ECLI:NL:RBZWB:2025:3192

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
23 mei 2025
Zaaknummer
11203754 \ MB VERZ  24-906
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen bestuurlijke boete inzake huishoudelijke afvalstoffen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 maart 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een bestuurlijke boete die was opgelegd aan betrokkene wegens het anders aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen dan via het aangewezen inzamelmiddel. Betrokkene had bezwaar gemaakt tegen de boete, maar het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda had dit bezwaar ongegrond verklaard. Betrokkene heeft vervolgens beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 11 maart 2025 heeft betrokkene aangevoerd dat zij de gedraging niet heeft verricht, omdat zij op de pleegdatum vrij immobiel was door een knieprothese. Ze had geen beschikking over een auto en gebruikte blauwe vuilniszakken in plaats van grijze. Betrokkene betwistte de omgekeerde bewijslast en stelde dat er geen bewijs was dat zij de overtreding had begaan. De zittingsvertegenwoordiger van het college voerde aan dat het pakketje dat in de afvalzak was aangetroffen, te herleiden was tot betrokkene, en dat de boete terecht was opgelegd.

De kantonrechter heeft overwogen dat, hoewel de afvalzak te herleiden was tot betrokkene, er voldoende twijfel bestond over de vraag of zij de daadwerkelijke overtreder was. De kantonrechter heeft betrokkene het voordeel van de twijfel gegeven en geoordeeld dat de boete ten onrechte was opgelegd. Het beroep is gegrond verklaard, het bestreden besluit is vernietigd en het college is opgedragen het bedrag van € 100,- dat betrokkene als zekerheidstelling had betaald, terug te betalen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 11203754 \ MB VERZ 24-906
beschikkingsnummer : 18032409061740614200
uitspraakdatum : 11 maart 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep inzake een boete op grond van artikel 154b van de Gemeentewet
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een bestuurlijke boete opgelegd. Betrokkene heeft daartegen bezwaar gemaakt bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda (hierna: het college). Het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Tegen dat besluit is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 11 maart 2025. Namens het college zijn verschenen [zittingsvertegenwoordiger 1] en P[zittingsvertegenwoordiger 2] (hierna: zittingsvertegenwoordigers). Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: huishoudelijke afvalstoffen anders aanbieden dan via het aangewezen inzamelmiddel op 18 maart 2024 om 09:06 uur op de Oranjeboomstraat te Breda.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Betrokkene was tijdens de pleegdatum vrij immobiel. In december 2023 had zij een volledige knieprothese gekregen en zij had in die periode geen beschikking over een auto. Betrokkene is het niet eens met de omgekeerde bewijslast en begrijpt niet hoe die envelop op die plaats terecht is gekomen. Buiten haar woord is er geen tegenbewijs aan te leveren. Zij gebruikt blauwe vuilniszakken in plaats van grijze. Betrokkene acht zichzelf redelijk intelligent en zou, als zij zich op illegale wijze van afval zou willen ontdoen, niet iets met haar volledige naam en adres erbij doen. Betrokkene hoopt op begrip.
Ter zitting heeft betrokkene over de termijnoverschrijding aangevoerd dat het beroep mogelijk ergens is blijven hangen aangezien zij laat was met betalen. Mogelijk is het beroep daarom opgehouden. Inhoudelijk heeft betrokkene aangevoerd dat zij luchtkussenenveloppen hergebruikt en in die tijd veel bestelde. Soms kwamen bestellingen niet aan, waardoor je niet weet waar ze wel aankomen. Verder is een omgekeerde bewijslast in het bestuursrecht niet toegestaan. Betrokkene kon de auto van de buurman gebruiken, maar die werd destijds gerepareerd. Zij zou gelet op haar omstandigheden ook niet zomaar 2,5 kilometer lopen als er een restcontainer om de hoek staat.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Betrokkene geeft aan de ontvangst van het pakketje in twijfel te stellen. Het pakketje lijkt afkomstig van AliExpress, dat te traceren valt. Wordt het niet ontvangen dan is het mogelijk om een geschil te openen. Echter, betrokkene heeft hier geen bewijs van aangeleverd. Daarom kan ervan worden uitgegaan dat het een pakketje betreft van betrokkene. Via het adres is het pakketje te herleiden tot betrokkene, waardoor de boete terecht is opgelegd. Voorts wordt bij grote afstanden van 20 tot 30 kilometer afgezien van een boete, aangezien vanuit de gemeente dan het uitgangspunt geldt dat de gedraging niet tot de persoon is te verwijten, maar in dit geval gaat het om een afstand van 2,5 kilometer en is het pakketje aangetroffen in een afvalzak. Betrokkene heeft het tegendeel niet bewezen.

Overwegingen

Ontvankelijkheid beroep
Voor het instellen van beroep geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Die termijn eindigde in dit geval op 4 juli 2024. Het beroepschrift is echter pas op 9 juli 2024 ontvangen. Dat lijkt te laat.
De kantonrechter is in dit geval van oordeel dat betrokkene het voordeel van de twijfel dient te krijgen wat betreft de mogelijke termijnoverschrijding. Daarbij is van belang dat de brief is gedateerd op 22 juni 2024, maar de poststempel niet leesbaar is, zodat niet kan worden vastgesteld wanneer de brief is verzonden. Nu het beroepschrift binnen een week na het einde van de beroepstermijn is ontvangen, kan de termijnoverschrijding niet worden vastgesteld.
Inhoudelijk
Volgens vaste jurisprudentie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2022:4106) mag in de regel worden aangenomen dat de persoon tot wie de aangetroffen afvalstoffen kunnen worden herleid, ook de overtreder is. Dit noemt men het bewijsvermoeden. Dat is anders indien die persoon aannemelijk maakt dat hij niet degene is geweest die het te handhaven voorschrift heeft geschonden. Van betrokkene wordt dus niet verwacht dat zij onomstotelijk aantoont dat hij de overtreding niet heeft begaan. Het aannemelijk maken kan bijvoorbeeld door het geven van een concrete, gedetailleerde, logische en met objectieve omstandigheden onderbouwde verklaring voor het, zonder toedoen van de beboete persoon, belanden van de aangetroffen afvalstoffen op die plek. Ook zou met objectieve omstandigheden aannemelijk kunnen worden gemaakt dat zij niet in de gelegenheid was om de aangetroffen afvalstoffen op die plek achter te laten. Als daarmee voldoende twijfel ontstaat of betrokkene de overtreder is, kan de gemeente niet langer volstaan met een beroep op het bewijsvermoeden en is het aan haar om die twijfel te weerleggen.
De kantonrechter stelt vast dat de afvalzak is te herleiden tot betrokkene. Echter, op basis van wat betrokkene in het beroepschrift en ter zitting heeft aangevoerd en nader heeft onderbouwd ziet de kantonrechter aanleiding om te twijfelen of betrokkene de daadwerkelijke overtreder is geweest. Op dit punt krijgt betrokkene het voordeel van de twijfel.
Dit betekent dat de boete ten onrechte is opgelegd.
Het beroep is daarom gegrond. De beslissing van het college zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door het college worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt het bestreden besluit en het besluit waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt het college op het bedrag van € 100,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier E. Alekperov, en in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2025.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: