Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 453,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 april 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op de J.F. Kennedylaan te Breda op 25 augustus 2022. De betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde, beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van de betrokkene, mr. N.G.A. Voorbach, aangevoerd dat de redelijke termijn was overschreden en verzocht om een matiging van de boete met 25% en een proceskostenvergoeding. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging voldoende is aangetoond door de verklaring van de verbalisant en dat er geen aanleiding was om aan deze verklaring te twijfelen. De kantonrechter heeft echter ook geoordeeld dat de redelijke termijn van berechting was overschreden, wat aanleiding gaf tot een matiging van de boete. De boete is verlaagd tot € 262,50, met een terugbetaling van € 87,50 aan de betrokkene voor te veel betaalde zekerheid. Daarnaast is de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, die zijn vastgesteld op € 907,-.