In deze zaak vordert [schuldeiser] B.V. een hoofdsom van € 24.728,54 van [schuldeisers] op basis van een lening van € 24.000,00 die op 28 september 2023 is verstrekt. De lening was gekoppeld aan een negatieve hypotheekverklaring, die verbiedt dat de schuldenaar het onroerend goed zonder toestemming vervreemdt of bezwaart. [Schuldeisers] heeft een koopovereenkomst gesloten met [kopers] voor het onroerend goed, wat volgens [schuldeiser] in strijd is met de negatieve hypotheekverklaring en de lening opeisbaar maakt. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat het sluiten van een koopovereenkomst op zich geen vervreemding is, omdat de eigendomsoverdracht nog niet heeft plaatsgevonden. Hierdoor is de lening nog niet opeisbaar en zijn de vorderingen van [schuldeiser] afgewezen. Daarnaast heeft [schuldeiser] een voorlopige voorziening gevorderd om een tweede hypotheek te vestigen, maar ook deze vordering is afgewezen omdat er geen reden was voor een voorlopige voorziening na de uitspraak in de hoofdzaak. De proceskosten zijn toegewezen aan de gedaagde partijen.