Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 453,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 april 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een boete ontvangen voor het rijden op een trottoir, voetpad of fietspad op 10 september 2022. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van de betrokkene, mr. B. de Jong, aangevoerd dat de boete onterecht was opgelegd, omdat het voetgangersgebied niet duidelijk anders zou zijn dan de rest van het weggedeelte. De zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, heeft echter gesteld dat eerdere procedures over deze locatie hebben aangetoond dat het om een voetgangersgebied gaat.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, voldoende is aangetoond door middel van foto’s en Google Streetview. De rechtbank oordeelt dat de boete terecht is opgelegd, maar dat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn van berechting. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de boete met 25% moet worden gematigd, omdat de redelijke termijn met ongeveer zes maanden is overschreden. De beslissing van de officier van justitie is gewijzigd, en de betrokkene moet een bedrag van € 37,50 terugbetaald krijgen. Tevens is de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, die zijn vastgesteld op € 907,-.
De uitspraak is openbaar gedaan en de betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.