ECLI:NL:RBZWB:2025:3219

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 april 2025
Publicatiedatum
23 mei 2025
Zaaknummer
10917348 MB VERZ 24-107
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen verkeersboete met matiging en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 april 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 13 km per uur te hard binnen de bebouwde kom op de Godfried Schalckenstraat te Made op 24 september 2022. De officier van justitie had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard, waarna de betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van de betrokkene, mr. N.G.A. Voorbach, aangevoerd dat de meting en de kalibratietabel niet klopten en dat de redelijke termijn was overschreden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging voldoende was aangetoond door de verklaring van de verbalisant en dat er geen aanleiding was om aan de meting te twijfelen. Echter, de kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de redelijke termijn was overschreden, wat aanleiding gaf om de boete met 25% te matigen. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd, en de betrokkene kreeg recht op een proceskostenvergoeding van € 907,-. De uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer.: 10917348 \ MB VERZ 24-107
CJIB-nummer: 6062 5422 5260 2182
uitspraakdatum: 8 april 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. N.G.A. Voorbach (Verkeersboete.nl)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 8 april 2025. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Als gemachtigde is verschenen [gemachtigde]. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: 13 km per uur harder rijden dan mag binnen de bebouwde kom op de Godfried Schalckenstraat te Made op 24 september 2022 om 20:40 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat betrokkene zich niet met de beslissing van de officier van justitie kan verenigen. Gemachtigde verzoekt om een proceskostenvergoeding.
Ter zitting heeft gemachtigde verzocht om een termijn voor aanvulling van de gronden.
De kantonrechter heeft dit afgewezen omdat uit het dossier blijkt dat aan de gemachtigde per aangetekende brief tot 16 maart 2024 de gelegenheid is geboden voor het indienen van (aanvullende) gronden, maar dat hiervan geen gebruik is gemaakt. Gemachtigde kan ter zitting nog gronden naar voren brengen.
Vervolgens heeft gemachtigde ter zitting nog aangevoerd dat de kalibratietabel en de meting niet kloppen en dat de redelijke termijn is overschreden.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. In het dossier is te zien dat het om een meetmiddel gaat dat bij het dienstvoertuig hoort en juist is gebruikt. Ook was de kalibratietabel geldig op de pleegdatum, waarbij een snelheid van 70 kilometer per uur werd afgelezen. De correctie van 4 kilometer is ook toegepast en daarnaast ook nog de wettelijke correctie. De zittingsvertegenwoordiger ziet daardoor geen aanleiding om te twijfelen aan de meting. Gelet hierop is het beroep inhoudelijk ongegrond, maar omdat de redelijke termijn is overschreden, ziet de zittingsvertegenwoordiger aanleiding voor een matiging van 25%.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de kalibratietabel dan wel de meting. Daarbij is van belang dat uit het dossier duidelijk blijkt dat de snelheid conform de voorgeschreven wijze is vastgesteld. Bovendien is de enkele stelling dat de meting niet klopt niet onderbouwd.
De boete is dus terecht opgelegd.
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 4 oktober 2022 en is de redelijke termijn dus met ongeveer zes maanden overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Nu de boete wordt gematigd is er aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Daarbij gaat het alleen om de kosten in de fase waarin de redelijke termijn is overschreden, dus de kosten van het beroep bij de kantonrechter.
De proceskostenvergoeding is als volgt berekend:
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 907,- = € 453,50
zitting kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 907,- =
€ 453,50
totaal € 907,00

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 91,50, plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 30,50, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 907,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier E. Alekperov, en in het openbaar uitgesproken op 8 april 2025.
Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: