ECLI:NL:RBZWB:2025:3216

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 april 2025
Publicatiedatum
23 mei 2025
Zaaknummer
11089401 \ MB VERZ 24-554
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen verkeersboete met matiging en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 april 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het rijden op het trottoir, voetpad, fietspad of ruiterpad op de Visserstraat 1 te Breda op 10 oktober 2022. Betrokkene, vertegenwoordigd door mr. M. Lagas van Appjection B.V., heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie die het beroep ongegrond verklaarde. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde aangevoerd dat de boete ten onrechte was opgelegd, omdat de wegindeling niet als voetgangersgebied kon worden aangemerkt en er geen waarschuwingsbrief was verzonden. De zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, heeft echter betoogd dat de gedraging terecht was vastgesteld en dat de boete niet onterecht was opgelegd, maar dat er wel sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn van berechting. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging voldoende was aangetoond en dat de boete terecht was opgelegd, maar heeft ook geoordeeld dat de redelijke termijn was overschreden. Daarom heeft de kantonrechter de boete gematigd met 25% en de beslissing van de officier van justitie gewijzigd. Tevens is de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer.: 11089401 \ MB VERZ 24-554
CJIB-nummer: 4062 5422 5338 9599
uitspraakdatum: 8 april 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene] B.V.
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. M. Lagas (Appjection B.V.)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 8 april 2025. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Als gemachtigde is verschenen [gemachtigde]. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: rijden op het trottoir, voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of het ruiterpad (niet de rijbaan gebruiken) op de Visserstraat 1 te Breda op 10 oktober 2022 om 12:43 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete ten onrechte is opgelegd. Gemachtigde stelt dat in strijd is gehandeld met het Beleidskader digitale handhaving geslotenverklaringen en dat daarom sprake is van een schending van artikel 4:84 Awb. Het weggedeelte is door de wegindeling voor de gemiddelde weggebruiker aan te merken als rijbaan en niet als een voetgangersgebied. Gemachtigde verwijst naar uitspraken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Voorts staat in het dossier niets over een waarschuwingsperiode. Uit het dossier blijkt dat de gemeente überhaupt niet in de eerste periode is overgegaan tot het opsturen van waarschuwingsbrieven naar kentekenhouders. De boete dient om die reden te worden aangemerkt als ‘eerste waarschuwing’, waardoor de boete dient te worden vernietigd. Gemachtigde verzoekt om een proceskostenvergoeding.
Ter zitting heeft gemachtigde hier niets aan toegevoegd.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Uit het ter zitting overhandigde aanvullend proces-verbaal blijkt dat de waarschuwingsperiode tot 11 juli 2022 gold, waardoor die periode dus was afgelopen op het moment dat betrokkene de gedraging verrichte. Daarom mocht direct bekeurd worden. Verder is aan de weginrichting te herkennen dat het gaat om een voetgangersgebied. Gelet hierop is het beroep inhoudelijk ongegrond, maar omdat de redelijke termijn is overschreden, ziet de zittingsvertegenwoordiger aanleiding voor een matiging van 25%.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de foto’s - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.
Uit het aanvullend proces-verbaal blijkt dat de waarschuwingsperiode ten tijde van de gedraging allang was verstreken. Er hoefde dus geen waarschuwingsbrief te worden verzonden.
Verder blijkt uit de wegindeling voldoende dat het gaat om een voetgangersgebied. De bestrating bestaat over de gehele breedte uit dezelfde stenen en er is geen stoeprand. Er is dan ook voldaan aan de voorwaarden uit het Beleidskader digitale handhaving geslotenverklaringen.
De boete is dus terecht opgelegd.
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 5 november 2022 en is de redelijke termijn dus met ongeveer vijf maanden overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Nu de boete wordt gematigd is er aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Daarbij gaat het alleen om de kosten in de fase waarin de redelijke termijn is overschreden, dus de kosten van het beroep bij de kantonrechter.
De proceskostenvergoeding is als volgt berekend:
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 907,- = € 453,50
zitting kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 907,- =
€ 453,50
totaal € 907,00

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 112,50, plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 37,50 dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 907,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier E. Alekperov, en in het openbaar uitgesproken op 8 april 2025.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: