ECLI:NL:RBZWB:2025:3165

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
23 mei 2025
Zaaknummer
10855329 \ MB VERZ  23-741
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen bestuurlijke boete wegens wildplassen in Breda

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 maart 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een bestuurlijke boete die aan betrokkene was opgelegd wegens het wildplassen op een openbare plaats in Breda. De boete was opgelegd op basis van artikel 154b van de Gemeentewet. Betrokkene had bezwaar gemaakt tegen de boete, maar het college van burgemeester en wethouders van Breda verklaarde het bezwaar ongegrond. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 11 maart 2025 heeft betrokkene aangevoerd dat hij de gedraging niet heeft verricht en dat de foto’s die als bewijs zijn gepresenteerd, niet voldoende zijn om hem te identificeren als de overtreder. Betrokkene stelde dat hij op de pleeglocatie aanwezig was, maar niet degene was die de overtreding heeft begaan. De zittingsvertegenwoordigers van het college hebben echter betoogd dat de constateringen van de toezichthouder, die op ambtseed zijn gedaan, voldoende bewijs vormen voor de overtreding.

De kantonrechter heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en vastgesteld dat de gemeente geen bewijs heeft van de verzending van de beslissing op het bezwaar, waardoor de termijn voor het indienen van het beroep niet met zekerheid kon worden vastgesteld. Hierdoor werd het beroep ontvankelijk verklaard. In de inhoudelijke beoordeling oordeelde de kantonrechter dat de verklaring van de verbalisanten voldoende grondslag biedt voor de vaststelling dat betrokkene de overtreding heeft begaan. De kantonrechter heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de waarneming van de verbalisanten en heeft de boete terecht opgelegd. Het beroep werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 10855329 \ MB VERZ 23-741
beschikkingsnummer : 16082319101960632300
uitspraakdatum : 11 maart 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep inzake een boete op grond van artikel 154b van de Gemeentewet
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een bestuurlijke boete opgelegd. Betrokkene heeft daartegen bezwaar gemaakt bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda (hierna: het college). Het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Tegen dat besluit is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 11 maart 2025. Namens het college zijn verschenen Ö. Tuncdemir en P.H.M. Janssens (hierna: zittingsvertegenwoordigers). Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte doen buiten daarvoor bestemde plaatsen op 16 augustus 2023 om 19:10 uur in het park Valkenberg te Breda
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Betrokkene heeft zich niet gelegitimeerd en de foto’s vormen geen bewijs.
Ter zitting heeft betrokkene hieraan toegevoegd dat hij wel op de pleeglocatie was en op de foto staat, maar dat hij niet degene is die de gedraging heeft verricht. De toezichthouder kwam vanuit een bocht met een minimumafstand van 120 tot 150 meter waarbij hij door twaalf bomen moest kijken om betrokkene te zien staan. Het kan daarom niet zo zijn dat hij de gedraging heeft waargenomen. Betrokkene had zijn broekriem los omdat hij hiertoe wegens een navelbreuk genoodzaakt was. Betrokkene maakt gebruik van een scootmobiel en had net gegeten, waarna hij zijn weg wilde vervolgen.
De zittingsvertegenwoordiger heeft ten aanzien van de termijnoverschrijding aangevoerd dat de ontvangstbevestiging van het bezwaar op 17 oktober 2023 is opgesteld en meestal dezelfde dag wordt verzonden. Van track and trace is enkel sprake als de brief aangetekend is verzonden, waar in dit geval geen sprake van is. Inhoudelijk heeft de zittingsvertegenwoordiger verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De constateringen zijn opgenomen in een op ambtseed opgesteld proces-verbaal. Hieruit volgt onder andere dat de toezichthouder betrokkene heeft zien wildplassen. De zittingsvertegenwoordiger ziet geen aanleiding hieraan te twijfelen.

Overwegingen

Ontvankelijkheid beroep
Voor het instellen van beroep geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Gerekend vanaf de datum van het bestreden besluit eindigde die termijn in dit geval op 7 december 2023. Het beroepschrift is echter pas op 8 december 2023 verzonden en op 11 december 2023 ontvangen. Dat zou dus te laat zijn.
De kantonrechter constateert echter dat de gemeente geen bewijs heeft van de verzending van de beslissing op het bezwaar, zodat de start van de beroepstermijn niet met zekerheid is vast te stellen. Betrokkene krijgt daarom het voordeel van de twijfel en de kantonrechter acht het beroep ontvankelijk.
Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de foto - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. De vraag is vooral of betrokkene degene is die deze overtreding heeft begaan.
De verklaring van de verbalisanten biedt in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat betrokkene de overtreder is, nu deze op ambtseed of ambtsbelofte is opgemaakt.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de waarneming van de twee verbalisanten. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.

Beslissing

De kantonrechter verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier E. Alekperov, en in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2025.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, Postbus 90008, 4800 PA Breda. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: