Op 8 mei 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster een schadevergoeding vroeg op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het verzoekschrift was op 17 oktober 2024 ingediend en betrof een vergoeding voor kosten van rechtsbijstand na de teruggave van een in beslag genomen auto. Tijdens de zitting op 22 april 2025 zijn de officier van justitie en de gemachtigd advocaat van verzoekster gehoord. Verzoekster was niet verschenen, maar haar advocaat heeft het verzoek schriftelijk onderbouwd. De officier van justitie stelde dat het verzoek tot een bedrag van € 432,87 kon worden toegewezen, maar dat er geen bijzondere omstandigheden waren voor een hogere vergoeding. De rechtbank heeft de kosten van rechtsbijstand beoordeeld en vastgesteld dat de werkzaamheden na de teruggave van de auto meer dan dertig minuten in beslag hadden genomen, wat volgens de rechtbank billijk was voor vergoeding. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om een totale vergoeding van € 886,20 toe te kennen, bestaande uit € 432,87 voor rechtsbijstand en € 453,33 voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer. De beslissing is openbaar uitgesproken en kan door het Openbaar Ministerie en verzoekster worden aangevochten bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.