Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 390,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling;
- € 987,99, voor vergoeding van vermogensschade;
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 3.543,18, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
- € 340,00 als forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
- de aantekening van het mondelinge vonnis van de politierechter van 11 juli 2024 waarbij verzoeker is vrijgesproken;
- de schriftelijke reactie van de officier van justitie;
- de overige stukken in het raadkamerdossier.
2.De beoordeling
drie dagen in verzekeringop het politiebureau doorgebracht. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau.
€ 278,99dan ook toe. Over de vergoeding van schade in verband met het verlies van zeven vakantiedagen is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van vermogensschade die op grond van artikel 533 Sv vergoed kan worden. De rechtbank zal dit deel van het verzoek afwijzen.
€ 3.543,18is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
€ 680,00toegekend.
3.De beslissing
€ 668,99, bestaande uit:
€ 4.892,17zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Woodrow van der kerkhof, onder vermelding van “20240307”.