe feiten en/of omstandigheden die aanleiding geven tot herroeping van de spoedbeslissing. De kinderrechter zal de beslissing van 7 januari 2025 dan ook bekrachtigen.
5.4.
Daarnaast zal de kinderrechter het resterende deel van de verzochte spoedmachtiging gesloten jeugdhulp toewijzen voor de nog maximale duur van twee weken, met ingang van 21 januari 2025 en tot 4 februari 2025. De kinderrechter legt hierna uit waarom hij deze beslissing neemt.
5.5.
De kinderrechter stelt allereerst vast dat het verzoek voldoet aan de formele vereisten aangezien de moeder van [minderjarige] daarmee instemt en de gekwalificeerde gedragswetenschapper een instemmende verklaring heeft afgegeven. Weliswaar heeft de gedragswetenschapper [minderjarige] niet kort van tevoren kunnen onderzoeken conform artikel 6.1.3, derde lid, Jeugdwet, maar dit onderzoek was feitelijk onmogelijk, nu [minderjarige] is weggelopen. Gelet daarop is de kinderrechter van oordeel dat op dit moment en voor het thans voorliggende, resterende deel van het spoedverzoek kan worden volstaan met de verklaring van de gedragswetenschapper die gebaseerd is op de stukken.
5.6.
De kinderrechter is verder, gelet op hetgeen uit het dossier, tijdens de mondelinge behandeling en uit de nadere informatie van het college naar voren is gekomen, van oordeel dat er sprake is van ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen bij [minderjarige] die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren. De kinderrechter vindt het allereerst zeer zorgelijk dat [minderjarige] van huis is weggelopen en zich heeft onttrokken aan het ouderlijk gezag. Nadat [minderjarige] enige tijd werd vermist, blijkt nu dat hij waarschijnlijk bij zijn oom vaderszijde in [plaats] verblijft. Daarnaast blijkt uit alle verkregen informatie dat [minderjarige] de afgelopen tijd in toenemende mate onveilige situaties opzoekt of creëert, waarbij hij agressief, zelfbepalend en manipulatief gedrag vertoont. De ruzies en bedreigingen die daaruit voortvloeien vormen niet alleen een gevaar voor [minderjarige] zelf, maar ook voor zijn omgeving. Dat blijkt onder meer uit de vuurwerkbom die op 5 januari 2025 tegen de voordeur van de woning van de moeder is afgegaan en welke ontploffing live werd uitgezonden op sociale media door jongeren waar [minderjarige] twee weken eerder mee had gevochten. Het lukt [minderjarige] niet om zich uit dergelijke, onveilige situaties te houden. Daarnaast zijn er vermoedens van middelengebruik door [minderjarige] . Ook is gebleken dat er geen afspraken te maken zijn met [minderjarige] en dat hij niet bereid is om zijn medewerking te verlenen aan de benodigde hulpverlening.
5.7.
Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten instelling noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die hij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen.
5.8.
De kinderrechter zal op basis van het voorgaande en gelet op de ernst van de situatie het resterende deel van het spoedverzoek toewijzen onder de voorwaarde dat [minderjarige] niet in [accommodatie] zal worden opgenomen, maar in een andere gesloten instelling. De kinderrechter neemt deze beslissing, omdat hij de plaatsing van [minderjarige] in [accommodatie] gezien de veiligheidsrisico’s niet in zijn belang acht.
Reguliere machtiging (JR RK 25-33)
5.9.
De kinderrechter zal vanwege het vorengaande en nu de gekwalificeerde gedragswetenschapper nog geen instemmende verklaring heeft overgelegd nadat hij [minderjarige] kort van tevoren in persoon heeft onderzocht, het reguliere verzoek tot machtiging gesloten jeugdhulp aanhouden tot de nadere mondelinge behandeling van
maandag [datum] 2025 om [uur].
5.10.
Op
uiterlijk woensdag 29 januari 2025dient het college in deze zaak de rechtbank en de overige belanghebbenden te informeren over de actuele stand van zaken op dat moment en het gewenste verdere procesverloop. In het geval het college het reguliere verzoek tot machtiging gesloten jeugdhulp handhaaft, verzoekt de kinderrechter het college de verklaring van de gekwalificeerde gedragswetenschapper, die [minderjarige] kort van te voren in persoon heeft onderzocht, uiterlijk op 29 januari 2025 bij de rechtbank in te dienen en naar de belanghebbenden te sturen. Wanneer het college de voorkeur geeft aan een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] , dient het verzoek daartoe op uiterlijk 29 januari 2025 bij de rechtbank te worden ingediend, eveneens met een verklaring van een gekwalificeerde gedragswetenschapper die [minderjarige] kort van te voren in persoon heeft onderzocht.
5.11.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
In de zaak met kenmerk 25-32
6.1.
bekrachtigt de beslissing van de kinderrechter van deze rechtbank van 7 januari 2025, voor zover aan het oordeel van de kinderrechter onderworpen;
6.2.
verleent het resterende deel van de spoedmachtiging om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 21 januari 2025 en tot 4 februari 2025, onder de voorwaarde dat [minderjarige] niet in [accommodatie] maar in een andere gesloten instelling zal worden opgenomen.
In de zaak met kenmerk 25-33
6.3.
houdt de behandeling van het (reguliere) verzoek tot machtiging om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp aan en bepaalt dat het college, de moeder, [minderjarige] en zijn advocaat zullen worden gehoord tijdens de nadere mondelinge behandeling op
maandag [datum] 2025 om [uur]in het gerechtsgebouw van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, aan Kousteensedijk 2 in Middelburg, ten overstaan van de kinderrechter mr. De Beer dan wel mr. Hendriks, voor de duur van ongeveer 45 minuten;
6.4.
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping voor die mondelinge behandeling voor het college, [minderjarige] , zijn advocaat en de moeder;
6.5.
vraagt de griffier de vader op te roepen als informant;
6.6.
houdt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2025 door mr. De Beer, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. De Haas als griffier. Bij afwezigheid van mr. De Beer is de schriftelijke weergave van de beschikking gecontroleerd en ondertekend door mr. Hendriks, kinderrechter, op 21 januari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.