ECLI:NL:RBZWB:2025:3208

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 april 2025
Publicatiedatum
23 mei 2025
Zaaknummer
11161456 \ MB VERZ 24-769
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen verkeersboete met matiging en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 april 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het rijden op een trottoir, voetpad, fietspad of ruiterpad op de Torenstraat in Breda op 29 september 2022. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van betrokkene, mr. B. de Jong, aangevoerd dat de boete onterecht was opgelegd, omdat het voetgangersgebied niet duidelijk anders zou zijn dan de rest van het weggedeelte. De zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, heeft echter betoogd dat er eerder procedures over deze locatie zijn geweest en dat de boete terecht was opgelegd, maar dat er aanleiding was voor een matiging van 25% vanwege een overschrijding van de redelijke termijn.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond en dat de boete terecht was opgelegd. Echter, gezien de overschrijding van de redelijke termijn, heeft de kantonrechter besloten de boete te matigen en de beslissing van de officier van justitie te wijzigen. Betrokkene heeft recht op een proceskostenvergoeding, die is vastgesteld op € 907,-. De uitspraak is openbaar gedaan en betrokkene kan binnen 6 weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer.: 11161456 \ MB VERZ 24-769
CJIB-nummer: 8062 5422 5338 9183
uitspraakdatum: 8 april 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene] B.V.
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. B. de Jong (Skandara B.V.)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 8 april 2025. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Als gemachtigde is verschenen [gemachtigde]. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: rijden op het trottoir, voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of het ruiterpad (niet de rijbaan gebruiken) op de Torenstraat 31 te Breda op 29 september 2022 om 11:21 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete onterecht is opgelegd. Uit het beleidskader volgt dat uitsluitend digitaal mag worden gehandhaafd indien het voetgangersgebied er duidelijk anders uitziet dan de rest van het weggedeelte. Volgens gemachtigde blijkt uit de foto’s dat – behalve door plaatsing van het bord – het weggedeelte er exact hetzelfde uitziet als vóór het voetgangersgebied. Dit is in strijd met het Beleidskader digitale handhaving. Subsidiair verzoekt gemachtigde om een strafkorting wegens de overschrijding van de redelijke termijn. Gemachtigde verzoekt om een proceskostenvergoeding. Ter zitting heeft gemachtigde hier niets aan toegevoegd.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Over deze pleeglocatie zijn al vaker procedures geweest. Bij de eerdere zaken is geoordeeld dat het om een voetgangersgebied is, wat te zien is aan het ontbreken van een trottoir en de bestrating die de hele wegbreedte doorlopen. Het deel van het centrum dat niet onder het voetgangersgebied valt, heeft een andere wegindeling. Gelet hierop is het beroep inhoudelijk ongegrond, maar omdat de redelijke termijn is overschreden, ziet de zittingsvertegenwoordiger aanleiding voor een matiging van 25%.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit foto’s - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.
Gelet op de wegindeling, zichtbaar via Google Streetview, is de kantonrechter van oordeel dat voldoende blijkt dat het gaat om een voetgangersgebied. De bestrating bestaat over de gehele breedte uit dezelfde stenen en er is geen stoeprand. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook voldaan aan het Beleidskader. De boete is dus terecht opgelegd.
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 5 november 2022 en is de redelijke termijn dus met ongeveer vijf maanden overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Nu de boete wordt gematigd is er aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Daarbij gaat het alleen om de kosten in de fase waarin de redelijke termijn is overschreden, dus de kosten van het beroep bij de kantonrechter.
De proceskostenvergoeding is als volgt berekend:
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 907,- = € 453,50
zitting kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 907,- =
€ 453,50
totaal € 907,00

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 112,50, plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 37,50,- dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 907,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier E. Alekperov, en in het openbaar uitgesproken op 8 april 2025.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: