Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene] B.V.
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 453,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 april 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het laten staan van een voertuig op een manier die gevaar of hinder veroorzaakte op de Hoge Veer te Raamsdonkveer op 2 augustus 2022. Betrokkene, vertegenwoordigd door mr. M. Lagas, stelde dat de gedraging niet had plaatsgevonden omdat hij aan het laden en lossen was. De officier van justitie, vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze, verklaarde het beroep ongegrond, maar vroeg om een matiging van de boete vanwege een overschrijding van de redelijke termijn.
De kantonrechter oordeelde dat de gedraging voldoende was vastgesteld op basis van de verklaring van de verbalisant en de foto’s. De kantonrechter concludeerde dat de boete terecht was opgelegd, maar dat de redelijke termijn was overschreden. Hierdoor werd de boete met 25% gematigd. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd, en betrokkene kreeg recht op een proceskostenvergoeding van € 907,-. De uitspraak benadrukt het belang van een redelijke termijn in rechtsprocedures en de mogelijkheid tot matiging van boetes in geval van overschrijding.