ECLI:NL:RBZWB:2025:3240

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 mei 2025
Publicatiedatum
26 mei 2025
Zaaknummer
02-151798-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hennepkwekerij met DNA-bewijs en vrijspraak van diefstal elektriciteit

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 mei 2025, is de verdachte beschuldigd van betrokkenheid bij een hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit. De rechtbank heeft vastgesteld dat op 6 maart 2019 een hennepkwekerij werd aangetroffen in een loods te Roosendaal, waar 352 hennepplanten en 56 hennepstekken werden gevonden. Het DNA van de verdachte werd aangetroffen op een gelaatsmasker en een sigarettenpeuk in de loods, wat leidde tot de conclusie dat hij betrokken was bij de hennepkwekerij. De verdachte verklaarde dat hij werkzaamheden in de loods had verricht op verzoek van de eigenaar, maar zijn verklaringen werden door de rechtbank als ongeloofwaardig beschouwd. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de hennepkwekerij, maar sprak hem vrij van de diefstal van elektriciteit wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank hield rekening met de forse overschrijding van de redelijke termijn en de seponering van medeverdachten, en besloot geen straf op te leggen, maar verklaarde de verdachte wel schuldig. De benadeelde partij Enexis B.V. werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte van het feit waaruit de schade voortvloeide werd vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-151798-23
vonnis van de meervoudige kamer van 26 mei 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsvrouw mr. J.M. Veldman, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 12 mei 2025, waarbij de officier van justitie, mr. S.A.A.P. van Hees, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte met anderen betrokken is geweest bij een hennepkwekerij (feit 1) en diefstal van elektriciteit (feit 2).

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte beide feiten heeft begaan.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de ten laste gelegde feiten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Vaststelling van de feiten en omstandigheden
Het volgende blijkt uit de bewijsmiddelen en staat niet ter discussie. Op 6 maart 2019 heeft de politie een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen op het [adres] . Deze hennepkwekerij bevond zich in een loods, weggewerkt achter een houten wand. Deze wand bevatte op het eerste gezicht geen opening, maar bleek bij nader onderzoek een uitneembare plaat te bevatten. Achter de wand bevonden zich drie kweekruimtes, die enkel vanuit de loodsruimte van [adres] te betreden waren: twee afgetimmerde kweekruimtes en één kweektent. In deze kweekruimtes werden in totaal 352 hennepplanten en 56 hennepstekken aangetroffen.
Verder is gebleken dat er een illegale aftakking na de hoofdbeveiliging is gemaakt in de hoofdaansluitkast in de loods. Op basis van het onderzoek van de netwerkbeheerder kan worden vastgesteld dat deze aftakking is gemaakt op 3 februari 2018. Die dag is een zogenaamde ‘powerdown’ waargenomen, die nog geen drie minuten later werd gevolgd door een ‘powerup’. In deze tijdspanne is de illegale elektriciteitskabel aangesloten.
Dat er een hennepkwekerij was aan de [adres] en dat daarvoor elektriciteit is gestolen, staat vast. Ook staat vast dat verdachte in deze loods aanwezig is geweest. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte enige betrokkenheid heeft gehad bij de hennepkwekerij en bij de diefstal van de elektriciteit.
Rol van verdachte bij de hennepkwekerij (feit 1)
Verdachte heeft zowel bij de politie als ter zitting verklaard dat hij op verzoek van de eigenaar van de loods, de heer [naam] , werkzaamheden heeft verricht in en aan de loods. Verdachte zou deze werkzaamheden verrichten, opdat hij geen jaargeld, te weten 1400 euro, voor zijn chalet op de camping van [naam] zou hoeven te betalen. De werkzaamheden zouden hebben bestaan uit schilder-, renovatie- en opruimwerkzaamheden. Verdachte heeft verklaard dat hij met deze werkzaamheden in 2018 is begonnen, voordat hij gedetineerd zat in de periode van 19 juni 2018 tot 1 oktober 2018. Na zijn detentie is verdachte verder gegaan met werkzaamheden in en aan de loods. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat de loods was opgesplitst in twee delen door een houten wand, die deels open was voordat hij in detentie kwam en volledig gesloten was nadat hij uit detentie kwam. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat de houten wand er in zijn geheel nog niet stond voordat hij in detentie kwam, maar nadien wel en dat deze toen ook volledig afgesloten was.
Bij de bespreking van de inrichting van de kweekruimtes, gelegen achter de gesloten wand, heeft verdachte ter zitting verklaard daar nooit te zijn geweest.
Ten aanzien van de in de henneploods aangetroffen gelaatsmasker en sigarettenpeuk heeft verdachte op zitting verklaard dat hij deze voorwerpen daar niet heeft neergelegd. Verdachte heeft op dit punt aangevoerd dat de goederen er wellicht vanaf het begin af aan al hebben gelegen of dat iemand anders ze later heeft verplaatst. Verdachte heeft daarbij verklaard dat hij bij het uitvoeren van schilderwerkzaamheden een gelaatsmasker gebruikte.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat in de loods onder andere twee gelaatsmaskers en enkele sigarettenpeuken zijn gevonden. Uit forensisch onderzoek is gebleken dat het DNA van verdachte op de rubberen rand van één van de gelaatsmaskers en op één sigarettenpeuk is aangetroffen. Beide gelaatsmaskers lagen in een open stellingkast in het gedeelte van de loods dat zich achter de houten wand bevond. De sigarettenpeuk lag ook in dat gedeelte van de loods, namelijk op de vloer onder de meterkast van de rechterkweekruimte. Hoewel een gelaatsmasker en een sigarettenpeuk verplaatsbare objecten zijn en het mogelijk is dat deze objecten door een ander achter de houten wand zijn geplaatst, acht de rechtbank dit scenario niet aannemelijk. Zij schuift de verklaring van verdachte als ongeloofwaardig terzijde, ook omdat het gelaatsmasker dat is aangetroffen geen masker is dat normaliter wordt gebruikt tijdens schilder- en schuurwerkzaamheden. De rechtbank is vanuit andere hennepzaken wel bekend met het gebruik van dit soort maskers wanneer personen de hennepplanten verzorgen of knippen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte geen plausibele verklaring heeft gegeven voor de plek waar het gelaatsmasker en de sigarettenpeuk met zijn DNA erop zijn gevonden, namelijk achter de houten wand waar de hennepkwekerij zich bevond. Daarbij komt dat de verklaringen die verdachte over de houten wand heeft afgelegd onderling tegenstrijdig zijn. Verdachte is naar het oordeel van de rechtbank betrokken geweest bij de hennepkwekerij. Omdat niet alleen het gelaatsmasker, maar ook de sigarettenpeuk in de hennepkwekerij zijn gevonden, kan naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen worden verklaard dat verdachte opzettelijk hennep heeft geteeld en bewerkt.
Medeplegen
De grootte en professionaliteit van de hennepkwekerij duidt er volgens de rechtbank op dat bij de hennepkwekerij meerdere personen betrokken zijn geweest. Het dossier biedt daar ook aanknopingspunten voor, omdat er naast verdachte nog eens vijf medeverdachten in beeld zijn geweest. Naar het oordeel van de rechtbank is er daarom sprake van medeplegen.
Rol van verdachte bij de diefstal van elektriciteit (feit 2)
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij niet aan de meterkast heeft gewerkt en dat hij geen illegale aftakking in de meterkast heeft gemaakt.
Hoewel het voor de rechtbank vaststaat dat de illegale aftakking bestond toen verdachte in de loods werkzaamheden heeft verricht en in de meterkast een stop omgezet heeft, is niet vast te stellen of verdachte een rol heeft gehad bij de diefstal van elektriciteit en zo ja, welke rol dat dan zou zijn geweest. Het enkele feit dat verdachte elektricien van beroep is, is geen op zichzelf staand bewijsmiddel om de betrokkenheid van verdachte bij de diefstal van elektriciteit vast te stellen. Omdat uit het dossier niet blijkt van voldoende wettig en overtuigend bewijsmateriaal, zal de rechtbank verdachte van dit feit vrijspreken.
Conclusie
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging opzettelijk hennepplanten en -stekken heeft geteeld en bewerkt. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het tezamen en in vereniging stelen van elektriciteit.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
in de periode van 3 februari 2018 tot en met 6 maart 2019 te Roosendaal, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, opzettelijk heeft geteeld en bewerkt, in een pand aan [adres] een hoeveelheid van in totaal 352 hennepplanten en 56 hennepstekken, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 60 uren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair bepleit verdachte vrij te spreken van de ten laste gelegde feiten. Bij enige bewezenverklaring verzoekt de verdediging de gevorderde taakstraf te matigen. Dit op grond van de forse overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De politie heeft bij een onderzoek op 6 maart 2019 een hennepkwekerij gevonden. Op grond van verder onderzoek is gebleken dat verdachte betrokken is geweest bij deze hennepkwekerij. Verdachte heeft hiermee laten zien geen oog te hebben gehad voor de maatschappelijke problemen die de handel in softdrugs met zich meebrengt. Dit ziet dan niet alleen op de effecten van het gebruik van softdrugs voor de volksgezondheid, maar ook op de criminaliteit en overlast die met dergelijke feiten gepaard gaat.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met het strafblad van verdachte. Hieruit blijkt dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
De redelijke termijn
Bij het bepalen van de strafmaat houdt de rechtbank ook rekening met de redelijke termijn van berechting, zoals opgenomen in artikel 6, lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM). Op grond van de jurisprudentie van de Hoge Raad geldt als uitgangspunt dat een behandeling van de zaak ter zitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na een handeling van de Nederlandse Staat waaraan verdachte in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat tegen hem strafvervolging zou worden ingesteld. In de onderhavige zaak wordt het eerste verhoor van verdachte door de politie op 17 september 2019 als een zodanige handeling gezien. Het eindvonnis had dus op 17 september 2021 gereed moeten zijn. Dit houdt in dat sprake is van een forse overschrijding van bijna vier jaar. De rechtbank zal dit in het voordeel van verdachte zwaar meewegen in de strafoplegging.
Betrokkenheid verdachte en andere personen in het dossier
Op grond van het dossier is vastgesteld dat verdachte betrokken is geweest bij de verzorging van de aangetroffen hennepkwekerij. Wat zijn positie binnen de organisatie achter deze professionele en grote hennepkwekerij precies is geweest, kan op grond van het dossier echter niet worden vastgesteld. Er komen in het dossier vijf andere personen voor, die in eerste instantie door de politie en het Openbaar Ministerie als verdachten gezien werden. Naar het oordeel van de rechtbank lijken ook die personen enige betrokkenheid bij de hennepkwekerij te hebben gehad. Omdat er niet bij hen tijdens het verhoor concreet is doorgevraagd en er ook geen verder telecom dan wel financieel onderzoek is gedaan bij/naar deze personen, heeft het Openbaar Ministerie met gebruik van haar vervolgingsbevoegdheid besloten om de zaak tegen een viertal van deze personen te seponeren. Ook tegen die vijfde persoon is een vervolging uitgebleven. De rechtbank laat zich verder niet uit over het wel of niet vervolgen van die vijf andere personen. Wel constateert zij, op grond van wat ter zitting door de verdediging naar voren is gebracht, dat verdachte het gevoel heeft gekregen dat hij nu ten onrechte als enige bestraft wordt.
Gelet op bovenstaande uitzonderlijke omstandigheden (forse overschrijding redelijke termijn en seponering zaken medeverdachten door gebrekkig onderzoek), is de rechtbank van oordeel dat een strafoplegging in deze zaak weinig opportuun is. Zij zal verdachte dan ook schuldig verklaren zonder een straf op te leggen.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij Enexis B.V. vordert een schadevergoeding van € 10.270,45 voor feit 2.
Verdachte wordt vrijgesproken van het feit waaruit deze schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9a, 47 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 2 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1:Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- bepaalt dat
geen straf of maatregel wordt opgelegd;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij Enexis B.V. niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij Enexis B.V. in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos, voorzitter, mr. J.F.C. Janssen en mr. J.M.J.C. Paijmans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Tafazzul, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 26 mei 2025.
De voorzitter, de jongste rechter en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.