Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 453,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 april 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op de Maasdijk te Raamsdonkveer op 1 september 2022. De officier van justitie had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard, waarna de betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van de betrokkene, mr. N.G.A. Voorbach, aangevoerd dat de gedraging ontkend werd en dat er een overschrijding van de redelijke termijn was, wat aanleiding gaf tot een verzoek om matiging van de boete met 25% en een proceskostenvergoeding.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging voldoende is aangetoond door de verklaring van de verbalisant en dat er geen reden was om aan deze verklaring te twijfelen. De kantonrechter heeft echter ook geoordeeld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat aanleiding gaf tot een matiging van de boete. De boete werd verlaagd tot € 262,50, met een terugbetaling van € 87,50 aan de betrokkene voor te veel betaalde zekerheid. Daarnaast werd de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, die in totaal € 907,- bedroegen. De uitspraak werd openbaar gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, en griffier E. Alekperov.