ECLI:NL:RBZWB:2025:3178

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
23 mei 2025
Zaaknummer
11083705 \ MB VERZ  24-553
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen bestuurlijke boete wegens hinder door onjuist aanbieden van afval

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 maart 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een bestuurlijke boete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd wegens het veroorzaken van hinder door het onjuist aanbieden van afval op 17 januari 2024. Betrokkene had bezwaar gemaakt tegen de boete, maar het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda had het bezwaar ongegrond verklaard. Betrokkene heeft vervolgens beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 11 maart 2025 heeft betrokkene aangevoerd dat er sprake was van een misverstand met zijn buurvrouw, die had aangegeven dat hij zijn afval bij haar grofvuil mocht zetten. Betrokkene was van mening dat de verbalisanten niet goed hadden gehandeld door alleen met zijn buurvrouw te spreken en niet met hem. De gemachtigde van betrokkene voegde hieraan toe dat de boetes voor hem en zijn buurvrouw ongelijk waren, wat niet redelijk was.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond en dat betrokkene verantwoordelijk was voor het dumpen van afval. Echter, de rechter heeft ook erkend dat de omstandigheden van de zaak aanleiding gaven om de boete te matigen. De kantonrechter heeft besloten de boete te verlagen tot € 100,- en het beroep gedeeltelijk gegrond verklaard. De beslissing van het college is gewijzigd, en het college is opgedragen het te veel betaalde bedrag van € 310,- aan betrokkene terug te betalen. Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 11083705 \ MB VERZ 24-553
beschikkingsnummer : 17012411121440614200
uitspraakdatum : 11 maart 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep inzake een boete op grond van artikel 154b van de Gemeentewet
in de zaak van
naam :
[belanghebbende]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : [gemachtigde] ([bedrijf])

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een bestuurlijke boete opgelegd. Betrokkene heeft daartegen bezwaar gemaakt bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda (hierna: het college). Het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Tegen dat besluit is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 11 maart 2025. Namens het college zijn verschenen [zittingsvertegenwoordiger 1] en [zittingsvertegenwoordiger 2] (hierna: zittingsvertegenwoordigers). Gemachtigde en betrokkene zijn ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: hinder veroorzaken, door een stof op of in de bodem te brengen, te storten, te houden, achter te laten op 17 januari 2024 om 11:12 uur op de [straat] te Breda (art. 14 lid 1 Afvalstoffenverordening).
Betrokkene heeft ter zitting aangevoerd dat zijn buurvrouw afval voor grofvuil had aangemeld, waarna zij tegen betrokkene had gezegd dat hij zijn afval erbij mocht zetten. Er is daarna een misverstand tussen de gemeente en de buurvrouw ontstaan, waarna de gemeente de buurvrouw de kans heeft gegeven om het afval op te ruimen. Zij heeft toen opgeruimd wat zij op kon ruimen, maar de boete was op dat moment voor betrokkene al uitgeschreven. Betrokkene vindt het jammer dat de verbalisanten enkel met zijn buurvrouw in gesprek gingen. Betrokkene was zelf ook naar buiten gegaan en had de verbalisanten begroet, onwetend dat zij een boete uit hadden geschreven. De verbalisanten konden ook bij betrokkene aan de deur komen met het verzoek om het afval op te ruimen.
Gemachtigde heeft hieraan toegevoegd dat sprake is van een groot verschil in de boetes. De buurvrouw heeft een veel lagere boete gekregen dan betrokkene. Wellicht valt het volgens de letter van de wet onder het dumpen van afval, maar duidelijk is sprake van een misverstand en het onjuist aanbieden van afval dat vervolgens tijdig is weggehaald. Gemachtigde vraagt zich af of er dan nog sprake is van een overtreding en of de gemeente dan de menselijke maat toepast. Het verkeerd aanbieden van afval is vele malen groter dan de paar dozen van betrokkene die onjuist werden aangeboden. Verwacht zou mogen worden dat iedereen hetzelfde boetebedrag zou krijgen. Ook een huisgenoot kreeg geen boete.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Er is sprake van het onjuist aanbieden van afval als er een grofvuilafspraak is gemaakt en het afval vervolgens onjuist wordt aangeboden. De boete daarvoor bedraagt € 100,- Verder worden geen afzonderlijke boetes voor personen in één huis gegeven. Enkel een huishouden wordt beboet, aangezien tweemaal beboeten voor dezelfde overtreding niet mogelijk is. De boetebedragen verschillen omdat in dit geval afval is achtergelaten op een plaats waar het niet voor bestemd is. De standaardboete daarvoor bedraagt € 410,- Over de handelwijze van de verbalisanten kan de zittingsvertegenwoordiger niets zeggen, aangezien ze niet ter plaatse bij de constatering geweest zijn.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de foto’s - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.
Volgens vaste jurisprudentie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2022:4106) mag in de regel worden aangenomen dat de persoon tot wie de aangetroffen afvalstoffen kunnen worden herleid, ook de overtreder is. Dat noemt men het bewijsvermoeden. Dat is anders indien die persoon aannemelijk maakt dat hij niet degene is geweest die het te handhaven voorschrift heeft geschonden.
In dit geval is het aangetroffen afval tot betrokkene te herleiden. Dit wordt feitelijk ook niet ontkend. Het staat vast dat er afval ligt waar het niet hoort te liggen, waardoor juridisch gezien is voldaan aan het veroorzaken van hinder door het dumpen van afval. Dat betrokkene afspraken had met zijn buurvrouw neemt niet zijn eigen verantwoordelijkheid weg. De gedraging komt daarom voor rekening en risico van betrokkene.
De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd wel aanleiding om de boete te matigen. Daarbij is van belang dat juridisch gezien sprake is van verschillende gedragingen, maar de gedragingen van betrokkene en zijn buurvrouw feitelijk op hetzelfde neerkomen. Het is daarom niet redelijk om verschillende boetebedragen aan te houden. De boete zal worden gematigd tot € 100,-.
Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. De beslissing van het college zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door het college worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt het besluit van het college in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 100,-;
‒ draagt het college op het bedrag van € 310,- dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier E. Alekperov, en in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2025.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: