Uitspraak
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT, locatie Etten-Leur, hierna te noemen: de GI.
1.Het verdere procesverloop
- de tussenbeschikking van deze rechtbank van 4 april 2024 en alle daarin genoemde stukken;
- de beschikking van deze rechtbank van 4 april 2024 met zaaknummer C/02/419349 / JE RK 24-303;
2.De feiten
- Bij (tussen)beschikking van 10 september 2020 is een voorlopige informatieregeling bepaald waarbij de vrouw de man éénmaal per kwartaal informeert over belangrijke gebeurtenissen omtrent [minderjarige] . Daarnaast zijn partijen verwezen naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio West-Brabant-West voor (jeugd)hulpverlening.
- Bij (tussen)beschikking van 18 november 2021 is bepaald dat de man en [minderjarige]
- Bij (tussen)beschikking van 7 oktober 2022 is de voorlopige omgangsregeling gewijzigd naar een wijze en frequentie zoals beschreven in rechtsoverweging 3.7 van die beschikking. Partijen zijn daarnaast wederom verwezen naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio West-Brabant West om met (jeugd)hulpverlening – naast de reeds ingezette hulpverlening – te werken aan verbetering van de oudercommunicatie. Ook vindt de rechtbank het in het belang van [minderjarige] dat de omgangsbegeleiding vanuit Pandor wordt voortgezet.
- Bij (tussen)beschikking van 4 april 2024 met zaaknummers C/02/364687 / FA RK 19-5489 en C/02/417574 / FA RK 23-6126 (provisionele voorziening) is het verzoek van de man om gezamenlijk te worden belast met het gezag over [minderjarige] afgewezen. Verder is bepaald dat de man en [minderjarige]
voorlopig,totdat in de bodemprocedure anders is beslist, om de week anderhalf uur omgang met elkaar zullen hebben onder begeleiding van mevrouw [naam 1] , waarbij de vrouw [minderjarige] naar mevrouw [naam 1] toebrengt en hem daar ook weer ophaalt, welke regeling op termijn kan worden uitgebreid.
3.De verzoeken
- de vrouw te bevelen samen met [minderjarige] terug te verhuizen naar Nederland, en de vrouw te verbieden [minderjarige] wederom buiten de Nederlandse landsgrenzen te brengen.
- te bepalen dat indien de vrouw niet nakomt zoals bepaald, de vrouw zal worden veroordeeld tot betaling van een dwangsom van € 25.000,00 voor iedere keer dat zij in gebreke blijft hieraan te voldoen, met een maximum van € 250.000,00.
4.Informatie vanuit de GI
5.De standpunten
6.De beoordeling
terVerordening (de Verordening (EU) 2019/1111 van de Raad van 25 juni 2019 betreffende de bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en betreffende internationale kinderontvoering (herschikking).
ter.
tervolgt dat er sprake is van een ongeoorloofde overbrenging of niet-terugkeer van een kind, als dit gebeurt in strijd met het gezagsrecht en dit gezag op het moment van overbrenging of niet-terugkeer, alleen of gezamenlijk, daadwerkelijk werd uitgeoefend. Hiervan is volgens de rechtbank geen sprake geweest. Op het moment dat de vrouw met [minderjarige] op 8 januari 2024 naar Griekenland is vertrokken, oefende zij alleen het gezag over [minderjarige] uit. De man is pas op 28 november 2024 mede met het gezag over [minderjarige] belast. Deze beslissing heeft echter geen terugwerkende kracht. De vrouw mocht begin januari 2024 met [minderjarige] vertrekken naar Griekenland en er is dus geen sprake van een ongeoorloofde overbrenging (kinderontvoering). Dit brengt mee dat voor de beoordeling van de bevoegdheid van de Nederlandse rechter artikel 7 lid 1 Brussel II-
tervan toepassing is en de rechtbank dus voor de beoordeling van haar internationale bevoegdheid ten aanzien van het verzoek van de vader tot het geven van een terugverhuisgebod moet onderzoeken waar [minderjarige] gewone verblijfplaats had op 30 november 2024.
A2 april 2009, ECLI:EU:C:2009:225 en
Mecredi t. Chaffe22 december 2010, ECLI:EU:2010:829) moet het begrip gewone verblijfplaats aldus worden uitgelegd dat deze verblijfplaats de plaats is die een zekere integratie van het kind in een sociale en familiale omgeving tot uitdrukking brengt. Daartoe moet onder meer rekening worden gehouden met de duur, de regelmatigheid, de omstandigheden en de redenen van het verblijf waaronder het naar school gaan, de talenkennis en de familiale en sociale banden van het kind in die staat.
ter.
.Als [minderjarige] in Griekenland zou blijven wonen, kan er geen opbouwende, begeleide en daarna onbegeleide, contactregeling met de man gerealiseerd worden. Het contact tussen vader en zoon moet worden opgebouwd, wat alleen kan als de vrouw weer met [minderjarige] in Nederland gaat wonen. Alleen dan kan er immers een hechtingsrelatie tussen hen ontstaan en kan [minderjarige] zich een eigen beeld van zijn vader gaan vormen. Het verzoek van de man zal daarom worden toegewezen als na te melden, waarbij de terugverhuizing naar Nederland uiterlijk op
18 april 2025moet zijn geëffectueerd. De rechtbank is van oordeel dat de vrouw hiermee voldoende tijd wordt gegund om deze terugverhuizing naar Nederland te regelen.
- 3 keer begeleide omgang op locatie bij een door de GI te bepalen instelling buiten aanwezigheid van de vrouw voor maximaal 2,5 uur, waarbij de vrouw de eerste keer gedurende de omgang de ruimte verlaat en bij de twee volgende omgangen niet in dezelfde ruimte aanwezig is;
- 3 keer begeleide omgang op locatie bij een door de GI te bepalen instelling waarbij de man met [minderjarige] en met de begeleiding naar buiten kan, buiten aanwezigheid van de vrouw, voor maximaal 3 uur;
- 3 keer begeleide omgang bij de man thuis, voor maximaal 3 uur per keer, buiten de aanwezigheid van de vrouw;
- 3 keer begeleide omgang bij de man thuis, voor maximaal 3 uur, waarbij het eerste en het laatste uur begeleid is, buiten aanwezigheid van de vrouw;
- 3 keer begeleide omgang bij de man thuis, voor maximaal 3 uur, waarbij een uur begeleid, buiten aanwezigheid van de vrouw;
- 3 keer onbegeleide omgang bij de man thuis, voor maximaal 3 uur, met nabespreking met ouders door de instelling die door de GI wordt aangezocht;
- 3 keer onbegeleide omgang bij de man thuis, voor maximaal 5 uur, met nabespreking met ouders door de instelling die door de GI wordt aangezocht.
Verdere opbouw van de regeling geschied - zoals aangegeven - onder regie van de GI.
7.De beslissing
18 april 2025samen met de [minderjarige] terug te verhuizen naar Nederland;