4.3.2De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Vaststelling van de feiten en omstandigheden
Het volgende blijkt uit de bewijsmiddelen en staat niet ter discussie. Op 6 maart 2019 heeft de politie een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen op het [adres] . Deze hennepkwekerij bevond zich in een loods, weggewerkt achter een houten wand. Deze wand bevatte op het eerste gezicht geen opening, maar bleek bij nader onderzoek een uitneembare plaat te bevatten. Achter de wand bevonden zich drie kweekruimtes, die enkel vanuit de loodsruimte van [adres] te betreden waren: twee afgetimmerde kweekruimtes en één kweektent. In deze kweekruimtes werden in totaal 352 hennepplanten en 56 hennepstekken aangetroffen.
Verder is gebleken dat er een illegale aftakking na de hoofdbeveiliging is gemaakt in de hoofdaansluitkast in de loods. Op basis van het onderzoek van de netwerkbeheerder kan worden vastgesteld dat deze aftakking is gemaakt op 3 februari 2018. Die dag is een zogenaamde ‘powerdown’ waargenomen, die nog geen drie minuten later werd gevolgd door een ‘powerup’. In deze tijdspanne is de illegale elektriciteitskabel aangesloten.
Dat er een hennepkwekerij was aan de [adres] en dat daarvoor elektriciteit is gestolen, staat vast. Ook staat vast dat verdachte in deze loods aanwezig is geweest. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte enige betrokkenheid heeft gehad bij de hennepkwekerij en bij de diefstal van de elektriciteit.
Rol van verdachte bij de hennepkwekerij (feit 1)
Verdachte heeft zowel bij de politie als ter zitting verklaard dat hij op verzoek van de eigenaar van de loods, de heer [naam] , werkzaamheden heeft verricht in en aan de loods. Verdachte zou deze werkzaamheden verrichten, opdat hij geen jaargeld, te weten 1400 euro, voor zijn chalet op de camping van [naam] zou hoeven te betalen. De werkzaamheden zouden hebben bestaan uit schilder-, renovatie- en opruimwerkzaamheden. Verdachte heeft verklaard dat hij met deze werkzaamheden in 2018 is begonnen, voordat hij gedetineerd zat in de periode van 19 juni 2018 tot 1 oktober 2018. Na zijn detentie is verdachte verder gegaan met werkzaamheden in en aan de loods. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat de loods was opgesplitst in twee delen door een houten wand, die deels open was voordat hij in detentie kwam en volledig gesloten was nadat hij uit detentie kwam. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat de houten wand er in zijn geheel nog niet stond voordat hij in detentie kwam, maar nadien wel en dat deze toen ook volledig afgesloten was.
Bij de bespreking van de inrichting van de kweekruimtes, gelegen achter de gesloten wand, heeft verdachte ter zitting verklaard daar nooit te zijn geweest.
Ten aanzien van de in de henneploods aangetroffen gelaatsmasker en sigarettenpeuk heeft verdachte op zitting verklaard dat hij deze voorwerpen daar niet heeft neergelegd. Verdachte heeft op dit punt aangevoerd dat de goederen er wellicht vanaf het begin af aan al hebben gelegen of dat iemand anders ze later heeft verplaatst. Verdachte heeft daarbij verklaard dat hij bij het uitvoeren van schilderwerkzaamheden een gelaatsmasker gebruikte.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat in de loods onder andere twee gelaatsmaskers en enkele sigarettenpeuken zijn gevonden. Uit forensisch onderzoek is gebleken dat het DNA van verdachte op de rubberen rand van één van de gelaatsmaskers en op één sigarettenpeuk is aangetroffen. Beide gelaatsmaskers lagen in een open stellingkast in het gedeelte van de loods dat zich achter de houten wand bevond. De sigarettenpeuk lag ook in dat gedeelte van de loods, namelijk op de vloer onder de meterkast van de rechterkweekruimte. Hoewel een gelaatsmasker en een sigarettenpeuk verplaatsbare objecten zijn en het mogelijk is dat deze objecten door een ander achter de houten wand zijn geplaatst, acht de rechtbank dit scenario niet aannemelijk. Zij schuift de verklaring van verdachte als ongeloofwaardig terzijde, ook omdat het gelaatsmasker dat is aangetroffen geen masker is dat normaliter wordt gebruikt tijdens schilder- en schuurwerkzaamheden. De rechtbank is vanuit andere hennepzaken wel bekend met het gebruik van dit soort maskers wanneer personen de hennepplanten verzorgen of knippen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte geen plausibele verklaring heeft gegeven voor de plek waar het gelaatsmasker en de sigarettenpeuk met zijn DNA erop zijn gevonden, namelijk achter de houten wand waar de hennepkwekerij zich bevond. Daarbij komt dat de verklaringen die verdachte over de houten wand heeft afgelegd onderling tegenstrijdig zijn. Verdachte is naar het oordeel van de rechtbank betrokken geweest bij de hennepkwekerij. Omdat niet alleen het gelaatsmasker, maar ook de sigarettenpeuk in de hennepkwekerij zijn gevonden, kan naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen worden verklaard dat verdachte opzettelijk hennep heeft geteeld en bewerkt.
Medeplegen
De grootte en professionaliteit van de hennepkwekerij duidt er volgens de rechtbank op dat bij de hennepkwekerij meerdere personen betrokken zijn geweest. Het dossier biedt daar ook aanknopingspunten voor, omdat er naast verdachte nog eens vijf medeverdachten in beeld zijn geweest. Naar het oordeel van de rechtbank is er daarom sprake van medeplegen.
Rol van verdachte bij de diefstal van elektriciteit (feit 2)
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij niet aan de meterkast heeft gewerkt en dat hij geen illegale aftakking in de meterkast heeft gemaakt.
Hoewel het voor de rechtbank vaststaat dat de illegale aftakking bestond toen verdachte in de loods werkzaamheden heeft verricht en in de meterkast een stop omgezet heeft, is niet vast te stellen of verdachte een rol heeft gehad bij de diefstal van elektriciteit en zo ja, welke rol dat dan zou zijn geweest. Het enkele feit dat verdachte elektricien van beroep is, is geen op zichzelf staand bewijsmiddel om de betrokkenheid van verdachte bij de diefstal van elektriciteit vast te stellen. Omdat uit het dossier niet blijkt van voldoende wettig en overtuigend bewijsmateriaal, zal de rechtbank verdachte van dit feit vrijspreken.
Conclusie
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging opzettelijk hennepplanten en -stekken heeft geteeld en bewerkt. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het tezamen en in vereniging stelen van elektriciteit.