ECLI:NL:RBZWB:2025:319

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 januari 2025
Publicatiedatum
23 januari 2025
Zaaknummer
10443114 CV EXPL 23-1002
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Van den Boom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van onverschuldigd betaalde bedragen in een geschil over de levering van pistache kernels

In deze bodemzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 januari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Origo Food B.V. en Oriënt Sweets & Nuts B.V. De zaak betreft een vordering van Origo op Oriënt, waarbij Origo stelt dat Oriënt op 21 augustus 2020 300 dozen pistache kernels heeft gekocht en opgehaald. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Origo niet in haar bewijsopdracht is geslaagd. De getuigenverklaringen waren onvoldoende overtuigend en er was geen bewijs dat Oriënt daadwerkelijk de 300 dozen heeft opgehaald. Hierdoor werd Origo verplicht om een bedrag van €40.057,50 aan Oriënt terug te betalen, als onverschuldigd betaald bedrag. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat een betaling van €2.512,96 door Oriënt niet correct was verwerkt door Origo, wat leidde tot een verrekening van de vorderingen. Uiteindelijk werd Oriënt een bedrag van €38.153,35 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 10 mei 2023.

De procedure omvatte meerdere getuigenverhoren en een tussenvonnis, waarin de kantonrechter Origo de gelegenheid gaf om bewijs te leveren. De getuigenverklaringen waren echter inconsistent en de kantonrechter concludeerde dat de verklaringen van de getuigen niet voldoende waren om de vordering van Origo te onderbouwen. De kantonrechter heeft ook de proceskosten aan Origo opgelegd, aangezien zij in het ongelijk werd gesteld in zowel de conventie als de reconventie.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 10443114 \ CV EXPL 23-1002
Vonnis van 15 januari 2025
in de zaak van
ORIGO FOOD B.V.,
te Moerdijk,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: Origo,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
tegen
ORIËNT SWEETS & NUTS B.V.,
te Oud Gastel,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: Oriënt,
gemachtigde: mr. C.A. Gobbens.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 29 november 2023 en de daarin genoemde stukken,
- het proces-verbaal van het op 12 februari 2024 gehouden getuigenverhoor,
- de akte uitlaten van 27 februari 2023 van Oriënt,
- het proces-verbaal van het op 12 augustus 2024 gehouden getuigenverhoor.
- de brief van mr. Gobbens van 28 augustus 2024, waaruit blijkt dat partijen niet
zijn geslaagd in het treffen van een regeling in der minne en dat zij vonnis wensen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

In reconventie
2.1.
De kantonrechter volhardt bij de inhoud van het tussenvonnis van 29 november 2023 en de daarin genomen beslissing om Origo, conform haar ter zitting gedane bewijsaanbod, toe te laten tot bewijslevering. Vermelding verdient dat in de formulering van dat bewijsaanbod (pagina 4, onder 6.2) een typefout is geslopen, die bij deze wordt gecorrigeerd. De bewijsopdracht behoort als volgt te worden gelezen:

Laat Origo toe te bewijzen datOriëntop 21 augustus 2020 3.000 kilo pistache kernels bij Origo heeft gekocht en opgehaald”.
Getuigenverklaringen
2.2.
Ter voldoening aan de hiervoor geciteerde bewijsopdracht heeft Origo op 12 februari 2024 twee getuigen doen horen, te weten haar oud-werknemer [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ) en haar directeur [getuige 2] (hierna: [getuige 2] ).
Oriënt heeft op 12 augustus 2024 in contra-enquête twee getuigen doen horen, te weten [getuige 3] (nader: [getuige 3] ) en [getuige 4] (nader: [getuige 4] ).
2.2.1
De getuigen hebben, voor zover hier van belang, het volgende verklaard:
2.2.2
De [getuige 1] heeft – verkort weergegeven – verklaard dat hij tot twee jaar geleden voor Origo heeft gewerkt en dat hij voorafgaand aan het getuigenverhoor niet heeft gesproken met bij dit geschil betrokken personen. [getuige 1] heeft verklaard dat, toen hij als loods medewerker voor Origo werkte, er dagelijks veel klanten kwamen, dat hij soms niet wist wie, wie was en dat hij zich bezig hield met het laden en lossen van goederen, maar niet met de financiële zaken. Soms moest hij langer blijven voor klanten. Dat gebeurde ongeveer drie keer per maand. [getuige 1] heeft voorts verklaard dat hij opdrachten om goederen te laden ontving via telefoontjes en dat hij soms werkte met een CMR-brief, hoewel die niet altijd aanwezig was. Voor contante betalingen werden volgens hem meestal geen CMR-brieven afgegeven.
[getuige 1] heeft verklaard zich te herinneren dat op 21 augustus 2020 tweemaal een lading pistachenoten werd geladen voor Oriënt. De eerste keer was in het begin van de middag en de tweede keer na 17:00 uur. In totaal ging het om driehonderd dozen. [getuige 1] heeft verklaard dat Oriënt doorgaans zelf haar bestellingen ophaalde, vaak met een wit busje en dat de bestellingen meestal ter plekke in de loods werden gedaan. [getuige 1] weet niet of Oriënt ook op andere dagen pistachenoten heeft besteld. [getuige 1] heeft tot slot verklaard dat bij deze specifieke levering geen CMR-brief aanwezig was, maar dat hij een telefonische opdracht kreeg om de lading te regelen.
2.2.2
De [getuige 2] heeft – verkort weergegeven – verklaard dat hij voorafgaand aan het getuigenverhoor met twee oud-medewerkers heeft gesproken over de onderhavige levering van pistache kernels heeft gesproken. Een van die oud-medewerkers kon zich daar niets van herinneren; de andere wel. Met die medewerker heeft hij op kantoor gesproken en heeft hij in grote lijnen uitgelegd hoe de zaak in elkaar zat.
[getuige 2] heeft voorts verklaard dat de heer [getuige 3] van Oriënt op de dag van de levering 300 dozen pistachenoten extra wilde bestellen, dat sprake was van een betalingsachterstand en dat hij daarom heeft gezegd dat hij wilde dat er eerst een gedeelte werd betaald en dat [getuige 3] vervolgens een deel (ongeveer 5000 euro) contant heeft voldaan en een ander deel (ongeveer 38000 euro) per bank. Zijn collega [naam] heeft vervolgens een factuur aangemaakt en is daarna samen met [getuige 4] ( [getuige 4] , kantonrechter) en [getuige 3] naar de loods gegaan. [getuige 3] kwam volgens [getuige 2] wel vaker langs voor productbeoordelingen en onderhandelingen. Hoewel Oriënt haar bestellingen meestal geleverd kreeg via een transportbedrijf, werd deze bestelling door haar zelf opgehaald. Dat gebeurde waarschijnlijk met een wit busje. Er was geen CMR-brief aanwezig, waarschijnlijk omdat de betaling al voldaan was en de factuur al was afgedrukt.
2.2.3.
De [getuige 3] heeft, verkort weergegeven, verklaard dat hij in augustus 2020 twee bestellingen pistachenoten heeft ontvangen, maar dat hij drie facturen heeft ontvangen en betaald. De verzending van bestellingen verliep altijd via een transportbedrijf dat door Origo werd ingeschakeld. [getuige 3] ontkent dat medewerkers van zijn bedrijf een partij van 300 dozen hebben opgehaald, zoals door twee andere getuigen is verklaard. Hij stelt dat 300 dozen een grote hoeveelheid (drie pallets) betreft en dat die niet door Oriënt zelf kunnen worden vervoerd. In de busjes van Oriënt passen slechts 60 tot maximaal 80 dozen met pistache kernels tegelijk. Betalingen aan Origo werden soms contant en soms per bank gedaan.
2.2.4.
De [getuige 4] heeft – verkort weergegeven - verklaard dat zij van 2019 tot september 2021 als manager bij Oriënt Sweets werkte en verantwoordelijk was voor het plaatsen van bestellingen en het betalen van facturen, met name in de samenwerking met Origo. Zij beheerde zelfstandig het proces van bestellingen en facturen. Zij controleerde altijd de CMR-formulieren en voerde vervolgens de betalingen uit, zowel via de bank als contant. Grote leveringen werden doorgaans door een transportbedrijf afgeleverd, terwijl kleinere partijen soms door Oriënt zelf werden opgehaald. Voor iedere levering, ook voor de kleinere, was er altijd een CMR-formulier aanwezig. Voor kleine leveringen, kleiner dan een pallet werden eigen busjes van Oriënt gebruikt en als het ging om 2 of 3 dozen de eigen auto van [getuige 3] of van haarzelf.
bewijswaardering
2.3.
Origo diende in deze procedure te bewijzen dat Oriënt op 21 augustus 2020
300 dozen pistache kernels heeft afgenomen en opgehaald. De kantonrechter is van oordeel dat Origo niet in dat bewijs is geslaagd. In dat verband acht hij het navolgende redengevend.
2.4.
De [getuige 2] is niet alleen directeur van Origo maar hij is ook bestuurder van die rechtspersoon. Dat betekent dat zijn verklaring heeft te gelden als een zogeheten partij-getuige. Artikel 164 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalt dat, indien een partij als getuige is gehoord, haar verklaring omtrent door haar te bewijzen feiten geen bewijs in haar voordeel kan opleveren, tenzij de verklaring strekt ter aanvulling van onvolledig bewijs. De kantonrechter is van oordeel dat dat onvolledige bewijs ontbreekt, zodat aan de verklaring van [getuige 2] ook geen aanvullende werking kan worden toegedicht. In dat verband is het volgende van belang.
2.5.
Hoewel de [getuige 1] heeft verklaard dat hij voorafgaand aan het getuigenverhoor niet met andere bij deze zaak betrokken persoon heeft gesproken, volgt uit de verklaring van de [getuige 2] dat dit niet correct is. [getuige 2] heeft immers verklaard dat hij met twee oud-werknemers heeft gesproken, dat één van die oud-werknemers (naar moet worden aangenomen: [getuige 1] ) zich een en ander nog kon herinneren en dat hij vervolgens in grote lijnen aan die oud-werknemer heeft uitgelegd hoe de zaak in elkaar zat. Dat maakt dat de verklaring van [getuige 1] in ieder geval met grote terughoudendheid moet worden bezien. Niet uit te sluiten valt immers dat de inhoud van die verklaring in belangrijke mate onder invloed van hetgeen hij vooraf met [getuige 2] heeft besproken tot stand is gekomen. Voor die gedachte bestaat temeer aanleiding nu [getuige 1] heeft verklaard dat er zoveel klanten bij hem in de loods kwamen, dat hij op een gegeven moment niet meer weet wie, wie was en ook dat hij vaker, ongeveer 3 maal per maand, langer moest werken voor een klant. Tegen de achtergrond van die omstandigheden is naar het oordeel van de kantonrechter opmerkelijk te noemen dat [getuige 1] zich op het moment van het afleggen van zijn verklaring - ruim drie en een half jaar na dato - nog kan herinneren dat hij op 21 augustus 2020 langer heeft moeten werken omdat er die dag twee keer een lading pistache kernels moesten worden geladen en dat dit voor Oriënt was.
2.6.
De getuigen [getuige 3] en [getuige 4] hebben erop gewezen, en zulks is ook door de [getuige 2] beaamd, dat de bestellingen van Oriënt in het algemeen via een transportbedrijf bij Oriënt werden afgeleverd en dat die leveringen dan vergezeld gingen van een CMR-formulier. Alleen kleinere bestellingen werden bij gelegenheid wel eens zelf door Oriënt bij Origo opgehaald, aldus [getuige 3] en [getuige 4] .
De [getuige 3] heeft daar nog aan toegevoegd dat met het eigen (bus-)vervoer van Oriënt slechts 60 tot 80 dozen pistache kernels per rit konden worden opgehaald. De verklaring van [getuige 1] dat de partij van 300 dozen op twee momenten op die 21ste augustus 2020 is opgehaald, valt niet goed te rijmen met de verklaring van [getuige 3] en [getuige 4] omtrent de laadcapaciteit van de busjes van Oriënt. Dat Oriënt voor die gelegenheid een vervoersmiddel met een capaciteit van ruim tweemaal de capaciteit van haar eigen busjes heeft gebruikt, is door geen van de getuigen verklaard. In het bijzonder ook niet door de [getuige 1] voor wie zulks, naar moet worden aangenomen, gelet op de wijze waarop partijen gebruikelijk zaken met elkaar deden juist in het oog zou moeten zijn gesprongen.
2.7. Origo heeft geen ander bewijs bijgebracht voor haar te bewijzen stelling dat Oriënt wel degelijk op 21 augustus 2020 bij Origo 300 dozen pistache kernels heeft gekocht en opgehaald. Zo heeft zij bijvoorbeeld haar magazijnadministratie niet in het geding gebracht, geen afleverbon opgemaakt en heeft Oriënt ook niet voor ontvangst van de goederen laten tekenen. Wat dat laatste betreft heeft Origo aangevoerd dat zij dat achterwege heeft gelaten omdat [getuige 3] de Nederlandse taal niet voldoende machtig was maar, wat daar verder van zij (en los van het gegeven dat uit haar eigen stellingen volgt dat op die 21ste augustus 2020 ook [getuige 4] aanwezig was, die de Nederlandse taal wel beheerst), Origo heeft daarmee zelf het risico genomen dat zij, nu Oriënt de ontvangst van de betreffende partij pistache kernels betwist, in bewijsnood zou komen te verkeren.
2.8.
De kantonrechter acht ook nog van het volgende van belang. De [getuige 2] heeft als getuige verklaard – zoals door Origo ook in de loop van de procedure is gesteld – dat Oriënt op 21 augustus 2020 een forse betalingsachterstand had en dat hij ( [getuige 2] ) daarom wilde dat er eerst een gedeelte werd betaald. Dat indertijd van een betalingsachterstand sprake was, is door Origo in deze procedure niet met bescheiden onderbouwd. De stelling van Origo is echter dat vanwege een betalingsachterstand de op 21 augustus 2020 (beweerdelijk) aan Oriënt geleverde partij pistache kernels op diezelfde dag is betaald. Waar van de zijde van Origo niet is gesteld dat Oriënt op dat moment, of kort daarna, op die reeds op 21 augustus 2020 bestaande achterstand betalingen heeft verricht, is niet goed te volgen dat Origo vervolgens – naar tussen partijen vaststaat – op 31 augustus 2020 andermaal een partij van 300 dozen pistache kernels aan Oriënt heeft geleverd, zonder daarvoor betaling vooraf te verlangen. Dat geeft voeding aan de gedachte dat de betaling(en) van 21 augustus 2020 zagen op het inlopen van de door Origo bedoelde achterstand in de betaling van (oudere) facturen, dan wel als betaling vooraf op de op 31 augustus 2020 door tussenkomst van een transportonderneming aan Oriënt geleverde producten.
2.9 De conclusie uit al het vorenstaande luidt dat in rechte niet is komen vast te staan dat Oriënt op 21 augustus 2020 300 dozen pistache kernels heeft gekocht en opgehaald bij Origo. Dat betekent dat het er in rechte voor moet worden gehouden dat Oriënt, zonder dat daar een rechtsgrond voor was, een bedrag van € 40.057,50 (teveel) aan Origo heeft betaald nu immers geen 3 maar slechts 2 leveringen van elk 300 dozen pistache kernels is komen vast te staan. Voormeld bedrag zal Origo derhalve, als onverschuldigd aan haar betaald, aan Oriënt dienen terug te betalen.
in conventie
2.10.
Thans komt de kantonrechter toe aan de bespreking van de vordering van Origo op Oriënt (de conventie).
2.11.
Het geschil in conventie draait om de vraag of de door Origo gevorderde hoofdsom van € 16.423,50 juist is. Oriënt betwist dat. Zij stelt namelijk dat de door Origo gemaakte berekening niet correct is. In dat verband wijst zij erop dat uit het door Origo als productie 4 bij de dagvaarding overzicht van facturen en daarop door Oriënt verrichte betalingen volgt dat Oriënt nog slechts een bedrag van € 4.417,11 aan Origo verschuldigd is. Voorts wijst zij erop dat Origo ten onrechte een op 16 september 2022 verrichte betaling van € 2.512,96 niet heeft geboekt als betaling op [factuur 1] .
2.12
Zoals de kantonrechter reeds ter zitting van 20 oktober 2023 heeft medegedeeld is volstrekt onduidelijk hoe Origo het door haar gevorderde bedrag van € 16.423,50 heeft berekend. Ook de conclusie van antwoord in reconventie heeft wat dat betreft geen helderheid gebracht, terwijl die helderheid evenmin is geboden ter zitting. De consequentie daarvan is dat in rechte niet kan worden uitgegaan van de juistheid van de stellingen van Origo en dat voor de beoordeling van deze zaak het door Oriënt genoemde (en als schuldig erkende) van € 4.417,11 zal worden gehanteerd.
2.13
Dan resteert nog de stelling van Oriënt dat Origo ten onrechte haar op 16 september 2022 verrichte betaling van € 2.512,96 niet heeft geboekt als betaling op [factuur 1] , terwijl bij haar betaling specifiek naar dat factuurnummer is verwezen.
2.14
Origo heeft tijdens de mondelinge behandeling van 20 oktober 2023 aangevoerd dat de door Oriënt bedoelde betaling wel degelijk in haar administratie is verwerkt, maar dat het bedrag is afgeboekt op andere facturen. Zo is € 76,58 afgeboekt op [factuur 2] ,
€ 3.307,58 op [factuur 3] , en een bedrag van € 871,20 is verrekend op de creditnota met nummer [factuur 4] .
2.15.
De kantonrechter overweegt dat in dit geval het bepaalde in artikel 6:43 BW van toepassing is. Lid 1 van dat artikel bepaalt dat wanneer een betaling op meerdere verbintenissen betrekking kan hebben, de toekenning van de betaling geschiedt op de verbintenis welke de schuldenaar bij de betaling aanwijst. In het onderhavige geval gaat het zonder twijfel om een betaling van Oriënt die aan twee of meer van haar verbintenissen jegens Origo van toepassing kan zijn. Partijen deden immers veelvuldig zaken met elkaar, zodat er voortdurend sprake was van allerlei verbintenissen en allerlei betalingen. In dit geval is echter volgens voormeld wetsartikel de aanwijzing van Oriënt beslissend. Door de aanwijzing van Oriënt stond het Origo niet vrij om de betaling van € 2.512,96 op (een) andere factuur/facturen af te boeken dan op de factuur die Oriënt had aangewezen. Dat zou slechts anders zijn wanneer partijen (al dan niet in de vorm van een bepaling daaromtrent in algemene voorwaarden) ten aanzien van de toerekening van betalingen afwijkende afspraken hadden gemaakt. Weliswaar heeft Origo op de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat betalingen door haar steeds op de oudste factuur werden afgeboekt maar dat dit op een uitdrukkelijke afspraak tussen partijen berustte is gesteld noch gebleken.
2.16
Gelet op het voorgaande mocht Oriënt ervan uitgaan dat haar betaling van 16 september 2022 in mindering zou strekken op [factuur 1] . Oriënt heeft dan ook terecht gesteld dat de onderhavige vordering van Origo verminderd moet worden met € 2.512,96, zodat zij nog een bedrag van (€ 4.417,11 - € 2.512,96 =) € 1.904,15 aan Origo verschuldigd is. Dat bedrag is in conventie in beginsel toewijsbaar.
Verder oordelend in conventie en in reconventie
2.17
Zoals hiervoor overwogen is Oriënt in beginsel een bedrag van € 1.904,15 aan Origo verschuldigd. Deze vordering wordt echter afgewezen, omdat Oriënt een geslaagd beroep heeft gedaan op verrekening met de vordering die zij in reconventie heeft ingesteld uit hoofde van onverschuldigde betaling en die, zoals in dit vonnis is overwogen en beslist, toewijsbaar is.
2.18
Nu de (hoofdsom van de) vordering van Origo in conventie wordt afgewezen, treffen haar de vorderingen tot betaling van rente en buitengerechtelijke incassokosten hetzelfde lot. Ook die posten zullen worden afgewezen.
2.19
Na verrekening van het aan Origo toekomende bedrag van € 1.904,15 resteert van de toewijsbare reconventionele vordering van Oriënt op Origo een bedrag van (€ 40.057,50 - € 1.904,15 =) € 38.153,35. Laatstgenoemd bedrag zal worden toegewezen, vermeerderd met de (onweersproken) wettelijke rente vanaf 10 mei 2023 (= de dag van indiening van de reconventionele vordering) tot de dag der algehele voldoening.
Proceskosten in conventie
2.20.
Origo is in conventie in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van Oriënt worden begroot op:
- salaris gemachtigde
1.218,00
(3 punt × € 406,00)
-nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.353,00
2.21.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
Proceskosten in reconventie
2.22.
Origo is in reconventie in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van Oriënt worden begroot op:
- salaris gemachtigde
406,00
(1 punt × € 406,00)
- kosten getuigen
50,00
Totaal
456,00
2.19.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

3.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
3.1.
wijst de vorderingen van Origo af,
3.2.
veroordeelt Origo in de proceskosten, aan de zijde van Oriënt vastgesteld op € 1.353,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Origo niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.3.
veroordeelt Origo in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan.
3.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de punten 3.2. en 3.3. uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
3.5.
veroordeelt Origo tot betaling van € 38.153,35 aan Oriënt, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 mei 2023 tot de dag der algehele voldoening,
3.6.
veroordeelt Origo in de proceskosten, aan de zijde van Oriënt vastgesteld op € 456,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Origo niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.7.
veroordeelt Origo in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan.
3.8.
verklaart dit vonnis wat betreft de punten 3.5. tot en met 3.7. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van den Boom, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2025.