ECLI:NL:RBZWB:2025:3217

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 april 2025
Publicatiedatum
23 mei 2025
Zaaknummer
11089409 MB VERZ 24-555
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen verkeersboete met matiging en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 april 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het rijden op het trottoir, voetpad, fietspad of ruiterpad op de Julianalaan te Breda op 23 september 2022. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting is de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van betrokkene, mr. M. Lagas, en de zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, aanwezig waren. De gemachtigde voerde aan dat er geen reële mogelijkheid was voor de verbalisant om betrokkene staande te houden, en dat dit de verdediging van betrokkene heeft geschaad. De zittingsvertegenwoordiger stelde dat de verbalisant voldoende had toegelicht waarom staandehouding niet mogelijk was en dat de boete terecht was opgelegd aan de kentekenhouder.

De kantonrechter oordeelde dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was vastgesteld. De rechter concludeerde dat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding was, en dat de boete terecht was opgelegd. Echter, omdat de redelijke termijn voor behandeling van de zaak was overschreden, werd de boete met 25% gematigd. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd, en de proceskostenvergoeding werd vastgesteld op € 907,-. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 8 april 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer.: 11089409 \ MB VERZ 24-555
CJIB-nummer: 9062 5422 5350 5492
uitspraakdatum: 8 april 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene] N.V.
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. M. Lagas (Appjection B.V.)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 8 april 2025. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Als gemachtigde is verschenen [gemachtigde] . De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: rijden op het trottoir, voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of het ruiterpad (niet de rijbaan gebruiken) op de Julianalaan te Breda op 23 september 2022 om 15:43 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat betrokkene in strijd met artikel 5 Wahv niet staande is gehouden. Dat sprake was van verkeersdrukte maakt volgens gemachtigde op zichzelf niet dat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding bestaat. Ook is niet duidelijk of verbalisant in een opvallend dienstvoertuig reed dat is voorzien van stopmiddelen. De verbalisant heeft voldoende zicht op het voertuig gehad om de gegevens daarvan te noteren. Ook had de verbalisant achter betrokkene aan kinnen rijden om te voldoen aan de vereisten uit artikel 5 Wahv, maar is er klaarblijkelijk voor gekozen dit niet te doen. Betrokkene is hierdoor in zijn verdedigingsbelang geschaad. Gemachtigde verwijst naar verschillende uitspraken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en verzoekt om een proceskostenvergoeding.
Gemachtigde heeft ter zitting aangevoerd dat hij bij zijn standpunt blijft.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De verbalisant heeft voldoende toegelicht waarom er geen reële mogelijkheid tot staandehouding bestond. Het dossier bevat een proces-verbaal met een nadere toelichting. Hieruit volgt dat betrokkene de wachtende rij weggebruikers passeerde via het fietspad. De zittingsvertegenwoordiger vindt het redelijk dat de verbalisant door drukte vanuit hun positie niet is overgegaan tot staandehouding, omdat dit niet mogelijk was. Daarnaast zou het bij drukte voor gevaarlijke situaties kunnen zorgen, met name voor fietsers. De zittingsvertegenwoordiger kan zich goed voorstellen dat betrokkene op kenteken is bekeurd. Of het gaat om een onherkenbaar of herkenbaar politievoertuig is niet relevant. Gelet hierop is het beroep inhoudelijk ongegrond, maar omdat de redelijke termijn is overschreden, ziet de zittingsvertegenwoordiger aanleiding voor een matiging van 25%.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.
Uit artikel 5 van de Wahv volgt het uitgangspunt dat wanneer een gedraging wordt geconstateerd, de verbalisant de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt, zodat hem een boete kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder vast te stellen, mag de boete aan de kentekenhouder worden opgelegd.
Uit het zaakoverzicht en het aanvullend proces-verbaal blijkt dat de verbalisant heeft afgezien van de staandehouding, omdat het druk was en de positie van de verbalisant een staandehouding niet toeliet, aangezien betrokkene meerdere voertuigen rechts passeerde, over een fietspad. Naar het oordeel van de kantonrechter was er dan ook geen reële mogelijkheid tot staandehouding. Van een verbalisant kan niet verwacht worden gevaarlijke situaties te creëren om een staandehouding te verrichten. Of sprake is van een duidelijk herkenbaar of onherkenbaar dienstvoertuig is hierbij niet van belang.
De boete is dus terecht opgelegd aan de kentekenhouder.
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 10 november 2022 en is de redelijke termijn dus met ongeveer vijf maanden overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Nu de boete wordt gematigd is er aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Daarbij gaat het alleen om de kosten in de fase waarin de redelijke termijn is overschreden, dus de kosten van het beroep bij de kantonrechter.
De proceskostenvergoeding is als volgt berekend:
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 907,- = € 453,50
zitting kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 907,- =
€ 453,50
totaal € 907,00

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 112,50, plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 37,50 dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 907,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier E. Alekperov, en in het openbaar uitgesproken op 8 april 2025.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: