In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van 5 oktober 2023. De heffingsambtenaar had de waarde van twee onroerende objecten vastgesteld per 1 januari 2022, en de bijbehorende aanslagen in de onroerendezaakbelastingen opgelegd. De heffingsambtenaar verklaarde de bezwaren van belanghebbende niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. De rechtbank heeft de beroepen op 9 april 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en vertegenwoordigers van de heffingsambtenaar aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de bezwaren onterecht niet-ontvankelijk zijn verklaard, omdat de heffingsambtenaar niet aannemelijk heeft gemaakt dat de aanslag tijdig was verzonden. De beroepen zijn gegrond, en de rechtbank vernietigt de uitspraken op bezwaar. De heffingsambtenaar moet opnieuw op de bezwaren beslissen en het betaalde griffierecht en proceskosten vergoeden aan belanghebbende. De rechtbank concludeert dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden, maar ziet geen aanleiding voor een immateriële schadevergoeding, gezien het financiële belang van de procedure.