Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 april 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan de betrokkene was opgelegd. De betrokkene had een administratieve sanctie ontvangen voor het parkeren van zijn voertuig op een wijze die gevaar of hinder voor het verkeer veroorzaakte op de Riethil te Breda op 4 januari 2023. De betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde, beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 8 april 2025 was de betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze, was wel aanwezig.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond door de verklaring van de verbalisant en de bijgevoegde foto’s. De kantonrechter heeft de locatie van de overtreding op Google Streetview bekeken en geconcludeerd dat het parkeren op de doorsteek tussen de gescheiden rijbanen hinderlijk was voor andere weggebruikers, met name vrachtwagens. De betrokkene had aangevoerd dat hij niet hinderlijk geparkeerd stond, maar de kantonrechter oordeelde dat dit niet klopte, gezien de foto’s in het dossier.
De kantonrechter heeft echter ook vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, aangezien de boete op 20 januari 2023 was opgelegd en de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter samen langer dan twee jaar had geduurd. Hierdoor heeft de kantonrechter besloten de boete met 25% te matigen. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd, en de betrokkene kreeg een terugbetaling van het teveel betaalde bedrag. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. M. Breeman, kantonrechter, en griffier E. Alekperov.