ECLI:NL:RBZWB:2025:3114

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
22 mei 2025
Zaaknummer
RK 24-025035 en 24-025034
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding aan gewezen verdachte na onterecht verblijf in verzekering

Op 2 april 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. G.J. Woodrow, had een verzoek ingediend voor schadevergoeding wegens onterecht verblijf in verzekering. De verzoeker was op 8 oktober 2024 bij de griffie verschenen met een verzoek tot vergoeding van schade, waaronder kosten voor gemiste vakantiedagen en schade door ondergane inverzekeringstelling. Tijdens de behandeling op 18 maart 2025 was de verzoeker niet aanwezig, maar zijn advocaat heeft het verzoek toegelicht. De officier van justitie, mr. S.B.C. Nicolaes, heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek voor een deel toewijsbaar is, maar dat er geen juridische grondslag is voor de vergoeding van gemiste vakantiedagen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker drie dagen onterecht in verzekering heeft doorgebracht en heeft op basis van de LOVS-uitgangspunten een vergoeding van € 390,00 toegekend voor deze dagen. Daarnaast is er een vergoeding van € 278,99 voor vermogensschade toegekend, evenals € 3.543,18 voor kosten van rechtsbijstand en € 680,00 voor de kosten van de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer. Het verzoek voor vergoeding van gemiste vakantiedagen is afgewezen, omdat dit niet als vermogensschade kan worden vergoed op basis van artikel 533 Sv.

De totale toegekende schadevergoeding bedraagt € 4.223,18. De rechtbank heeft de beslissing genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, en heeft aangegeven dat tegen deze beslissing hoger beroep kan worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch binnen de gestelde termijnen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Breda
parketnummer : 02-208469-24
raadkamernummer : 24-025035 en 24-025034
datum : 2 april 2025
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het verzoek op grond van artikel 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker] ,
geboren op [datum] 1982 te [plaats] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. G.J. Woodrow, advocaat te Tilburg (Tivolistraat 30, 5017 HR Tilburg),
hierna te noemen: de verzoeker.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het op 8 oktober 2024 bij de griffie ingediende verzoek dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 390,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling;
  • € 987,99, voor vergoeding van vermogensschade;
 het op 8 oktober 2024 bij de griffie ingediende verzoek dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 3.543,18, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • € 340,00 als forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de aantekening van het mondelinge vonnis van de politierechter van 11 juli 2024 waarbij verzoeker is vrijgesproken;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie;
  • de overige stukken in het raadkamerdossier.
Het verzoek is behandeld op 18 maart 2025. Hierbij zijn de officier van justitie
mr. S.B.C. Nicolaes en mr. G.J. Woodrow als gemachtigd advocaat van verzoeker, gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker is verzocht een vergoeding van bovengenoemde schade toe te wijzen. De advocaat van verzoeker heeft over de verzochte vergoeding wegens zeven gemiste vakantiedagen à € 100,00 per dag in raadkamer nog aangevoerd dat je zou kunnen spreken van verminderde levensvreugde en dat bij het bepalen van de hoogte van het bedrag aansluiting gezocht zou kunnen worden bij de forfaitaire bedragen die doorgaans worden toegekend voor de dagen die een gewezen verdachte onterecht heeft vastgezeten (immateriële schade). Anderzijds zou je kunnen spreken van verkapte inkomstenderving doordat je twee dagen korter met vakantie hebt kunnen gaan. In ieder geval kan worden vastgesteld dat verzoeker schade heeft geleden doordat hij drie dagen onterecht heeft vastgezeten.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek toewijsbaar is met uitzondering van de verzochte vergoeding wegens gemiste vakantiedagen, omdat er geen juridische grondslag bestaat voor toekenning van dergelijke schade.

2.De beoordeling

De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De zaak is geëindigd met een oplegging van een straf of maatregel.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, omdat de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd.
Op grond van artikel 533 Sv kan aan een gewezen verdachte een vergoeding van de schade die hij ten gevolge van ondergane verzekering of voorlopige hechtenis heeft geleden worden toegekend. Voorwaarde hierbij is dat de zaak van de gewezen verdachte is geseponeerd of dat die verdachte niet is veroordeeld.
Op grond van artikel 530 Sv kan een vergoeding worden toegekend voor de schade die hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling van de zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden. Tot slot kan ook een vergoeding voor de kosten van een raadsman worden toegekend, tenzij de raadsman was toegevoegd.
Artikel 534 lid 1 Sv bepaalt dat de toekenning van een schadevergoeding steeds plaatsheeft, als en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter gronden van billijkheid aanwezig zijn. Bij deze beoordeling worden alle omstandigheden in aanmerking genomen.
De rechtbank acht gronden van billijkheid aanwezig om aan verzoeker een vergoeding toe te kennen voor de dagen die hij onterecht in verzekering heeft doorgebracht.
Bij het bepalen van het aantal dagen dat de verzoeker in een politiecel heeft doorgebracht, wordt zowel de dag waarop de inverzekeringstelling is aangevangen als de dag van de invrijheidstelling als een volledige dag vergoed.
Verzoeker heeft volgens de berekening van de rechtbank
drie dagen in verzekeringop het politiebureau doorgebracht. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau.
De gevraagde vergoeding is conform de LOVS-uitgangspunten. De rechtbank ziet geen reden daarvan af te wijken. De rechtbank zal naar billijkheid een bedrag toekennen van
€ 390,00.
Ten aanzien van de verzochte vergoeding van kosten voor een extra vliegticket naar Curaçao is de rechtbank van oordeel dat sprake is van vermogensschade die op grond van artikel 533 Sv vergoed kan worden. Zij acht toewijzing van deze kosten ook billijk en wijst het verzochte bedrag ter hoogte van
€ 278,99dan ook toe. Over de vergoeding van schade in verband met het verlies van zeven vakantiedagen is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van vermogensschade die op grond van artikel 533 Sv vergoed kan worden. De rechtbank zal dit deel van het verzoek afwijzen.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter hoogte van
€ 3.543,18is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toe tot een bedrag van
€ 668,99, bestaande uit:
- € 390,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en
- € 278,99, wegens vermogensschade;
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 4.223,18,bestaande uit:
- € 3.543,18 aan kosten van rechtsbijstand;
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
wijst het verzoek voor het overige af;
bepaalt dat een bedrag van
€ 4.892,17zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Woodrow van der kerkhof, onder vermelding van “20240307”.
Deze beslissing is genomen door mr. J.C.A.M Los rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en is uitgesproken op de openbare zitting van 2 april 2025.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van de beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch