Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 453,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 april 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het niet rechts houden op de Ettensebaan te Breda op 23 juli 2022. De betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde, beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van de betrokkene, mr. N.G.A. Voorbach, aangevoerd dat de gedraging ontkend wordt en dat er een overschrijding van de redelijke termijn heeft plaatsgevonden, wat aanleiding zou moeten geven tot een matiging van de boete.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging voldoende is aangetoond door de verklaring van de verbalisant en dat er geen reden is om aan deze verklaring te twijfelen. De boete is terecht opgelegd. Echter, de kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de redelijke termijn van berechting is overschreden, aangezien de procedure langer dan twee jaar heeft geduurd. Dit heeft geleid tot een matiging van de boete met 25%.
De beslissing van de officier van justitie is gewijzigd, waarbij de boete is gematigd tot € 127,50, plus administratiekosten. Daarnaast is de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, die in totaal € 907,- bedragen. De uitspraak is openbaar gedaan door de kantonrechter en de griffier, en de betrokkene is geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.