ECLI:NL:RBZWB:2025:3093
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig beslissen op een verzoek op grond van de Wet open overheid
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het niet tijdig beslissen op het verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo) van 7 maart 2024. Verweerder heeft op 3 oktober 2024 alsnog een besluit genomen. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.
Omdat verweerder alsnog op het Woo-verzoek heeft beslist, is het procesbelang aan het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit komen te ontvallen. De rechtbank zal daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaren. Omdat eisers ten tijde van het instellen van het beroep wegens het niet tijdig beslissen wel een belang hadden bij dat rechtsmiddel en dat beroep ook voldeed aan de overige ontvankelijkheidseisen van artikel 6:12 van de Awb, zal de rechtbank bepalen dat verweerder aan eisers het betaalde griffierecht van € 187,- vergoedt.
Om dezelfde reden ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eisers in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs hebben moeten maken. De kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 453,50. Het beroep ziet van rechtswege ook op het besluit op het verzoek. Aangezien uit de stukken naar voren komt dat eisers het niet eens zijn met het besluit van 3 oktober 2024, wordt op grond van artikel 6:20, vierde lid, van de Awb het beroep verwezen naar verweerder teneinde het te behandelen als bezwaar tegen het alsnog genomen besluit.