Op 8 mei 2025 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in een zaak betreffende een klaagschrift op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. De klager, vertegenwoordigd door mr. J.J.J. van Rijsbergen, had een klaagschrift ingediend tegen de inbeslagname van zijn telefoons, een Samsung en een Apple iPhone, die op 24 januari 2025 in beslag waren genomen. De klager stelde dat de inbeslagneming onrechtmatig was, omdat er geen redelijk vermoeden van schuld bestond en de telefoons waren in beslag genomen tijdens een 'fishing expedition'. De officier van justitie, mr. J.J. Peerboom, gaf aan dat er geen strafvorderlijk belang meer was bij het voortduren van het beslag, aangezien de inhoud van de telefoons veiliggesteld was en er geen verdere noodzaak was voor onderzoek naar de telefoons zelf.
De rechtbank oordeelde dat het klaagschrift ontvankelijk was en dat het belang van strafvordering zich niet verzet tegen de teruggave van de in beslag genomen telefoons aan de klager. De rechtbank verklaarde het klaagschrift gegrond en gelastte de teruggave van de telefoons aan de klager. Deze beslissing werd genomen door mr. J.C.A.M. Los, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en werd openbaar uitgesproken op 8 mei 2025. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.