ECLI:NL:RBZWB:2025:3228

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 april 2025
Publicatiedatum
23 mei 2025
Zaaknummer
11301638 MB VERZ 24-1211
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens vermoedelijke gedraging met mobiel elektronisch apparaat

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 april 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op 12 april 2022 te Prinsenbeek. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 8 april 2025 heeft betrokkene aangevoerd dat de gedraging niet heeft plaatsgevonden en dat het Openbaar Ministerie de zaak niet goed heeft bekeken. Hij voegde een factuur van zijn telefoonabonnement toe, waaruit blijkt dat hij op het tijdstip van de vermeende overtreding niet heeft gebeld. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze, heeft het beroep gegrond verklaard, omdat de verbalisant slechts vermoedde dat betrokkene een mobiele telefoon had gezien, wat ruimte voor twijfel laat.

De kantonrechter oordeelde dat niet is komen vast te staan dat de gedraging heeft plaatsgevonden. Het vermoeden van de verbalisant was onvoldoende om de boete te rechtvaardigen. De kantonrechter verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de beslissing van de officier van justitie en de boete, en droeg de officier van justitie op het betaalde bedrag aan betrokkene terug te betalen. Tevens werd een proceskostenvergoeding toegekend voor de reiskosten en verletkosten van betrokkene, die in totaal € 282,98 bedroegen. Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken op 8 april 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 11301638 \ MB VERZ 24-1211
CJIB-nummer : 6062 5422 4869 6040
uitspraakdatum : 8 april 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 8 april 2025. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden te Prinsenbeek op 12 april 2022 om 12:52 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Betrokkene stelt dat het Openbaar Ministerie de zaak niet heeft bekeken en dat ze onbehoorlijk hebben gehandeld bij de behandeling van zijn beroep. Betrokkene verwijst naar de bijgevoegde factuur van zijn telefoonabonnement waaruit blijkt dat hij op het genoemde tijdstip niet heeft gebeld en ook niet gebeld werd.
Betrokkene heeft ter zitting hieraan toegevoegd dat de verbalisant zelf aan het twijfelen was tijdens de staandehouding. Verder wenst betrokkene een reiskosten- en verletkostenvergoeding. Aangezien hij als tolk vanwege de zitting geen opdrachten kon aannemen verzoekt hij om vergoeding van 8 uur á € 62,68 per uur.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Betrokkene ontkent consistent de gedraging vanaf de staandehouding, terwijl de verbalisant slechts vermoed een mobiele telefoon te hebben gezien. Om die reden ziet de zittingsvertegenwoordiger aanleiding om betrokkene het voordeel van de twijfel te geven. Tegen het toekennen van de reiskostenvergoeding heeft de zittingsvertegenwoordiger geen bezwaar. Wat betreft de verletkosten verzocht de zittingsvertegenwoordiger om dit voor een halve werkdag toe te kennen.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Daarbij is van belang dat de verbalisant enkel
vermoedteen mobiele telefoon te hebben gezien. Het enkel vermoeden laat volgens de kantonrechter ruimte over voor twijfel aan de waarneming van de verbalisant. Betrokkene dient daarom het voordeel van de twijfel te krijgen, ook gelet op zijn consistente ontkenning.
Dit betekent dat de boete ten onrechte is opgelegd.
Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Ook zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen voor de reiskosten die betrokkene heeft gemaakt voor het bijwonen van de zitting. De reiskosten worden, ingevolge artikel 2, lid 1, onder d, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, vastgesteld, op basis van de kosten van openbaar vervoer vanaf het [adres], op 2x € 16,17. = € 32,34.
Verder komen ook de verletkosten van betrokkene voor het bijwonen van de zitting voor vergoeding in aanmerking. In artikel 2, lid 1, onder e, van het Besluit proceskosten bestuursrecht is bepaald dat de verletkosten, afhankelijk van de omstandigheden, tussen € 8,- en € 103,- bedragen. De kantonrechter stelt vast dat betrokkene inclusief reistijd ongeveer een halve dag (de middag) kwijt is voor de zitting. Een verletkostenvergoeding voor 4 uur is daarom redelijk. De kantonrechter stelt de verletkosten vast op 4 uur x € 62,66 = € 250,64.
De totale proceskostenvergoeding bedraagt dan € 282,98.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 359,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 282,98.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier E. Alekperov, en in het openbaar uitgesproken op 8 april 2025.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: