ECLI:NL:RBZWB:2025:3125

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 mei 2025
Publicatiedatum
22 mei 2025
Zaaknummer
RK 24-030666
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over klaagschrift inzake inbeslagname van een voertuig op grond van artikel 94 Sv

Op 8 mei 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in een zaak waarin klaagster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. Z. Yeral, een klaagschrift indiende tegen de inbeslagname van haar Peugeot 308. De inbeslagname vond plaats op 3 november 2024, toen haar broer, [belanghbebbende], zonder geldig rijbewijs in de auto reed. Klaagster stelde dat zij geen toestemming had gegeven voor het gebruik van de auto en dat de voortduring van het beslag haar ernstig benadeelde. De officier van justitie, mr. J.J. Peerboom, betoogde echter dat het niet onwaarschijnlijk was dat de strafrechter later de verbeurdverklaring van de auto zou bevelen.

Tijdens de zitting op 22 april 2025 werd klaagster gehoord, evenals haar advocaat en de officier van justitie. De rechtbank overwoog dat het onderzoek in raadkamer summier van aard is en dat de rechter niet kan treden in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak. De rechtbank concludeerde dat er een strafvorderlijk belang bestaat bij het voortduren van het beslag, omdat klaagster als redelijkerwijs rechthebbende op de Peugeot kan worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat de stelling van klaagster over disproportionaliteit van het beslag niet voldoende onderbouwd was.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het klaagschrift ongegrond, wat betekent dat de inbeslagname van de Peugeot gehandhaafd blijft. De beslissing werd genomen door rechter mr. J.C.A.M. Los, in tegenwoordigheid van griffier mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, en werd openbaar uitgesproken op 8 mei 2025. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Breda
raadkamernummer : 24-030666
datum : 8 mei 2025
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het beklag op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[klaagster],geboren op [geboortedag] 2005 te [geboorteplaats],
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. Z. Yeral, advocaat te Roosendaal
(Burg. Prinsensingel 57a, 4701 HK Roosendaal),
hierna te noemen: klaagster.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • het klaagschrift op grond van artikel 552a Sv, ingediend op 12 december 2024 ter griffie van deze rechtbank;
  • de kennisgeving van inbeslagneming op grond van artikel 94 Sv, waaruit blijkt dat op 3 november 2024 onder [belanghbebbende] een Peugeot 308, [kenteken] (hierna: de Peugeot), in beslag is genomen;
  • de schriftelijke conclusie van het Openbaar Ministerie en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Op 22 april 2025 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie mr. J.J. Peerboom, klaagster en mr. Z. Yeral als advocaat van klaagster, gehoord.
De [belanghbebbende] is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het beslag met last tot teruggave aan klaagster. Daartoe is aangevoerd dat klaagster eigenaar is van de Peugeot. De broer van klaagster had de Peugeot zonder toestemming van klaagster meegenomen. Klaagster heeft er vervolgens alles aan gedaan om te voorkomen dat haar broer de Peugeot zou gaan besturen. Klaagster wordt door de inbeslagname van haar auto ernstig benadeeld. Zij heeft hard gewerkt om de Peugeot te kunnen kopen en acht voortduring van het beslag disproportioneel.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat - op basis van de voorhanden zijnde raadkamerstukken - het niet onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de Peugeot zal uitspreken. Het klaagschrift dient ongegrond verklaard te worden.
Klaagster heeft in raadkamer aangevoerd dat zij inderdaad naast haar broer in de Peugeot zat op het moment dat hij op 3 november 2024 werd staande gehouden. Haar broer had de autosleutels van haar afgepakt. Zij kan niet meer uitleggen hoe hij dat deed. Omdat haar broer al aan het rijden was, zag zij geen andere optie dan naast hem te gaan zitten en te proberen om de autosleutels van haar broer terug te pakken.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in haar beklag.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer een summier karakter heeft. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevraagd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, moet de rechter, bij een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo nee,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard.
Het beslag op de voorwerpen blijft gehandhaafd als er een strafvorderlijk belang is op grond van artikel 94 Sv. Dat is het geval wanneer:
- de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen en/of
- het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het voorwerp zal bevelen en/of
- het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen.
In dit geval is klaagster een ander dan degene tegen wie het strafvorderlijke onderzoek zich richt. Klaagster stelt rechthebbende te zijn en klaagt over de voortduring van het beslag en het uitblijven van een last tot teruggave. De rechtbank zal dan bij de beoordeling ook rekening moeten houden met artikel 33a, tweede lid aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafrecht. In dit artikel is bepaald onder welke voorwaarden een voorwerp dat niet aan de veroordeelde toebehoort kan worden verbeurd verklaard. Die verbeurdverklaring is mogelijk als de rechthebbende wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat kort gezegd er een relatie bestaat tussen het voorwerp en een strafbaar feit.
De rechtbank is van oordeel dat klaagster - tevens tenaamgestelde - als redelijkerwijs rechthebbende op de Peugeot kan worden aangemerkt nu het raadkamerdossier onvoldoende aanknopingspunten bevat om anders te concluderen.
Op 3 november 2024 is de Peugeot van klaagster onder haar broertje [belanghbebbende] in beslag genomen wegens verdenking van overtreding van artikel 5a, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994. Uit de onderliggende stukken begrijpt de rechtbank dat [belanghbebbende] voor de tweede keer binnen 24 uur - in ieder geval zonder geldig rijbewijs - in de Peugeot van klaagster had gereden. Tijdens het verhoor bij de politie erkende [belanghbebbende] ook eerder die avond in de Peugeot te hebben gereden, terwijl hij niet in het bezit was van een geldig rijbewijs. Hij verklaarde voorts dat alleen zijn zus - klaagster - daarvan op de hoogte was en dat zij naast hem zat op het moment dat hij werd aangehouden wegens verdenking van gevaarlijk rijgedrag. Klaagster heeft in raadkamer aangevoerd dat zij geen toestemming had gegeven om de Peugeot te gebruiken. Nu zij echter wist dat haar broertje eerder die avond ook zonder geldig rijbewijs in haar auto had gereden, had zij hem ervan moeten weerhouden om opnieuw in haar auto te gaan rijden, door bijvoorbeeld de autosleutels voor hem te verstoppen. Gelet op deze omstandigheden - uitgaande van de stand van zaken ten tijde van de behandeling van het klaagschrift - acht de rechtbank het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de rechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de Peugeot zal bevelen. De rechtbank is van oordeel dat op dit moment dus nog een strafvorderlijk belang bestaat bij het in beslag houden van de Peugeot.
De raadsman heeft namens klaagster gesteld dat voortduring van het beslag niet voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Deze stelling is echter niet onderbouwd, anders dan dat klaagster door voortzetting van het beslag wordt benadeeld. Ook de waarde van de Peugeot is niet ter sprake gekomen, zodat de rechtbank - bij deze stand van zaken - voortduring van het beslag niet disproportioneel acht.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift tegen het artikel 94 Sv beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is genomen door mr J.C.A.M. Los, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2025.
De griffier is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).