ECLI:NL:RBZWB:2025:3214
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een vrijstaande woning in Breda
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 21 mei 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, een vrijstaande woning in Breda, vastgesteld op € 876.000 per 1 januari 2022. De belanghebbende was het niet eens met deze waardebepaling en stelde dat de waarde maximaal € 698.000 zou moeten zijn. De rechtbank heeft op 9 april 2025 de zaak behandeld, waarbij de belanghebbende zich afmeldde en de heffingsambtenaar vertegenwoordigd werd door een taxateur.
De rechtbank overweegt dat de heffingsambtenaar de waarde aannemelijk heeft gemaakt door te verwijzen naar de verkoopprijs van de woning, die op 30 mei 2024 voor € 1.000.000 is verkocht. De rechtbank concludeert dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld, en dat de heffingsambtenaar een rekenfout heeft gemaakt door met een lagere verkoopprijs te rekenen. De rechtbank verklaart het beroep van de belanghebbende ongegrond, wat betekent dat de WOZ-waarde en de aanslag onroerendezaakbelastingen gehandhaafd blijven. De belanghebbende krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch binnen zes weken na verzending van de uitspraak.