ECLI:NL:RBZWB:2025:3162

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 mei 2025
Publicatiedatum
23 mei 2025
Zaaknummer
02-290877-24, 02-207998-24 (gevoegd), 02-213083-23 (tul) en 02-005496-22 (tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging en belediging van politieambtenaren, brandstichting met levensgevaar voor anderen

Op 23 mei 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 26 juni 2024 een politieambtenaar heeft bedreigd en twee politieambtenaren heeft beledigd. De verdachte, geboren in 1978 en thans gedetineerd in Vught, had op die datum dreigende woorden geuit naar de politie, waarbij hij aangaf iemand te zullen steken en hen beledigde met kwetsende termen. De rechtbank oordeelde dat de bedreigingen en beledigingen wettig en overtuigend bewezen waren, maar dat de verdachte slechts in verminderde mate toerekeningsvatbaar was vanwege zijn psychische problemen. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van twee weken, wat de rechtbank ook oplegde, met aftrek van voorarrest.

Daarnaast was de verdachte betrokken bij een brandstichting op 10 september 2024 in zijn appartement, waarbij hij spiritus en open vuur gebruikte. Deze brandstichting leidde tot gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor andere bewoners van het appartementencomplex. De rechtbank oordeelde dat de verdachte ten tijde van de brandstichting volledig ontoerekeningsvatbaar was, en sprak hem vrij van straf voor dit feit. In plaats daarvan werd de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met verpleging van overheidswege opgelegd, gezien het hoge recidiverisico en de noodzaak voor behandeling van zijn psychische stoornissen. De rechtbank wees ook vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere straffen af, omdat deze niet opportuun werden geacht in het licht van de opgelegde tbs.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02-290877-24, 02-207998-24 (gevoegd), 02-213083-23 (tul) en
02-005496-22 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 23 mei 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1978 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting te Vught,
raadsman mr. M.R.J. Schönfeld voor de zaak met parketnummer 02-207998-24,
raadsvrouw mr. N. van Vliet voor de zaak met parketnummer 02-290877-24,
beiden advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaken met bovenvermelde parketnummers zijn op de zitting van 9 mei 2025 gevoegd overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van strafvordering en inhoudelijk behandeld, tezamen met twee vorderingen tot tenuitvoerlegging.
Ter zitting hebben de officier van justitie mr. R. in ’t Veld en de verdediging hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
parketnummer 02-207998-24
feit 1: op 26 juni 2024 een politieambtenaar heeft bedreigd;
feit 2: op diezelfde datum twee politieambtenaren heeft beledigd;
parketnummer 02-290877-24
op 10 september 2024 brand heeft gesticht in zijn woning in een appartementencomplex.

3.De voorvragen

De dagvaardingen zijn geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan.
4.2
Het standpunt van de verdediging
parketnummer 02-207998-24
De verdediging voert geen bewijsverweer met betrekking tot de bedreiging en belediging.
parketnummer 02-290877-24
Verdachte bekent dat hij op 10 september 2024 opzettelijk brand heeft gesticht op twee plekken in zijn appartement. De verdediging betwist echter dat door deze brandstichting levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was en bepleit daarom partiële vrijspraak.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
parketnummer 02-207998-24
Verdachte voert geen verweer tegen bewezenverklaring van de tenlastegelegde bedreiging en belediging en er is geen vrijspraak bepleit. Omdat er desniettemin niet gesproken kan worden van een duidelijke en ondubbelzinnige bekentenis ten aanzien van deze twee feiten, zullen de bewijsmiddelen in bijlage II worden uitgewerkt.
parketnummer 02-290877-24
Opzettelijke brandstichting en gemeen gevaar voor goederen
Aangezien verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd ten aanzien van de opzettelijke brandstichting op twee plekken in zijn appartement en het gemeen gevaar dat daarvan voor goederen te duchten is, wordt voor die bestanddelen van de tenlastelegging volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen in bijlage II.
Levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of door de brandstichting ook levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was voor andere personen dan verdachte.
Voor de beantwoording van deze vraag is van belang dat het levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel ten tijde van de brandstichting naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest. Dat de dader zelf dat gevaar wellicht niet heeft voorzien, is in dat verband niet van belang.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden af.
Verdachte woonde in een appartement, dat deel uitmaakt van een appartementencomplex met 24 wooneenheden. Dit appartement is gelegen op de eerste verdieping en heeft vier woonlagen boven zich en één appartement naast zich. Op 10 september 2024 heeft verdachte een fauteuil in zijn woonkamer en vuilniszakken in zijn open keuken in brand gestoken en daarbij spiritus als brandversnellend middel gebruikt. Omstreeks 9.55 uur is de brand opgemerkt door een voorbijrijdende toezichthouder, die rook uit het raam van het appartement van verdachte zag komen. Deze toezichthouder maakte de inschatting dat hij het appartementencomplex nog veilig kon betreden, is naar het appartement van verdachte gegaan en droeg een collega op om de bewoonster van het naastgelegen appartement ([adres 1]) te evacueren. De toezichthouder zag rook in het appartement van verdachte hangen en riep dat verdachte de woning moest verlaten. Verdachte weigerde dit. Voor zijn eigen veiligheid is de toezichthouder bij het appartement weggaan. De rookontwikkeling nam toe. De buurvrouw had haar naastgelegen appartement inmiddels verlaten. Andere omwonenden hadden hun appartementen al uit eigen beweging verlaten. Dit betrof onder meer de bewoonster van het direct bovengelegen appartement ([adres 2]). De brandweer arriveerde, haalde verdachte naar buiten en bracht de brand onder controle. Na enige tijd ventileren was het appartementencomplex weer veilig te betreden. De volgende dag verklaarden de bewoonsters van de huisnummers [adres 1] en [adres 2] dat zij de brand al gezien en de rook al hadden geroken, voordat zij het appartementencomplex verlieten.
Forensisch onderzoek na de brand wees uit dat er in het appartement van verdachte sprake was van twee afzonderlijke brandhaarden – de fauteuil en de vuilniszakken – met een tussenliggende afstand van ongeveer 3,50 meter. De daartussen liggende ruimte, waar onder meer een houten kast stond, was niet door vuur aangetast. Een ruit aan de voorzijde van het appartement is door de hitte kapot gegaan. Het gehele appartement was zwartgeblakerd door roetdeeltjes. De forensisch onderzoekers bestempelen de situatie als een beperkte brand in de woonkamer en open keuken, waardoor “er mogelijk gemeen gevaar voor goederen (aangrenzende en bovenliggende panden) zou kunnen zijn ontstaan”.
Op basis van deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat het, naar algemene ervaringsregels, ten tijde van de brandstichting voorzienbaar was dat door de brandstichting levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was. Dat de forensisch onderzoekers zich niet uitdrukkelijk over dergelijk gevaar hebben uitgelaten, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. De onderzoekers noemen het een beperkte brand die zich heeft voorgedaan. De rechtbank beoordeelt welk gevaar te voorzien is ten tijde van de brandstichting.
Vooropgesteld wordt dat het verloop van een brand per definitie vaak onvoorspelbaar en ook onbeheersbaar is. Dit is des te meer het geval bij het creëren van twee afzonderlijke brandhaarden, met gebruik van een brandversnellend middel, in een appartement dat deel uitmaakt van een complex met een naastgelegen appartement en meerdere bovengelegen woonlagen. De brand is door verdachte vóór tien uur in de ochtend gesticht, waardoor het – anders dan de verdediging betoogt – niet valt uit te sluiten dat er nog bewoners van het appartementencomplex aan het slapen waren. Bij slapende bewoners is de kans groter dat zij worden overvallen door een plotselinge brand of rookontwikkelingen en niet meer tijdig kunnen vluchten. Het is dankzij adequaat ingrijpen van de toevallig voorbijrijdende toezichthouder en de brandweer dat de omvang en de gevolgen van de brand beperkt zijn gebleven en dat de aanwezige bewoners het appartementencomplex tijdig en veilig, al dan niet met hulp, konden verlaten. De bewoonster van het naastgelegen appartement, die ten tijde van de brand in haar woning aanwezig was, betrof een oudere vrouw. Als de brand pas later was opgemerkt of er minder adequaat was ingegrepen, had het slechter kunnen aflopen. De brand had dan immers kunnen overslaan naar andere brandbare objecten in het appartement, daarmee snel in hevigheid kunnen toenemen en ook de aangrenzende appartementen, inclusief aanwezige bewoners, in gevaar kunnen brengen. Het gaat daarbij overigens niet alleen om levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel door vuur, maar ook door rook, waarvan in dit geval eveneens sprake was. De brand bevond zich immers al in een zodanig stadium dat de daarvan afkomstige rook vanaf de straat was te zien en ook de bewoonsters van het naastgelegen en het bovenliggende appartement de brand al hadden geroken en al rook hadden gezien.
Het verweer van de verdediging wordt dus verworpen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
parketnummer 02-207998-24
1
op 26 juni 2024 te [plaats] [aangever 1] (werkzaam voor politie Zeeland West Brabant) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [aangever 1] dreigend de woorden toe te voegen "als ik vanavond niet word opgenomen dan steek ik iemand neer!" en "ik schiet een kogel door jullie kop!";
2
op 26 juni 2024 te [plaats] opzettelijk ambtenaren, te weten [aangever 1], brigadier bij de Eenheid Zeeland-West-Brabant, en [aangever 2], agent bij de Eenheid
Zeeland-West-Brabant, gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd door hen de woorden toe te voegen: "Kankerlijers" en "Kankerwouten" en "Mafkees".
parketnummer 02-290877-24
op 10 september 2024 te [plaats] opzettelijk brand heeft gesticht in een appartement in een appartementencomplex "[appartementencomplex]", gelegen aan de [straat], door spiritus en open vuur in aanraking te brengen met een stoel en vuilniszakken, ten gevolge waarvan die stoel en vuilniszakken gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten voor dat appartement en dat
appartementencomplex, en
- levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten voor bewoners van dat appartementencomplex,
te duchten was.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- of schrijffouten voorkomen, zijn die in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van verdachte.

5.1
De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5.2
De strafbaarheid van verdachte
parketnummer 02-207998-24
Er is geen onderzoek gedaan door een psycholoog of psychiater naar de feiten met dit parketnummer. De door verdachte geuite bedreigingen en beledigingen beoordeelt de rechtbank als instrumenteel van aard en niet zozeer als een uitwerking van zijn waandenkbeelden. Kennelijk wilde hij met deze gedragingen afdwingen dat hij diezelfde dag nog zou worden opgenomen. Dat was zijn doel. Dat deze gedragingen in het geheel niet aan verdachte zijn toe te rekenen vanwege zijn psychische problematiek, zoals de verdediging bepleit, is zonder concreet op deze gedragingen gericht deskundigenrapport niet vast te stellen. Wel acht de rechtbank het aannemelijk dat de psychische stoornissen waar verdachte mee kampt en die hierna nog aan bod komen, enige invloed hebben gehad op zijn gedragingen. Met de officier van justitie is de rechtbank daarom van oordeel dat de bedreiging en belediging slechts in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
parketnummer 02-290877-24
Zowel de officier van justitie als de verdediging stellen zich op het standpunt dat de brandstichting niet aan verdachte kan worden toegerekend en dat verdachte om die reden moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de Pro Justitia rapporten van [de GZ-psycholoog] van 6 januari 2025 en van psychiater [de psychiater] van 9 januari 2025. [de GZ-psycholoog] komt tot de conclusie dat bij verdachte sprake is van een persisterende psychotische stoornis, een stoornis in het gebruik van amfetamine en een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en borderline trekken. [de psychiater] komt tot de conclusie dat bij verdachte sprake is van een psychotisch beeld met waandenkbeelden en hallucinaties en een ernstige stoornis in het gebruik van drugs, met name de drug Alpha, ook wel Flakka genoemd. Beide deskundigen concluderen dat de psychotische stoornis ten tijde van de brandstichting aanwezig was en de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte direct heeft beïnvloed. Verdachte heeft de overtuiging dat hij (de zoon van) God en onsterfelijk is en dat hij vanwege die status en speciale krachten wordt dwarsgezeten door overheidsdiensten en de gevestigde orde. Hij probeert op verschillende manieren bewijs te vinden voor zijn waarheid en ziet de brandstichting, waarbij hij zal sterven, maar ook weer zal opstaan uit de dood, als de laatste mogelijkheid om te bewijzen dat hij onsterfelijk is. Met de brandstichting had hij niet de intentie om anderen wat aan te doen. Hij ging er door zijn paranoïde waandenkbeelden van uit dat de personen die hem in de gaten hielden op tijd zouden ingrijpen.
Volgens [de GZ-psycholoog] stond de brandstichting helemaal in het teken van de waandenkbeelden van verdachte, was zijn sturingsvermogen volledig aangetast door de psychotische stoornis, was hij niet in de realiteit en was hij niet in staat tot doelgerichte keuzes. Ook [de psychiater] concludeert dat verdachte op het moment van de brandstichting door zijn psychotische overtuigingen niet in staat was om zijn gedrag op een rationele wijze bij te sturen. Beide deskundigen adviseren daarom om de brandstichting verdachte in het geheel niet toe te rekenen.
De rechtbank neemt de conclusies en adviezen van de deskundigen over en komt tot het oordeel dat verdachte ten tijde van plegen van de brandstichting als volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. De rechtbank acht verdachte daarom niet strafbaar voor de brandstichting en zal hem dan ook ontslaan van alle rechtsvervolging.

6.De oplegging van een straf en maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
parketnummer 02-207998-24
De officier van justitie vordert ten aanzien van de bedreiging en belediging aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van twee weken op te leggen, met aftrek van de periode die verdachte in voorarrest heeft gezeten.
parketnummer 02-290877-24
De officier van justitie vordert ten aanzien van de brandstichting aan verdachte de maatregel terbeschikkingstelling (tbs) met verpleging van overheidswege op te leggen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
parketnummer 02-207998-24
Indien de ten laste gelegde feiten aan verdachte worden toegerekend, acht de verdediging het niet opportuun om verdachte een straf op te leggen.
parketnummer 02-290877-24
De verdediging verzoekt de rechtbank verdachte, gelet op de bepleite partiële vrijspraak voor de brandstichting, de maatregel tbs met verpleging van overheidswege op te leggen met een gemaximeerde duur van vier jaar.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
parketnummer 02-207998-24
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft op 26 juni 2024 op verschillende momenten en locaties ernstige bedreigingen en beledigingen geuit richting politieambtenaren. Het doel dat verdachte hier kennelijk mee voor ogen had, namelijk het afdwingen van een opname, rechtvaardigen deze gedragingen niet. Niet alleen getuigen deze gedragingen van een gebrek aan respect voor het openbaar gezag, ook is het voorstelbaar dat verdachte hiermee het veiligheidsgevoel en de eer en goede naam van de politieambtenaren heeft aangetast. Politieambtenaren moeten kunnen functioneren zonder daarbij geconfronteerd te worden met bedreigingen en beledigingen. Dit geldt temeer omdat hun werk het doorgaans niet toelaat dat zij zich distantiëren van situaties waarin zulke gedragingen zich zouden kunnen voordoen.
De persoon van de verdachte
Zoals de rechtbank in rechtsoverweging 5.2 heeft overwogen, kunnen de bewezenverklaarde feiten verdachte slechts in verminderde mate worden toegerekend.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 april 2025. Hieruit blijkt onder meer dat verdachte eerder bij uitspraak van de politierechter van deze rechtbank van 31 mei 2022 is veroordeeld voor wederspannigheid, gericht tegen politieambtenaren. Dat verdachte zich vervolgens op 26 juni 2024 wederom op onacceptabele wijze richting politieambtenaren heeft gedragen, neemt de rechtbank in strafverzwarende zin mee.
De op te leggen straf
De rechtbank acht het noodzakelijk om verdachte, ondanks de verminderde toerekeningsvatbaarheid, een signaal te geven dat zijn gedragingen richting politieambtenaren onacceptabel zijn en dat hij daarmee vervelende feiten heeft gepleegd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van twee weken, met aftrek van de periode die verdachte in voorarrest heeft gezeten, passend en geboden is.
parketnummer 02-290877-24
De aard en ernst van het feit
Verdachte heeft opzettelijk brand gesticht in zijn appartement, dat deel uitmaakt van een appartementencomplex. Ten tijde van de brandstichting waren meerdere bewoners in dit complex aanwezig. Brandstichting is een ernstig feit, omdat hierdoor onvoorspelbare, onbeheersbare en zeer gevaarlijke situaties kunnen ontstaan. In dit geval heeft verdachte door de brandstichting ook het leven en de gezondheid van medebewoners ernstig in gevaar gebracht. Dat de gevolgen beperkt zijn gebleven is niet aan verdachte te danken, maar aan adequaat ingrijpen van een toezichthouder en de brandweer. Daarnaast veroorzaakt brandstichting gevoelens van angst, onveiligheid en onrust, specifiek voor de bewoners van het betreffende appartementencomplex, maar ook meer in het algemeen voor de samenleving als geheel.
Geen straf, wel een maatregel
De rechtbank heeft onder 5.2 overwogen dat verdachte niet strafbaar is voor de brandstichting, omdat dit feit in het geheel niet aan hem kan worden toegerekend. Er kan aan verdachte dus geen straf worden opgelegd. Wel kan er een maatregel aan verdachte worden opgelegd. Vraag is of dit in het geval van verdachte noodzakelijk is. Voor de beantwoording van die vraag heeft de rechtbank acht geslagen op de eerder genoemde Pro Justitia rapporten en op het reclasseringsadvies van 4 februari 2025.
Pro Justitia rapporten
De deskundigen schatten het recidiverisico in als hoog, gelet op de bij verdachte aanwezige persisterende psychotische stoornis, het gebrek aan ziektebesef en -inzicht, zijn kwetsbaarheid en het ontbreken van beschermende factoren. Dit hoge risico is er op korte termijn – dagen of weken – op het moment dat verdachte dakloos, zonder zorg of ondersteuning vanuit instanties of een netwerk en zonder daginvulling op straat komt te staan. De factoren die verdachte tot de brandstichting hebben aangezet, zijn immers nog steeds aanwezig. Ondanks dat verdachte momenteel in detentie al enige tijd vrij is van middelengebruik en antipsychotische medicatie krijgt, blijft hij zich bezighouden met het bewijzen van zijn onsterfelijkheid. Omdat zijn waandenkbeelden niet te bewijzen zijn, zullen ook de frustraties hierover blijven bestaan. Bovendien zal verdachte buiten een gereguleerde omgeving weer stoppen met de antipsychotische medicatie, omdat hij dit vanwege zijn gebrek aan ziektebesef en -inzicht niet nodig vindt. Wat hij wel nodig vindt, is het gebruik van Alpha. Dit komt zowel vanuit zijn psychotische stoornis – Alpha geeft hem naar eigen zeggen speciale krachten – als vanuit zijn verslavingsproblematiek. Dit gebruik zal zijn psychotische stoornis alleen maar verder aanwakkeren. Daarnaast vindt verdachte het gebruiken van geweld of lijden van anderen geoorloofd om zijn punt duidelijk te maken, temeer omdat hij zich vanuit zijn waandenkbeelden verheven voelt boven anderen.
Het hoge recidiverisico kan volgens de deskundigen alleen voldoende beperkt worden door een langdurige behandeling en verblijf binnen een gestructureerde omgeving met een hoog beveiligingsniveau met expertise op het gebeid van verslaving en forensische psychiatrie. Een dergelijke klinische setting kan alleen worden vormgegeven binnen de maatregel tbs met verpleging van overheidswege. De maatregel tbs met voorwaarden, in een ambulante setting, achten de deskundigen ontoereikend. Verdachte heeft geen ziektebesef en -inzicht, vindt medicatie of andersoortige behandeling niet nodig, is niet gemotiveerd om zich te onthouden van middelengebruik en in het verleden is meermaals gebleken dat hij zich niet aan voorwaarden kan houden. Ook nu geeft verdachte aan zich niet aan voorwaarden te zullen houden. Daar komt bij dat verdachte geen stabiele huisvesting heeft en ook geen netwerk om op terug te vallen. Een zorgmachtiging is volgens de deskundige evenmin toereikend, omdat de problematiek van verdachte (forensisch) te zwaar is voor de reguliere geestelijke gezondheidszorg. Ook dit is in het verleden gebleken, doordat verdachte zich gedurende een zorgmachtiging in 2016/2017 niet hield aan de voorwaarden en naar Spanje vertrok.
Reclasseringsadvies
De reclassering sluit zich aan bij de bovengenoemde conclusies en adviezen van de deskundigen en adviseert om verdachte tbs met verpleging van overheidswege op te leggen. Ook de reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s op recidive, letsel of onttrekking aan voorwaarden te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen.
