Op 20 mei 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zitting houdende in de wrakingskamer, een verzoek tot wraking van mr. Nomes als voorzitter van de meervoudige strafkamer afgewezen. Het wrakingsverzoek was ingediend door een verzoeker die stelde dat zijn recht op een eerlijk proces was geschaad doordat de voorzitter had besloten de zitting op 8 mei 2025 niet aan te houden. De verzoeker voerde aan dat hij medeverdachten als getuigen wilde horen, maar dat deze mogelijkheid hem was onthouden door de beslissing van de voorzitter.
De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering, dat de mogelijkheid biedt om rechters te wraken op basis van feiten die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel kunnen trekken. De wrakingskamer concludeerde dat de door verzoeker aangevoerde feiten en omstandigheden niet voldoende waren om te concluderen dat de voorzitter vooringenomen was of dat de vrees van verzoeker daarvoor objectief gerechtvaardigd was. De afwijzing van het aanhoudingsverzoek werd gezien als een procesbeslissing, die niet kan leiden tot wraking, tenzij er duidelijke aanwijzingen zijn voor vooringenomenheid.
Uiteindelijk verklaarde de wrakingskamer het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond en besloot dat de behandeling van de strafzaak met parketnummer 02-254391-22 voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing. De beslissing werd openbaar gemaakt en is geanonimiseerd gepubliceerd op de website van de rechtspraak.