Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
10898570 / MB VERZ 24-64
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 april 2025 uitspraak gedaan over drie administratieve sancties (boetes) die aan de betrokkene zijn opgelegd. De betrokkene had beroep ingesteld tegen de beslissingen van de officier van justitie, die deze beroepen niet-ontvankelijk had verklaard. De betrokkene was niet verschenen op de zitting, maar had in zijn beroepschriften aangevoerd dat de boetes niet redelijk waren gezien zijn bijzondere omstandigheden. Hij had in februari 2020 zijn land moeten verlaten voor familieproblemen, maar door de coronapandemie kon hij niet terugkeren tot juni 2022. Tijdens zijn afwezigheid was het voertuig niet gebruikt en had niemand toegang tot het voertuig. De kantonrechter heeft de argumenten van de betrokkene in overweging genomen en geoordeeld dat de termijnoverschrijdingen niet aan hem konden worden toegerekend. De kantonrechter heeft de boetes gedeeltelijk gegrond verklaard en de opgelegde boetes gematigd tot de helft, waarbij ook de verhogingen ongedaan zijn gemaakt. De officier van justitie is opgedragen het teveel betaalde bedrag aan zekerheidstelling terug te betalen aan de betrokkene.