Uitspraak
1.[verhuurder 1],
2.
[verhuurder 2],
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 mei 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen verhuurders en een huurder over huurachterstand. De huurder had een stacaravan gehuurd voor een maandelijkse huurprijs van € 500,00, maar heeft gedurende vier maanden de huur niet betaald. De verhuurders vorderden betaling van een totaalbedrag van € 2.386,22, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De huurder betwistte de huurachterstand en voerde aan dat er mondelinge afspraken waren gemaakt over de huurbetalingen en dat er een maand huur was betaald door een vriend. De kantonrechter oordeelde dat de huurovereenkomst was ingegaan op 15 oktober 2023 en dat de huurder verplicht was om de huur te betalen tot 15 maart 2024. De kantonrechter wees de vordering van de verhuurders toe, inclusief de buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten, en verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad. De huurder werd veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag en de proceskosten binnen veertien dagen na aanschrijving.