ECLI:NL:RBZWB:2025:3127

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 mei 2025
Publicatiedatum
22 mei 2025
Zaaknummer
RK 25-000861 en 25-000862
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding en kosten rechtsbijstand na invordering rijbewijs

Op 8 mei 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in een verzoek tot schadevergoeding en kosten van rechtsbijstand naar aanleiding van de invordering van het rijbewijs van de verzoeker. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. S. van Minderhout, had op 8 januari 2025 een verzoek ingediend om een schadevergoeding van de Staat toe te kennen, gebaseerd op artikel 164, lid 9 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW94) en artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Tijdens de behandeling op 22 april 2025 was de verzoeker niet aanwezig, maar zijn advocaat heeft het verzoek toegelicht. De officier van justitie, mr. J.J. Peerboom, heeft zich op het standpunt gesteld dat een vergoeding van € 8.884,08 voor de kosten van rechtsbijstand billijk zou zijn, gezien de omstandigheden van de zaak.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker recht heeft op een schadevergoeding van € 600,00 voor de invordering van zijn rijbewijs. Daarnaast heeft de rechtbank de kosten van rechtsbijstand beoordeeld en geconcludeerd dat het gevorderde bedrag van € 10.321,88 bovenmatig is. Uiteindelijk heeft de rechtbank een vergoeding van € 8.884,08 toegekend voor de kosten van rechtsbijstand, rekening houdend met de aard van de zaak en de tijd die doorgaans met dergelijke zaken gemoeid is. De rechtbank heeft ook een bedrag van € 453,33 toegekend voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer.

In totaal heeft de rechtbank het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toegewezen tot een bedrag van € 9.937,41, en het verzoek voor het overige afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken door mr. J.C.A.M. Los, rechter, in aanwezigheid van de griffier, mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door de verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Breda
parketnummer : 02-065884-23
raadkamernummer : 25-000861 en 25-000862
datum : 8 mei 2025
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het verzoek op grond van artikel 164, negende lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW94) en artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker] ,
geboren op [datum] 1993 te [plaats] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. S. van Minderhout advocaat te Breda,
(Postbus 4650, 4803 ER Breda),
hierna te noemen: de verzoeker.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het op 8 januari 2025 bij de griffie ingediende verzoek dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 164 lid 9 WVW94 en 530 Svten laste van de Staat;
  • € 600,00, voor schade wegens de invordering van het rijbewijs (artikel 164 lid 9 WVW94);
  • € 10.321,88, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • € 340,00 als forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de aantekening van het mondelinge vonnis van de politierechter van 29 oktober 2024 waarbij verzoeker is vrijgesproken van feit 1 en waarbij het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is verklaard ten aanzien van feit 2;
  • de schriftelijke conclusie van het Openbaar Ministerie;
  • de overige stukken in het raadkamerdossier.
Op 22 april 2025 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie mr. J.J. Peerboom en mr. S. van Minderhout als gemachtigd waarnemend advocaat van verzoeker, gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker is verzocht een vergoeding van bovengenoemde schade toe te wijzen. De advocaat van verzoeker heeft in aanvulling op het verzoekschrift in raadkamer aangevoerd dat de werkzaamheden die zijn verricht noodzakelijk waren om het eindresultaat (vrijspraak en niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie) te bereiken. Het Openbaar Ministerie heeft in de onderliggende strafzaak veel steken laten vallen, wat heeft geleid tot hogere kosten. Dit is niet aan verzoeker te wijten. Bovendien ging het om een verkeersongeval en zat de verzekeraar achter verzoeker aan. Het was daarom noodzakelijk om te handelen zoals gedaan. Verzoeker acht het dan ook billijk dat de verzochte vergoeding aan hem wordt toegekend.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de schriftelijke conclusie van het Openbaar Ministerie en zich op het standpunt gesteld dat het verzoek kan worden toegewezen tot bedrag van € 8.884,08, te vermeerderen met de forfaitaire vergoeding voor de behandeling van verzoekschrift in raadkamer. De uren aan correspondentie met het Openbaar Ministerie en de politie staan niet in verhouding tot de aard van de verdenking en de onderliggende processtukken. Daarbij komt dat de Raad voor Rechtsbijstand voor een zaak als de onderhavige veertien uur hanteert, terwijl door de raadsman in totaal 30:06 uren worden gevorderd aan kosten voor rechtskundige bijstand. Uit het verzoekschrift blijken verder geen bijzondere omstandigheden die de verzochte vergoeding van de genoemde uren rechtsvaardigen.

2.De beoordeling

De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen omdat de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd.
Op grond van artikel 164 lid 9 WVW wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend voor de schade die hij ten gevolge van de invordering van het rijbewijs heeft geleden. De LOVS-uitgangspunten gingen tot 7 juni 2024 uit van een forfaitaire vergoeding van € 10,00 per dag bij een ingevorderd rijbewijs.
Op grond van artikel 530 Sv kan ook een vergoeding voor de kosten van een raadsman worden toegekend, tenzij de raadsman was toegevoegd.
Artikel 534 lid 1 Sv bepaalt dat de toekenning van een schadevergoeding steeds plaatsheeft, als en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter gronden van billijkheid aanwezig zijn. Bij deze beoordeling worden alle omstandigheden in aanmerking genomen.
Het verzochte bedrag ter grootte van
€ 600,00voor vergoeding van de schade die verzoeker ten gevolge van de invordering van het rijbewijs heeft geleden is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Gelet op de aard en de omvang van de zaak en het aantal uren dat doorgaans met soortgelijke strafzaken is gemoeid, acht de rechtbank het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter hoogte van € 10.321,88 bovenmatig. Gelet op vorenstaande en gelet op hetgeen tijdens het onderzoek in raadkamer door de officier van justitie naar voren is gebracht, zal de rechtbank op gronden van billijkheid een vergoeding voor kosten van rechtsbijstand toekennen tot een bedrag van € 8.884,08.
De rechtbank stelt vast dat de advocaat ten behoeve van drie afzonderlijk ingediende verzoekschriften (rk-nrs: 24-024566, 25-000861 en 25-000862, 24-025839), twee klaagschriften (rk-nrs: 25-002764 en 25-002764) en een zogeheten ‘pro-formazaak’ (rk-nr. 25-001534) - waarvoor verschijning niet noodzakelijk was - in raadkamer is verschenen. De drie verzoekschriften zijn behandeld in een tijdsbestek van ongeveer tien minuten. Het kantoor van de waarnemend raadsvrouw bevindt zich in Breda. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het billijk is om niet in elke zaak de extra forfaitaire vergoeding voor de behandeling in raadkamer (van € 340,- per zaak) toe te kennen. De rechtbank zal voor de behandeling in raadkamer van de drie hiervoor genoemde verzoekschriften een totaalbedrag van € 340,00 toekennen en dit over die zaken verdelen. Dit betekent dat in elk van die drie zaken € 113,33 zal worden toegekend voor de behandeling daarvan in raadkamer.
Voor de kosten verbonden aan de indiening van onderhavig verzoekschrift en de behandeling daarvan in raadkamer zal de rechtbank daarom in totaal het bedrag van
€ 453,33toekennen.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 9.937,41, bestaande uit:
- € 600,00 voor schade wegens de invordering van het rijbewijs;
- € 8.884,08 aan kosten van rechtsbijstand;
- € 453,33 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
wijst het verzoek voor het overige af;
bepaalt dat een bedrag van
9.937,41 zal worden overgemaakt op [rekeningnummer]
ten name van Stichting Beheer Derdengelden TDNL Strafrechtadvocaten, onder vermelding van “[verzoeker]/OM vergoeding”.
Deze beslissing is genomen door mr J.C.A.M. Los, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2025.
De griffier is niet in de gelegenheid om deze beslissing mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van de beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.