In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 mei 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de weigering van het UWV om haar een WIA-uitkering toe te kennen beoordeeld. Het UWV had op 9 augustus 2022 besloten om per 12 april 2022 geen WIA-uitkering toe te kennen aan eiseres. Dit besluit werd in een later stadium, op 2 oktober 2023, door het UWV gehandhaafd, waarbij het bezwaar van eiseres ongegrond werd verklaard. De rechtbank benoemde een deskundige om de medische situatie van eiseres te onderzoeken, omdat er twijfels waren over de beoordeling van de verzekeringsarts. De deskundige concludeerde dat eiseres een aspecifiek klachtenbeeld vertoonde, met vermoeidheid als basisklacht, maar zonder feitelijk geobjectiveerde afwijkingen. De deskundige en de verzekeringsarts kwamen overeen dat eiseres voltijdse arbeid kan verrichten, mits deze binnen de vastgestelde belastbaarheid blijft. De rechtbank oordeelde dat de motivering van de deskundige overtuigend was en volgde diens conclusies. Eiseres had aangevoerd dat zij meer beperkingen had dan erkend, maar de rechtbank vond deze argumenten niet overtuigend. Het beroep werd ongegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere beslissing van het UWV in stand bleef. Eiseres had ook verzocht om vergoeding van deskundigenkosten, maar dit verzoek werd afgewezen omdat de kosten niet voor vergoeding in aanmerking kwamen. De rechtbank bepaalde dat het UWV het griffierecht moest vergoeden en de proceskosten aan eiseres moest betalen.