ECLI:NL:RBZWB:2025:3166

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 mei 2025
Publicatiedatum
23 mei 2025
Zaaknummer
23/10080, 23/10081
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van bezwaren tegen WOZ-beschikkingen

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van 5 oktober 2023. De heffingsambtenaar had de waarde van twee onroerende objecten vastgesteld per 1 januari 2022, en de bijbehorende aanslagen in de onroerendezaakbelastingen opgelegd. De heffingsambtenaar verklaarde de bezwaren van belanghebbende niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. De rechtbank heeft de beroepen op 9 april 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en vertegenwoordigers van de heffingsambtenaar aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de bezwaren onterecht niet-ontvankelijk zijn verklaard, omdat de heffingsambtenaar niet aannemelijk heeft gemaakt dat de aanslag tijdig was verzonden. De beroepen zijn gegrond, en de rechtbank vernietigt de uitspraken op bezwaar. De heffingsambtenaar moet opnieuw op de bezwaren beslissen en het betaalde griffierecht en proceskosten vergoeden aan belanghebbende. De rechtbank concludeert dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden, maar ziet geen aanleiding voor een immateriële schadevergoeding, gezien het financiële belang van de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 23/10080 en 23/10081

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 mei 2025 in de zaken tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,

(gemachtigde: [gemachtigde]),
en
de heffingsambtenaar van Samenwerking Belastingen Walcheren en Schouwen-Duiveland(gemeente Middelburg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van 5 oktober 2023.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft de waarde van de navolgende objecten bij beschikking van 1 februari 2023 in één geschrift per 1 januari 2022 (de waardepeildatum) vastgesteld. Met deze waardenvaststelling zijn aan belanghebbende ook de aanslagen in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Middelburg voor het jaar 2023 opgelegd (de aanslagen).
Zaaknummer
Adres
Waarde
23/10080
[adres 1] te [plaats]
€ 164.000
23/10081
[adres 2] te [plaats]
€ 1.032.000
1.2.
De heffingsambtenaar heeft de bezwaren van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft de beroepen op 9 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen de gemachtigde van belanghebbende, en namens de heffingsambtenaar [naam 1] en [naam 2] (taxateur) .

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank oordeelt of de bezwaren terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard wegens termijnoverschrijding. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
2.1.
Naar het oordeel van de rechtbank slagen de beroepen van belanghebbende en heeft de heffingsambtenaar de bezwaren onterecht niet-ontvankelijk verklaard. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is het bezwaarschrift te laat ingediend?
3. Belanghebbende heeft gesteld dat hij tijdig bezwaar heeft gemaakt omdat hij de aanslag om en nabij 1 maart 2023 ontvangen heeft.
3.1.
De heffingsambtenaar heeft ter zitting verklaard dat zij geen verzendadministratie kan overleggen. Zij is echter wel van mening dat het bezwaren terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard, gelet op de dagtekening van het bezwaarschrift op 1 februari 2023 en het gegeven dat in het systeem van de heffingsambtenaar is opgenomen dat de aanslag op 19 januari 2023 is verstuurd.
3.2.
De rechtbank stelt voorop dat indien belanghebbende, zoals in dit geval stelt dat een schriftelijke besluit van de heffingsambtenaar hem niet (op een bepaalde datum) heeft bereikt, in die stelling een betwisting van de verzending van dat besluit (op die bepaalde datum) ligt begrepen. In dat geval dient de heffingsambtenaar die verzending aannemelijk te maken. De heffingsambtenaar moet aannemelijk maken dat de aanslag aan een postvervoerbedrijf ter verzending is aangeboden. [1] De heffingsambtenaar heeft geen verzendadministratie van de verzending van de aanslag overgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de heffingsambtenaar niet aannemelijk gemaakt dat de aanslag op 1 februari 2023 naar belanghebbende is verzonden. Gelet hierop zijn de bezwaren onterecht niet-ontvankelijk verklaard. De beroepen zijn gegrond. De rechtbank zal de heffingsambtenaar opdragen om met inachtneming van deze uitspraak opnieuw op de bezwaren te beslissen.
Schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
4. Belanghebbende heeft bij het indienen van zijn beroepschrift, te weten op 6 oktober 2023 verzocht om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. De redelijke behandeltermijn voor de bezwaar- en beroepsfase in eerste aanleg bedraagt een periode van twee jaar, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het bezwaarschrift. De heffingsambtenaar heeft het bezwaarschrift van belanghebbende ontvangen op 23 maart 2023. De rechtbank doet uitspraak op 21 mei 2025, waarmee de redelijke termijn is overschreden met (afgerond) twee maanden.
4.1.
Voor het toekennen van een immateriële schadevergoeding ziet de rechtbank geen aanleiding. De Hoge Raad heeft beslist dat in gevallen waarbij het financiële belang bij een procedure minder bedraagt dan € 1.000 en de redelijke termijn met niet meer dan twaalf maanden is overschreden, volstaan kan worden met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden. [2] Belanghebbende heeft geen feiten gesteld op grond waarvan de omvang van het financiële belang kan worden vastgesteld. Het overgangsrecht is niet van toepassing, aangezien de redelijke termijn nog niet was overschreden op 14 juni 2024. [3] De rechtbank volstaat daarom met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden.

Conclusie en gevolgen

4.2.
De beroepen zijn gegrond. De rechtbank vernietigt daarom de uitspraken op bezwaar. De heffingsambtenaar moet alsnog inhoudelijk op de bezwaren beslissen.
4.3.
Omdat de beroepen gegrond zijn, moet de heffingsambtenaar aan belanghebbende het door hem betaalde griffierecht vergoeden en krijgt belanghebbende ook een vergoeding van zijn proceskosten. De heffingsambtenaar moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Belanghebbende heeft recht op 1 punt voor het bezwaarschrift en 1 punt voor het bijwonen van de hoorzitting, met een waarde van € 647, 1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting, met een waarde van € 907, elk punt met een wegingsfactor 1. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 3.108.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de uitspraken op bezwaar;
  • draagt de heffingsambtenaar op opnieuw uitspraak op bezwaar te doen met inachtneming van deze uitspraak;
  • bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 50 aan belanghebbende moet vergoeden;
  • veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van € 3.108 aan proceskosten aan belanghebbende.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van W.M.C. Oomen, griffier, op 21 mei 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Zie Hoge Raad 19 januari 2024, ECLI:NL:HR:2024:59.
2.Hoge Raad 14 juni 2024, ECLI:NL:HR:2024:853, r.o. 3.4.4.
3.Hoge Raad 14 juni 2024, ECLI:NL:HR:2024:853, r.o. 3.5.