4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
De rechtbank is op basis van de bewijsmiddelen van oordeel dat verdachte zich aan de handel in cocaïne en heroïne schuldig heeft gemaakt. Zij overweegt daartoe het volgende.
Naar aanleiding van een MMA-melding op 20 augustus 2024, waarin werd aangegeven dat verdachte vanuit zijn auto handelde in cocaïne, heroïne en wiet, een controle op 22 augustus 2024 waarbij harddrugs werden aangetroffen in de auto van verdachte, en diens eerdere aanhoudingen voor Opiumwetdelicten, is in september 2024 een onderzoek gestart naar mogelijke betrokkenheid van verdachte bij de handel in en het voorhanden hebben van verdovende middelen. Op 30 oktober 2024 werd verdachte opnieuw gecontroleerd en aangehouden met harddrugs in zijn auto. In de periode van 29 oktober 2024 t/m 10 november 2024 volgden nieuwe MMA-meldingen waarin de naam [voornaam] (met varianten) [verdachte] werd genoemd als harddrugsdealer in [woonplaats] . Tijdens observaties op 14 en 15 november 2024 werden daadwerkelijke drugsdeals tussen verdachte en twee afnemers (waaronder [getuige 1] ) waargenomen. Vervolgens heeft er op
2 december 2024 een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van verdachte, waarbij een aanzienlijke hoeveelheid heroïne (totaal 74,45 gram) en cocaïne (totaal 70,88 gram) werdaangetroffen. Ook werden in de woning contant geld, meerdere telefoons en voorwerpen die doorgaans worden gebruikt bij drugshandel, zoals gripzakjes, ponypacks en een weegschaal aangetroffen. Gezien de hoeveelheid en verschillende soorten drugs en de omstandigheden waaronder deze zijn aangetroffen, acht de rechtbank het standpunt van verdachte, dat hij de drugs slechts voor iemand anders bewaarde, niet geloofwaardig. De rechtbank gaat ervan uit dat de drugs bestemd waren voor de handel.
Periode
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij in november 2024 zelfstandig is begonnen met het dealen van drugs en dat de, in zijn woning, aangetroffen iPhone 12 (eindigend op nummer … [nummer 1] ) en iPhone XS Max (eindigend op nummer … [nummer 2] ) van hem zijn. Onderzoek naar deze toestellen wijst echter op eerdere betrokkenheid van verdachte bij drugshandel dan november 2024. Uit onderzoek naar de iPhone 12 is gebleken dat er vanuit het [telefoonnummer] telefoonnummers van verschillende personen werden gedeeld met verdachte. [getuige 1] heeft op 14 november 2024 verklaard dat hij via het nummer [telefoonnummer] sinds ongeveer een half jaar cocaïne bestelt. De persoon die de drugs komt afleveren, is volgens [getuige 1] steeds iemand anders. [getuige 2] toont op 15 november 2024 aan [verbalisant] dat het nummer [telefoonnummer] in zijn telefoon staat. Dit duidt erop dat vanuit het nummer [telefoonnummer] telefoonnummers van afnemers van drugs met verdachte worden gedeeld. Op de iPhone XS Max zijn chatgesprekken gevonden uit juni, juli en november 2024 waarin expliciet afspraken worden gemaakt over het (ver)kopen en afleveren van drugs, prijzen worden genoemd en afbeeldingen van drugs zijn gedeeld. Gebruikte termen zoals ‘15 poeder’, ‘wittie’, ‘boli’, ‘koko’, ‘goede crack’, ‘uitgekookt’, ’20 zakjes’, ‘halfje neus’, ’70 g’ en ’20 w 20 d’ wijzen duidelijk op drugshandel. Het eerste relevante chatgesprek dateert van 5 juni 2024.
Gelet op de bevindingen uit het telefoononderzoek in combinatie met de (data van de) MMA-meldingen, de politiecontroles en observaties, de getuigenverklaringen en de wijze waarop de drugs in de woning van verdachte zijn aangetroffen, acht de rechtbank de verklaring van verdachte, dat hij pas in november 2024 is begonnen met dealen, ongeloofwaardig. Zij zal voor de periode uitgaan van de datum van het eerste relevante chatgesprek, te weten 5 juni 2024.
Medeplegen
De rechtbank stelt verder op grond van de bewijsmiddelen vast, dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met anderen bij de handel in drugs. Uit meerdere chats blijkt namelijk dat verdachte ook anderen drugs liet afleveren. Voorts is op de iPhone XS Max een groepschat aangetroffen waarin door meerdere personen informatie werd gedeeld over locaties van politievoertuigen, waaruit een samenwerking blijkt om met de gezamenlijke drugshandel buiten beeld van de politie te blijven. [getuige 1] verklaarde dat hij al een half jaar via hetzelfde telefoonnummer bestelde, maar dat telkens verschillende personen de drugs kwamen afleveren. Deze omstandigheden duiden erop dat verdachte deel uitmaakte van een georganiseerd samenwerkingsverband gericht op drugshandel waardoor sprake is van medeplegen.
Alles in samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich samen met anderen heeft bezig gehouden met het handelen in harddrugs in de periode van 5 juni 2024 tot en met 2 december 2024.
Feit 2
In de woning van verdachte, waar hij samen met zijn vriendin woonde, zijn cocaïne en heroïne aangetroffen. Verdachte heeft bekend dat hij de tenlastegelegde hoeveelheden op 2 december 2024 in zijn woning aanwezig had. Hij heeft echter ontkend dat hij dit feit samen met zijn vriendin heeft gepleegd. Volgens verdachte zou zijn vriendin niets van de drugs afweten, omdat hij deze drugs in de nacht van 1 op 2 december 2024 zou bewaren voor een vriend. Zijn vriendin lag te slapen toen hij de drugs die nacht in hun gezamenlijke woning heeft neergelegd. De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig en overweegt daartoe het volgende.
Zoals hiervoor al overwogen, maakt de tijdens de doorzoeking aangetroffen situatie onaannemelijk dat verdachte de drugs slechts één nacht voor iemand anders bewaarde. Tijdens de doorzoeking is gebleken dat de drugs en/of residu hiervan open en bloot op verschillende plekken in de woning lagen, waaronder op een tafel, het fornuis, op de koelkast, op een weegschaal, het aanrecht, op borden, in een pan en in een afvalcontainer. Op grond van deze aangetroffen situatie is het niet alleen onaannemelijk dat de drugs pas de betreffende avond of nacht in de woning zijn gelegd, het heeft ook niets weg van het bewaren van drugs voor iemand anders. In dat geval zou mogen worden verwacht dat de drugs allemaal samen in een tas of doos, ergens uit het zicht en verborgen in de woning zouden zijn aangetroffen.
De drugs waren niet verborgen en lagen duidelijk zichtbaar en verspreid op algemeen toegankelijke plaatsen in de woning. De rechtbank gaat er op grond van de aangetroffen situatie aldus vanuit dat de drugs al langer in de woning lag. Volgens vaste jurisprudentie geldt als uitgangspunt dat een persoon geacht wordt op de hoogte te zijn van goederen die zich in zijn of haar woning bevinden en dat deze goederen zich in diens machtssfeer bevinden. Dit is slechts anders indien aannemelijk is geworden dat zich in het specifieke geval bijzondere omstandigheden voordoen die tot een andere conclusie leiden. Naar het oordeel van de rechtbank is van dergelijke omstandigheden niet gebleken. De drugs lagen openlijk en duidelijk zichtbaar in de woning, zodat de rechtbank van oordeel is dat de vriendin van verdachte van de aanwezigheid van de drugs op de hoogte moet zijn geweest. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander drugs aanwezig heeft gehad.
Feit 3
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de in zijn woning aangetroffen sieraden heeft witgewassen. Uit het dossier blijkt namelijk dat meerdere familieleden van verdachte hebben verklaard dat die sieraden afkomstig zijn uit de erfenis van de (overleden) moeder van verdachte. Er zijn geen aanwijzingen dat de sieraden van misdrijf afkomstig zijn. De rechtbank zal verdachte daarom van feit 3 vrijspreken.