Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene] N.V.
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 453,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 april 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het rijden op het trottoir, voetpad, fietspad of ruiterpad op de Julianalaan te Breda op 23 september 2022. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting is de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van betrokkene, mr. M. Lagas, en de zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, aanwezig waren. De gemachtigde voerde aan dat er geen reële mogelijkheid was voor de verbalisant om betrokkene staande te houden, en dat dit de verdediging van betrokkene heeft geschaad. De zittingsvertegenwoordiger stelde dat de verbalisant voldoende had toegelicht waarom staandehouding niet mogelijk was en dat de boete terecht was opgelegd aan de kentekenhouder.
De kantonrechter oordeelde dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was vastgesteld. De rechter concludeerde dat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding was, en dat de boete terecht was opgelegd. Echter, omdat de redelijke termijn voor behandeling van de zaak was overschreden, werd de boete met 25% gematigd. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd, en de proceskostenvergoeding werd vastgesteld op € 907,-. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 8 april 2025.