ECLI:NL:RBZWB:2025:3093

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 mei 2025
Publicatiedatum
21 mei 2025
Zaaknummer
24/4296
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig beslissen op een verzoek op grond van de Wet open overheid

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het niet tijdig beslissen op het verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo) van 7 maart 2024. Verweerder heeft op 3 oktober 2024 alsnog een besluit genomen. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.

Omdat verweerder alsnog op het Woo-verzoek heeft beslist, is het procesbelang aan het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit komen te ontvallen. De rechtbank zal daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaren. Omdat eisers ten tijde van het instellen van het beroep wegens het niet tijdig beslissen wel een belang hadden bij dat rechtsmiddel en dat beroep ook voldeed aan de overige ontvankelijkheidseisen van artikel 6:12 van de Awb, zal de rechtbank bepalen dat verweerder aan eisers het betaalde griffierecht van € 187,- vergoedt.

Om dezelfde reden ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eisers in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs hebben moeten maken. De kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 453,50. Het beroep ziet van rechtswege ook op het besluit op het verzoek. Aangezien uit de stukken naar voren komt dat eisers het niet eens zijn met het besluit van 3 oktober 2024, wordt op grond van artikel 6:20, vierde lid, van de Awb het beroep verwezen naar verweerder teneinde het te behandelen als bezwaar tegen het alsnog genomen besluit.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/4296 WOO

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 mei 2025 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , uit [plaats] , eisers

(gemachtigde: mr. M. Magielse),
en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dongen, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het niet tijdig beslissen op het verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo) van 7 maart 2024.
1.1.
Verweerder heeft op 3 oktober 2024 alsnog een besluit genomen.
1.2.
De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.

Beoordeling door de rechtbank

2. Omdat verweerder alsnog op het Woo-verzoek heeft beslist, is het procesbelang aan het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit komen te ontvallen. De rechtbank zal daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
Het beroep ziet van rechtswege ook op het besluit op het verzoek. [1] Aangezien uit de stukken naar voren komt dat eisers het niet eens zijn met het besluit van 3 oktober 2024 wordt op grond van artikel 6:20, vierde lid, van de Awb het beroep verwezen naar verweerder teneinde het te behandelen als bezwaar tegen het alsnog genomen besluit.
3. Omdat eisers ten tijde van het instellen van het beroep wegens het niet tijdig beslissen wel een belang hadden bij dat rechtsmiddel en dat beroep ook voldeed aan de overige ontvankelijkheidseisen van artikel 6:12 van de Awb, zal de rechtbank bepalen dat verweerder aan eisers het betaalde griffierecht van € 187,- vergoedt.
4. Om dezelfde reden ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eisers in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs hebben moeten maken. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is verstreken, wordt een wegingsfactor van 0,5 toegepast. De kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk;
- verwijst het beroep tegen het besluit van 3 oktober 2024 ter behandeling als bezwaar naar verweerder;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 187,- aan eisers moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van J. Stevens, griffier, op 21 mei 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Awb.