ECLI:NL:RBZWB:2025:3169

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
23 mei 2025
Zaaknummer
10858517 \ MB VERZ  23-744
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen bestuurlijke boete wegens onjuist aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 maart 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een bestuurlijke boete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd omdat betrokkene op 19 september 2023 huishoudelijke afvalstoffen anders had aangeboden dan via het aangewezen inzamelmiddel in Breda. Betrokkene had bezwaar gemaakt tegen de boete, maar het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda verklaarde het bezwaar ongegrond. Betrokkene heeft vervolgens beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 11 maart 2025 was betrokkene niet aanwezig, maar waren wel de zittingsvertegenwoordigers van het college aanwezig. Betrokkene voerde aan dat de gedraging niet had plaatsgevonden en dat er verwarring was over het type container. De zittingsvertegenwoordiger van het college stelde dat de gedraging wel degelijk had plaatsgevonden en dat de boete terecht was opgelegd. De kantonrechter oordeelde dat het bewijsvermoeden van toepassing was, wat betekent dat de persoon tot wie de afvalstoffen konden worden herleid, ook als overtreder kon worden aangemerkt, tenzij deze persoon aannemelijk kon maken dat hij niet de overtreding had begaan.

De kantonrechter concludeerde dat uit de overgelegde stukken, waaronder foto's, voldoende bleek dat de gedraging was verricht. Hoewel de motivering van het college incorrect was, omdat het om een bovengrondse container ging, was het afval via een adreslabel te herleiden tot betrokkene. De kantonrechter oordeelde dat betrokkene onvoldoende had aangetoond dat hij niet de overtreder was en verklaarde het beroep ongegrond. De boete bleef dus in stand en de kantonrechter zag geen reden om de boete te matigen. Tegen deze beslissing was geen hoger beroep mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer.: 10858517 \ MB VERZ 23-744
beschikkingsnummer: 19092318040860557600
uitspraakdatum: 11 maart 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep inzake een boete op grond van artikel 154b van de Gemeentewet
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een bestuurlijke boete opgelegd. Betrokkene heeft daartegen bezwaar gemaakt bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda (hierna: het college). Het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Tegen dat besluit is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 11 maart 2025. Namens het college zijn verschenen [zittingsvertegenwoordiger 1] en [zittingsvertegenwoordiger 2] (hierna: zittingsvertegenwoordigers). Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: huishoudelijke afvalstoffen anders aanbieden dan via het aangewezen inzamelmiddel op 19 september 2023 in de [straat] te Breda.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. De gemeente blijft spreken over een ondergrondse container, terwijl sprake is van een bovengrondse container, zonder pasje en zonder afsluitklep. Iedereen kan iets in deze container gooien, maar ook alles eruit halen. Sinds de invoering van statiegeld op blikjes ziet betrokkene dagelijks mensen afval uit de container halen om blikjes te zoeken. Vervolgens belandt het afval daardoor naast de container. Dit is ook duidelijk op de foto te zien aan de vuilniszakken. Betrokkene stelt dat het om een klein doosje ging en dat hij weet dat er gecontroleerd wordt, waardoor hij zich afvraagt waarom hij überhaupt het risico zou lopen om iets met een duidelijk adres erop naast de container te leggen. Betrokkene heeft een foto meegestuurd van de container.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Ter zitting is door de zittingsvertegenwoordiger een brondocument en ter verduidelijking een foto uit een ander dossier waar het om dezelfde situatie gaat overhandigd. De constatering en gedraging is te herleiden naar betrokkene, waardoor de boete is opgelegd. Gelet op de hoeveelheid afval is het volgens de zittingsvertegenwoordiger niet aannemelijk dat het afval niet onjuist is aangeboden. Dat eerder over een ondergrondse container werd gesproken, terwijl sprake is van een bovengrondse container is onhandig, maar doet hier niets aan af.

Overwegingen

Volgens vaste jurisprudentie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2022:4106) mag in de regel worden aangenomen dat de persoon tot wie de aangetroffen afvalstoffen kunnen worden herleid, ook de overtreder is. Dat noemt men het bewijsvermoeden. Dat is anders indien die persoon aannemelijk maakt dat hij niet degene is geweest die het te handhaven voorschrift heeft geschonden. Van betrokkene wordt dus niet verwacht dat hij onomstotelijk aantoont dat hij de overtreding niet heeft begaan. Het aannemelijk maken kan bijvoorbeeld door het geven van een concrete, gedetailleerde, logische en met objectieve omstandigheden onderbouwde verklaring voor het, zonder toedoen van de beboete persoon, belanden van de aangetroffen afvalstoffen op die plek. Als daarmee voldoende twijfel ontstaat of betrokkene de overtreder is, kan de gemeente niet langer volstaan met een beroep op het bewijsvermoeden en is het aan haar om die twijfel te weerleggen.
In dit geval is de kantonrechter van oordeel dat uit de stukken in het dossier – met name de ter zitting overhandigde foto’s – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. De motivering bij de beslissing op het bezwaar van het college is incorrect, omdat het inderdaad om een bovengrondse container gaat. Maar dit neemt niet weg dat het afval via een adreslabel te herleiden is tot betrokkene. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft betrokkene onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij niet de overtreder is.
De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.

Beslissing

De kantonrechter verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier E. Alekperov, en in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2025.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: