ECLI:NL:RBZWB:2025:3105

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 april 2025
Publicatiedatum
21 mei 2025
Zaaknummer
11420540 CV EXPL 24-4215
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Van 't Nedereind
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming woning wegens prostitutieactiviteiten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting WonenBreburg en de bewindvoerder van een huurder. WonenBreburg vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning van de huurder, omdat deze zich niet als goed huurder had gedragen. De huurder zou bedrijfsmatige prostitutieactiviteiten hebben toegestaan in de woning, wat door controles van de gemeente Breda werd vastgesteld. De kantonrechter oordeelde dat de huurder ernstig tekort was geschoten in zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst en de algemene huurvoorwaarden. De bewindvoerder voerde verweer, maar de kantonrechter oordeelde dat de belangen van WonenBreburg zwaarder wogen dan die van de huurder. De huurovereenkomst werd ontbonden en de huurder moest de woning binnen een maand ontruimen. Daarnaast werd de bewindvoerder veroordeeld tot betaling van huur en proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 11420540 \ CV EXPL 24-4215
Vonnis van 30 april 2025
in de zaak van
STICHTING WONENBREBURG,
te Tilburg,
eisende partij,
gemachtigde: mr. M.M. de Cock,
tegen
[bewindvoerder] H.O.D.N. [bedrijf] IN HAAR HOEDANIGHEID VAN BEWINDVVOERDER VAN [huurder],
te Breda,
gedaagde partij,
in deze zaak procederende met toevoeging onder nummer: [nummer] ,
gemachtigde: mr. O. Lenselink.
Partijen worden hierna aangeduid als respectievelijk “WonenBreburg”, “de bewindvoerder” en “ [huurder] ”.

1.De zaak in het kort

1.1.
In deze zaak gaat het om de vraag of de huurovereenkomst tussen WonenBreburg en [huurder] moet worden ontbonden en de woning moet worden ontruimd. Volgens WonenBreburg is [huurder] ernstig tekort geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen op grond van de wet en huurovereenkomst en de bijbehorende algemene huurvoorwaarden, omdat er onder andere bedrijfsmatige prostitutieactiviteiten hebben plaatsgevonden in de woning en hij de woning geheel of gedeeltelijk, zonder schriftelijke toestemming van WonenBreburg, aan een derde in gebruik heeft gegeven. [huurder] betwist dat dit het geval is.
1.2.
De kantonrechter zal de vordering van WonenBreburg toewijzen en zal hieronder uitleggen waarom dat zo is.

2.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 29 januari 2025
- de aanvullende productie 9 van WonenBreburg
- de aanvullende productie 1 van de bewindvoerder
- de mondelinge behandeling van 31 maart 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

3.De feiten

3.1.
WonenBreburg verhuurt sinds 21 september 2018 aan [huurder] de woning gelegen aan [adres 2] te [plaats] (hierna: de woning). De huurprijs bedroeg in november 2024 € 456,19 per maand. Het gehuurde is gelegen binnen een complex. Op de huurovereenkomst zijn de Algemene huurvoorwaarden woonruimte d.d. 1 februari 2015 van toepassing (hierna: algemene huurvoorwaarden).
3.2.
Op zowel 20 maart 2024 als 23 mei 2024 heeft er door een toezichthouder van de gemeente een controle plaatsgevonden in het gehuurde. Op 8 augustus 2024 heeft de gemeente Breda hierover een brief aan [huurder] verstuurd. Daarin staat onder meer het volgende vermeld:
“Aanleiding
Uit het proces-verhaal van de toezichthouder van de gemeente Breda blijkt dat zij op 20 maart 2024 en 23 mei 2024 een controle hebben uitgevoerd op [adres 2] in [plaats] . De controle op 20 maart 2024 vond plaats naar aanleiding van meerdere meldingen die de gemeente Breda ontvangen heeft. De controle op 23 mei 2024 vond plaats naar aanleiding van een gemaakte afspraak voor seks tegen betaling.
Constateringen
Controle op 20 maart 2024
Naar aanleiding van meerdere prostitutie meldingen waren de toezichthouders van de gemeente Breda op 20 maart 2024 omstreeks 21:05 uur aanwezig op [adres 2] in [plaats] . De toezichthouders hebben meerdere malen aangebeld, maar daar werd niet op gereageerd. De toezichthouders hebben waargenomen dat er een of meerdere personen aanwezig waren in de woning. De
toezichthouders hebben contact opgenomen met de politie, de politie is ook ter plaatse gekomen. Vervolgens is, omdat er niet gereageerd werd op het aanbellen, het kloppen, het roepen en de machtiging tot binnentreden niet gebruikt kon worden, met behulp van een slotenmaker de deur van de woning geopend.
In de woning was niemand (meer) aanwezig. De toezichthouder is een van de slaapkamers in gelopen. In de slaapkamer stond een bed. Er stonden meerdere seks attributen in het raamkozijn en er lag lingerie op het bed. Ook lagen er babydoekjes op het nachtkastje. Naast het nachtkastje stond een prullenbak met daarin gebruikte condooms. In de kamer lagen ook andere damesspullen, zoals lingerie, make-up en kleding.
In de tweede slaapkamer stond een bed. Op hei bed lag een pakket wat geadresseerd was aan een vrouw. Er hing latex lingerie aan de kapstok en er lagen meerdere seks attributen op het nachtkastje. Een andere toezichthouder zag dat er een spiegel op een kast lag met daarop een VISA pas en een rietje. De toezichthouder heeft het vermoeden dat daar drugs mee wordt gebruikt.
Op dezelfde kast stond een bak met ongeopende condoomverpakkingen. Daarnaast lag glijmiddel en doekjes. Ook zag de toezichthouder dat er gebruikte condooms lagen en vermoedelijk Kamagra pillen. Op de telefoon zat geen toegangscode, waardoor deze ontgrendeld kon worden. De galerij bevatte foto’s van een dame in lingerie. Ook stond er op de telefoon een video-opname van twee mensen die geslachtsgemeenschap hadden.
In de inbox van de e-mailaccount op de telefoon stonden meerdere e-mails van de [website]. Dit betreft een website waar advertenties geplaatst kunnen worden waarin seksuele handelingen tegen betaling worden aangeboden. Op de telefoon stond ook een Facebook account open. Het account is van een vrouw. Er stonden meerdere afbeeldingen op de pagina. Een van de afbeeldingen bevatte de tekst ‘trans’.
Controle op 23 mei 2024
Op 23 mei 2024 op of omstreeks 20:58 uur heeft een toezichthouder van de gemeente Breda een controle uitgevoerd. De toezichthouder was in [adres 2] in verband met een controle op illegale prostitutie. Hij had telefonisch een seksafspraak via de [website]gemaakt met een vrouw die volgens haar profiel ‘ [naam] ’ zou heten. Zij bood, via haar profiel, seks aan tegen betaling.
Om 20:50 uur bevond de toezichthouder zich in [adres 2] . Hij stuurde een bericht naar ‘ [naam] ’ dat hij er was. Zij gaf aan dat hij naar [adres 1] kon komen. De toezichthouder liep via de trap naar de voordeur van [adres 1] . Een vrouw deed de deur open in haar nachtjapon. Deze vrouw bleek later, volgens het paspoort, een man te zijn. Het betrof een man die zich deels om heeft laten bouwen tot een vrouw. In de seksindustrie wordt dit ook wel een ‘shemale’ genoemd. De toezichthouder kreeg van ‘ [naam] ’ toestemming om de woning te betreden. Hij legitimeerde zich vervolgens als buitengewoon opsporingsambtenaar en toezichthouder. Ondertussen kwamen nog twee andere toezichthouders ter plaatse.
Vanaf de trap kwamen de toezichthouders in de hal van het appartement. De hal leidde naar verschillende ruimten. In de woonkamer zat u, de bewoner van de woning. In de slaapkamer is de toezichthouder in gesprek gegaan met ‘ [naam] ’. De slaapkamer was ingericht met een tweepersoonsbed, een tv-meubel met daarop vochtige doekjes, een condoom, andere cosmetische spullen en wat kleine kastjes. De ramen waren in het algeheel afgedekt met doeken. [naam] verklaarde dat zij als prostituee werkt. Zij beheert haar profiel op
[website] en mag het geld zelf houden. Zij betaalt u niets om in uw woning te verblijven. Zij zorgt voor het huishouden.
.
Gelet op de advertentie op [website] en de gemaakt afspraak voor seks tegen betaling die leidde naar uw woning aan [adres 2] in [plaats], in samenhang met de aanwezigheid van de sekswerker, de verklaring van de aangetroffen sekswerker en de aangetroffen spullen in de slaapkamer, is er sprake van prostitutieactiviteiten in uw woning.”.
De gemeente heeft in die brief aan [huurder] een last onder dwangsom opgelegd.
3.3.
Tijdens de controle op 20 maart 2024 zijn foto’s gemaakt van de berging die hoort bij de woning. Op die foto’s zijn onder meer een bed, een deken, een honkbalknuppel, een bank, hennepresten en gripzakjes te zien.
3.4.
Bij brief van 17 oktober 2024 heeft WonenBreburg kenbaar gemaakt dat er sprake is van verschillende tekortkomingen in de nakoming van de verplichtingen door [huurder] uit de huurovereenkomst en aan hem is de gelegenheid geboden om, ter voorkoming van een gerechtelijke procedure, de huurovereenkomst vrijwillig op te zeggen. [huurder] heeft hiermee niet ingestemd.

4.Het geschil

4.1.
WonenBreburg vordert de tussen WonenBreburg en [huurder] bestaande huurovereenkomst betreffende de woning te ontbinden en de bewindvoerder te veroordelen de woning te ontruimen. Ook vordert WonenBreburg om de bewindvoerder te veroordelen tot betaling van de huur dan wel een gebruiksvergoeding gelijk aan de op dat moment maandelijks verschuldigde huur. WonenBreburg vordert ook dat de bewindvoerder in de proceskosten wordt veroordeeld en wil de mogelijkheid krijgen om het vonnis meteen uit te voeren, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.
4.2.
WonenBreburg stelt dat [huurder] ernstig tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst, de algemene huurvoorwaarden en zijn wettelijke verplichtingen om zich als goed huurder te gedragen. Volgens WonenBreburg is de woning gebruikt voor bedrijfsmatige prostitutieactiviteiten en heeft [huurder] de woning geheel of gedeeltelijk, zonder schriftelijke toestemming van WonenBreburg, aan een derde in gebruik gegeven. Uit foto’s van de controle op 20 maart 2024 blijkt dat er hennepresten, handschoenen en een aanzienlijke hoeveelheid gripzakjes langen in de berging van de woning, wat ook in strijd is met de algemene huurvoorwaarden.
4.3.
De bewindvoerder voert verweer. De bewindvoerder vindt dat de vordering van WonenBreburg moet worden afgewezen en wil dat WonenBreburg in de proceskosten wordt veroordeeld. De bewindvoerder wil de mogelijkheid krijgen om deze proceskostenveroordeling meteen uit te voeren, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.
4.4.
De bewindvoerder betwist dat er sprake is van illegale prostitutieactiviteiten in de woning. [huurder] heeft ‘ [naam] ” leren kennen op vakantie en ze was net één dag bij hem op bezoek. Hij wist niet dat ze een seksafspraak had gemaakt. Dat de slaapkamers waren ingericht zoals door de toezichthouder is geconstateerd, is omdat [huurder] met enige regelmaat seksfeestjes houdt. Maar dat is een privé aangelegenheid zonder dat er betalingen plaatsvinden. Dat er hennepresten zijn gevonden, komt omdat [huurder] blowt. Hij blowt in de berging regelmatig met vrienden. De bewindvoerder vraagt om een terme de grace, in die zin dat [huurder] een overeenkomst of gedragsaanwijzing zal tekenen. De bewindvoerder wijst nog op de het belang van [huurder] om de woning te behouden. Bij toewijzing van de vorderingen kan [huurder] nergens terecht. Bovendien heeft zijn dochter momenteel haar feitelijk hoofdverblijf bij [huurder] . Zij verblijft ongeveer vijf dagen in de week bij hem nadat ze uit huis is geplaatst bij haar moeder. Voor zijn dochter is het van belang dat [huurder] een stabiele basis heeft om op terug te vallen. Dit wordt bevestigd door een schriftelijke verklaring van de therapeut van zijn dochter. Wanneer de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning wordt toegewezen, vraagt de bewindvoerder om een ontruimingstermijn van minimaal zes maanden. Tot slot stelt de bewindvoerder zich op het standpunt dat de gevorderde huur en gebruiksvergoeding wegens gebrek aan belang moet worden afgewezen.

5.De beoordeling

5.1.
De vraag die beantwoord moet worden is of sprake is van een tekortkoming aan de zijde van [huurder] , die ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning rechtvaardigt. Uit de wet [1] volgt dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van één van haar verplichtingen kan leiden tot gehele of gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Bij beantwoording van de vraag of de ontbinding gerechtvaardigd is, kunnen alle omstandigheden van het geval van belang zijn. Daarnaast is een huurder gehouden zich ten aanzien van het gebruik van het gehuurde als goed huurder te gedragen [2] en is een huurder verplicht het gehuurde overeenkomstig de bestemming te gebruiken [3] .
Er is sprake van een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst door [huurder]
5.2.
Gelet op wat er in de woning is geconstateerd op 20 maart 2024 en 23 mei 2024
– zoals weergegeven in de brief van 8 augustus 2024 van de gemeente – ziet de kantonrechter geen reden om eraan te twijfelen dat de in het gehuurde aangetroffen spullen en persoon in de woning aanwezig waren met als doel het verrichten van prostitutieactiviteiten. Er wordt onder meer beschreven hoe de afspraak op 23 mei 2024 met die persoon via de [website] tot stand is gekomen en dat de aangetroffen persoon zelf heeft verklaard in de woning te werken als sekswerker. Ook is beschreven hoe de woning tijdens beide controles was ingericht en wat daar is aangetroffen. In dat licht is de betwisting door [huurder] en de bewindvoerder onvoldoende onderbouwd. Daarmee komt vast te staan dat de woning is gebruikt voor prostitutie.
5.3.
Het standpunt van de bewindvoerder dat het slechts om één incident gaat en dat [huurder] niet op de hoogte was van de prostitutieactiviteiten in de woning en dat daarom geen sprake is van een tekortkoming volgt de kantonrechter niet. Het is moeilijk voorstelbaar dat een logé één afspraak maakt via [website] en dat die ene afspraak net tot een controle van een toezichthouder van de gemeente leidt. De stelling is bovendien niet te rijmen met bevindingen op de telefoon die al tijdens de controle in maart 2024 in de woning werd aangetroffen. Tijdens de controle op 23 mei 2024 was [huurder] bovendien zelf aanwezig in de woning, zodat het niet geloofwaardig is dat hij niet op de hoogte was van de prostitutieactiviteiten.
5.4.
Nu vaststaat dat in het gehuurde prostitutieactiviteiten zijn verricht, volgt daaruit dat [huurder] het gehuurde daarmee niet overeenkomstig de bestemming heeft gebruikt en hij zich niet als goed huurder heeft gedragen. Voor wat betreft de uitleg van [huurder] dat hij met enige regelmaat seksfeestjes houdt in zijn woning, merkt de kantonrechter op dat dit niet afdoet aan de verplichtingen om zich als goed huurder te gedragen door het gehuurde overeenkomstig de bestemming te gebruiken, wat hij niet heeft gedaan. De kantonrechter oordeelt dat hiermee sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst, de algemene huurvoorwaarden en de wet.
5.5.
Tijdens de zitting heeft [huurder] gezegd dat hij regelmatig met vrienden blowt in de berging bij de woning. Het in groepsverband gebruiken van drugs is in strijd met artikel 6.18 van de algemene huurvoorwaarden en met wat van [huurder] als goed huurder mag worden verwacht. Ook dit is een tekortkoming.
De huurovereenkomst wordt ontbonden en [huurder] moet de woning verlaten
5.6.
De vraag is vervolgens of er een zodanige ernstige tekortkoming is dat deze in de gegeven omstandigheden moet leiden tot ontbinding van de huurovereenkomst en tot ontruiming van de woning.
5.7.
De kantonrechter is van oordeel dat het laten plaatsvinden van prostitutieactiviteiten in een sociale huurwoning geen tekortkoming van geringe betekenis is. Het is een feit van algemene bekendheid dat prostitutie kan leiden tot overlast van de leefomgeving in een wijk en een negatieve invloed heeft op de woonomgeving. De bewindvoerder heeft aangevoerd dat de tekortkoming de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt en dat de belangen van [huurder] om in de woning te blijven wonen zwaarder wegen dan de belangen van WonenBreburg. Volgens de bewindvoerder is het gelet op persoonlijke omstandigheden van [huurder] van groot belang dat hij in het gehuurde kan blijven wonen. De bewindvoerder stelt zich op het standpunt dat de dochter van [huurder] momenteel vijf dagen in de week bij hem verblijft, en zij door hem haar medicatie neemt en naar school gaat. Ook heeft [huurder] geen alternatieve woonruimte. Hij kan niet bij familie of vrienden terecht voor onderdak en om in aanmerking te komen voor een andere huurwoning is er een wachtrij van zeven jaar.
5.8.
De kantonrechter begrijpt dat ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning voor [huurder] ingrijpend zal zijn en dat hij belang heeft bij het behoud van een dak boven zijn hoofd. Maar daar staat tegenover het belang van WonenBreburg bij het streng optreden tegen misbruik van sociale huurwoningen ten behoeve van prostitutie. WonenBreburg moet er als woningcorporatie op toezien dat haar sociale huurwoningen worden gebruikt voor bewoning. Ook moet zij er voor zorgen dat er geen gevaar of overlast ontstaat voor omwonenden en moet zij waken voor de leefbaarheid van de wijken waarin haar woningen zijn gelegen. Het exploiteren van een seksinrichting vanuit een woning zorgt voor een relevante kans op gevaarzetting, overlast, verloedering en/of schade aan de woning en omgeving. WonenBreburg heeft er belang bij dat er een signaal uitgaat dat prostitutie niet wordt geaccepteerd. Daarnaast hanteert WonenBreburg een ‘zero-tolerance’ beleid ten aanzien van illegale prostitutie en drugs. Naar het oordeel van de kantonrechter weegt het belang van WonenBreburg dan ook zwaarder dan dat van [huurder] . Daarbij speelt mee dat niet is komen vast te staan dat de dochter van [huurder] ook in de woning woont. Hoewel door de bewindvoerder wordt gesteld dat zij al zeker vijf maanden feitelijk bij [huurder] verblijft, strookt dit niet met de overgelegde verklaring van 14 februari 2025 van de behandelaar van de dochter van [huurder] . Daarin valt namelijk te lezen dat wanneer de moeder ontlast wordt wegens de intensieve zorg, de dochter één avond, nacht, en ochtend in de week bij [huurder] verblijft. De kantonrechter onderkent het belang van [huurder] om een bijdrage te leveren aan de zorg voor zijn dochter, maar omdat zij niet in de woning woont, speelt haar belang in de afweging geen doorslaggevende rol. Dat [huurder] niet bij anderen terecht kan voor onderdak is allereerst niet onderbouwd, en rechtvaardigt ook niet de conclusie dat de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning achterwege zou moeten blijven. Het ligt in de eerste plaats op de weg van [huurder] om zelf maatregelen te treffen om de nadelige gevolgen van een ontbinding en ontruiming te voorkomen dan wel zoveel mogelijk te beperken.
5.9.
Alles afwegend komt de kantonrechter tot het oordeel dat het belang van WonenBreburg hier zwaarder weegt dan het woonbelang van [huurder] .
Ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde
5.10.
Gelet op het voorgaande zal de kantonrechter de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning toewijzen. Hoewel de bewindvoerder heeft verzocht om een ontruimingstermijn van minimaal zes maanden te hanteren, acht de kantonrechter – gelet op de persoonlijke belangen van [huurder] – een ontruimingstermijn van één maand redelijk.
Huurtermijnen en gebruiksvergoeding
5.11.
Volgens de bewindvoerder moet de vordering tot betaling van de huurtermijnen vanaf december 2024 en de gebruiksvergoeding vanaf het moment van ontbinding van de huurovereenkomst tot het moment van de daadwerkelijke ontruiming worden afgewezen. De huur is altijd tijdig voldaan, zodat er geen te respecteren belang is. Volgens WonenBreburg is het evident dat zij belang heeft bij betaling van de huur en de gebruiksvergoeding, omdat dit vaak niet meer betaald wordt wanneer er sprake is van ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. De kantonechter zal de vorderingen toewijzen. Het enkele feit dat de huur altijd tijdig is betaald, zoals door de bewindvoerder onweersproken gesteld, betekent niet dat dit ook het geval zal blijven nadat de bewindvoerder en/of [huurder] met de uitkomst van dit vonnis wordt geconfronteerd. Bovendien is de gebruiksvergoeding een vergoeding voor gebruik van de woning, terwijl de huurovereenkomst al is ontbonden. Het is dan ook geen vergoeding die op grond van de huurovereenkomst is verschuldigd. Als blijkt dat de huurtermijnen en gebruiksvergoeding betaald worden, dient WonenBreburg logischerwijs geen gebruik te maken van het vonnis met betrekking tot deze veroordelingen. WonenBreburg heeft ook toegezegd dat deel van het vonnis niet ten uitvoer te leggen als de huur en gebruiksvergoeding worden betaald.
De proceskosten
5.12.
[bewindvoerder] , h.o.d.n. [bedrijf] is in hoedanigheid van bewindvoerder in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van WonenBreburg worden begroot op:
  • kosten van de dagvaarding € 140,16
  • griffierecht € 130,00
  • salaris gemachtigde € 408,00 (2 punten à € 204,00)
  • nakosten € 102,00 (plus de kosten van betekening zoals
vermeld in de beslissing)
----------
Totaal: € 780,16
5.13.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
5.14
WonenBreburg verzoekt het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Uitvoerbaar bij voorraad betekent dat WonenBreburg het vonnis direct kan (laten) uitvoeren, als de bewindvoerder niet aan het vonnis (waaronder de veroordeling tot ontruiming) voldoet. De bewindvoerder kan dus niet wachten met voldoen aan het vonnis in de periode dat tegen het vonnis nog hoger beroep mogelijk is of als zij hoger beroep heeft ingesteld en nog niet op dat hoger beroep is beslist. Het uitgangspunt is dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken als de belangen van de bewindvoerder en/of [huurder] om de uitkomst van een eventueel hoger beroep af te wachten zwaarder wegen dan de belangen van WonenBreburg om direct over te kunnen gaan tot uitvoering van het vonnis. De belangen die hierbij worden meegewogen, zijn genoemd onder overweging 5.8. De kantonrechter is van oordeel dat in dit geval de belangen van WonenBreburg zwaarder wegen dan de belangen van de bewindvoerder en/of [huurder] . Ook heeft de bewindvoerder geen verweer gevoerd tegen de vordering om het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Daarom zal het vonnis volgens het uitgangspunt uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard
.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
ontbindt de huurovereenkomst tussen WonenBreburg en [huurder] betreffende de woning aan [adres 2] te [plaats] ,
6.2.
veroordeelt [bewindvoerder] , h.o.d.n. [bedrijf] als bewindvoerder om er zorg voor te dragen dat [huurder] het gehuurde binnen één maand na de betekening van dit vonnis ontruimt en ontruimd zal houden, met alle personen en goederen welke zich op of in het gehuurde van [huurder] , althans niet van WonenBreburg, mochten bevinden, en het gehuurde in goede staat en met overgave van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van WonenBreburg te stellen,
6.3.
veroordeelt [bewindvoerder] , h.o.d.n. [bedrijf] als bewindvoerder tot betaling aan WonenBreburg van:
  • € 456,19 per maand voor iedere maand steeds vanaf het moment dat deze na 19 november 2024 zijn vervallen, tot de het tijdstip van ontbinding van de huurovereenkomst,
  • € 456,19 per maand aan gebruiksvergoeding in de periode tussen de datum waarop de huurovereenkomst wordt ontbonden en het gehuurde daadwerkelijk is ontruimd,
6.4.
veroordeelt [bewindvoerder] , h.o.d.n. [bedrijf] als bewindvoerder, in de proceskosten van € 780,16 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als de bewindvoerder niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.5.
veroordeelt [bewindvoerder] , h.o.d.n. [bedrijf] als bewindvoerder tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
6.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van 't Nedereind en in het openbaar uitgesproken op 30 april 2025.

Voetnoten

1.Artikel 6:265 van het Burgerlijk Wetboek
2.Artikel 7:213 van het Burgerlijk Wetboek
3.Artikel 7:214 van het Burgerlijk Wetboek