Conclusie van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat voldaan is aan alle eisen die artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht stelt voor oplegging van de maatregel tbs. Zo bestond bij verdachte ten tijde van de brandstichting een ziekelijk stoornis van zijn geestvermogens en is op brandstichting een gevangenisstraf van vier jaren of meer gesteld. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, het opleggen van deze maatregel eist, in het bijzonder in de vorm van tbs met verpleging van overheidswege. Gelet op de conclusies en adviezen in de Pro Justitia rapporten kan alleen die vorm van tbs de maatschappij voldoende beschermen tegen de gedragingen van verdachte en tegelijkertijd ingezet worden ter bevordering en verdere stabilisering van het psychische toestandsbeeld van verdachte. De deskundigen en in aansluiting daarop de reclassering hebben duidelijk en op inzichtelijke wijze gemotiveerd waarom een minder beveiligd kader voor verdachte ontoereikend is. De rechtbank volgt die motivering en zal verdachte dan ook tbs met verpleging van overheidswege opleggen.
De brandstichting, zoals die in dit geval bewezen is verklaard, betreft een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Op grond van artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht is deze maatregel dan ook niet in duur gemaximeerd.

7.De vorderingen tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft vorderingen ingediend tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke 60 uren taakstraf die aan verdachte zijn opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank van 10 augustus 2022 en van de voorwaardelijke twee weken gevangenisstraf die aan verdachte zijn opgelegd bij vonnis van de politierechter van deze rechtbank van 17 april 2024.
Ter zitting hebben zowel de officier van justitie als de verdediging verzocht om deze vorderingen af te wijzen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd in twee zaken schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kunnen de vorderingen tot tenuitvoerlegging in beginsel worden toegewezen. De rechtbank is echter van oordeel dat toewijzing van de vorderingen, naast het aan verdachte opleggen van de maatregel tbs met verpleging van overheidswege, niet opportuun is. De rechtbank zal de vorderingen daarom afwijzen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 37a, 37b, 57, 63, 157, 266, 267 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 02-207998-24
feit 1: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 2: eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
parketnummer 02-290877-24
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
-
parketnummer 02-207998-24: verklaart verdachte strafbaar;
-
parketnummer 02-290877-24: verklaart verdachte
niet strafbaar voor het bewezen verklaarde en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
Strafoplegging
parketnummer 02-207998-24
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van twee weken;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Maatregel
parketnummer 02-290877-24
- gelast de
terbeschikkingstellingvan verdachte,
met verplegingvan overheidswege;
Vorderingen tenuitvoerlegging
- wijst de vorderingen tot tenuitvoerlegging af;
Voorlopige hechtenis
parketnummer 02-207998-24
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos, voorzitter, mr. M.E.I. Beudeker en mr. J.B. Polak, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. Lemmens, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 23 mei 2025.
Mr. J.B. Polak is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

10.Bijlage I

De tenlastelegging
parketnummer 02-207998-24
1
hij op of omstreeks 26 juni 2024 te [plaats], althans in Nederland,
[aangever 1] (werkzaam voor politie Zeeland West Brabant) heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [aangever 1] voornoemd dreigend de woorden toe te voegen "als ik vanavond
niet word opgenomen dan steek ik iemand neer!" en/of "ik schiet een kogel door
jullie kop!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 26 juni 2024 te [plaats], althans in Nederland,
opzettelijk
een of meerdere ambtena(a)r(en),te weten [aangever 1], brigadier bij de
Eenheid Zeeland-West-Brabant, en/of [aangever 2], agent bij de Eenheid
Zeeland-West-Brabant, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van
zijn/haar/hun bediening,
in zijn/haar/hen tegenwoordigheid,
mondeling
heeft beledigd,
door hem/haar/hen de woorden toe te voegen: "Kankerlijers" en/of
"Kankerwouten" en/of "Mafkees", althans woorden van
gelijke beledigende aard en/of strekking;
( art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 267 lid 1 ahf/sub 2° Wetboek van Strafrecht )
parketnummer 02-290877-24
hij op of omstreeks 10 september 2024 te [plaats]
opzettelijk
brand heeft gesticht in een appartement (in een appartementencomplex "[appartementencomplex]",
gelegen aan de [straat]) door
spiritus en/of een open vuur in aanraking te brengen met een stoel en/of
(vuilnis)zakken, in elk geval open vuur in aanraking te brengen met een brandbare
stof, ten gevolge waarvan die stoel en/of (vuilnis)zakken en/of dat appartement
geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten voor dat appartement en/of dat
appartementencomplex, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten
voor bewoners van dat appartementencomplex en/of aanwezigen in dat
wooncomplex, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
voor een ander of anderen te duchten was
( art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )