ECLI:NL:RBZWB:2025:3265

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 mei 2025
Publicatiedatum
27 mei 2025
Zaaknummer
BRE 24/7693
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens gebrek aan procesbelang in bestuursrechtelijke schadevergoeding

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 mei 2025, wordt het beroep van eiser tegen de Dienst Toeslagen niet-ontvankelijk verklaard. Eiser had een verzoek ingediend om aanvullende schadevergoeding bij de Commissie Werkelijke Schade (CWS) op 10 oktober 2023, maar de rechtbank oordeelt dat eiser geen procesbelang heeft bij de beoordeling van zijn beroep. Dit komt doordat eiser zich inmiddels in een andere schaderoute bevindt, de Regieroute VSO, waardoor de Dienst Toeslagen geen besluit kan nemen over de aanvraag van eiser. De rechtbank wijst erop dat gelijktijdige behandeling in meerdere schaderoutes niet is toegestaan en dat het procesbelang van eiser kan herleven als hij het traject bij de Regieroute VSO afbreekt zonder vaststellingsovereenkomst. De rechtbank bepaalt dat de Dienst Toeslagen het griffierecht van € 51,- aan eiser moet vergoeden en veroordeelt de Dienst Toeslagen tot betaling van € 437,50 aan proceskosten aan eiser. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/7693

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 mei 2025 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats] , eiser,
(gemachtigde: mr. L.L. Ross),
en

Dienst Toeslagen, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep dat eiser heeft ingesteld omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn verzoek (aanvraag) om aanvullende schade bij de Commissie Werkelijke Schade (CWS) van 10 oktober 2023.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank dient, voordat tot een inhoudelijke beoordeling op het beroep kan worden gekomen, ambtshalve te beoordelen of eiser procesbelang bij dit proces heeft. Procesbelang is het belang dat eiser heeft bij de uitkomst van de dit proces.
Heeft eiser procesbelang?
3. Eiser heeft zich op 10 oktober 2023 gemeld bij de Commissie Werkelijke Schade (CWS) omdat eiser meent dat de werkelijk geleden schade hoger is dan de door verweerder toegekende compensatie. Verweerder heeft de beslistermijn op 18 maart 2024 met zes maanden verlengd.
4. Omdat de beslistermijn is verstreken op 10 oktober 2024, heeft eiser op 10 oktober 2024 een ingebrekestelling aan verweerder gestuurd, die verweerder op 14 oktober 2024 heeft ontvangen.
5. Op 11 november 2024 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiser, gedateerd op 7 november 2024, ontvangen. Met dit beroep hoopt eiser alsnog zo spoedig mogelijk een besluit van verweerder af te dwingen.
6. Bij brief van 12 mei 2025 heeft verweerder aan de rechtbank laten weten dat eiser, op 24 december 2024 is toegelaten tot de regieroute VSO naar aanleiding van een aanmelding door de gemachtigde van eiser en dat het dossier van eiser op 8 april 2025 is opgepakt.
7. De rechtbank stelt vast dat een van de vereisten voor deelname aan de pilot Regieroute VSO is dat eiser niet in behandeling is bij een andere schaderoute (in eisers geval de schaderoute via de CWS), maar dat het in de wachtrij staan bij een andere schaderoute wel is toegestaan. Daarbij is gelijktijdige behandeling in meerdere schaderoutes niet toegestaan. Dit betekent dat verweerder in het kader van de schaderoute via de CWS geen besluit kan en mag nemen zolang eiser zich in de Regieroute VSO bevindt en als de Regieroute VSO eindigt met een vaststellingsovereenkomst hoeft verweerder ook geen besluit meer te nemen op de aanvraag van eiser om aanvullende schadevergoeding.
8. Eiser kan op dit moment met zijn beroep dus niet de door hem gewenste besluitvorming afdwingen. Daarom heeft eiser geen belang (meer) bij de beoordeling van het beroep tegen het niet op tijd beslissen. De rechtbank zal het beroep daarom niet-ontvankelijk verklaren.
9. Wellicht ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat het procesbelang kan herleven indien eiser het traject bij de Regieroute VSO afbreekt zonder vaststellingsovereenkomst. De rechtbank acht het niet onevenredig bezwarend dat eiser zo nodig op dat moment weer beroep instelt tegen het uitblijven van een besluit.
Wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser?
10. De bestuursrechter kan een partij veroordelen in de kosten die een andere partij in verband met de behandeling van het beroep bij de bestuursrechter, en van het bezwaar of van het administratief beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. [1] Dit kan ook als het beroep niet-ontvankelijk is.
11. Omdat eiser op 11 november 2024 terecht in beroep is gekomen tegen het uitblijven van een besluit en daarna op 24 december 2024 zijn aanmelding bij de Regieroute VSO in behandeling is genomen en daardoor eisers procesbelang is komen te vervallen, ziet de rechtbank aanleiding te bepalen dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht vergoedt.
12. De rechtbank veroordeelt verweerder verder in de door eiser redelijkerwijs gemaakte proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 437,50 omdat de gemachtigde van verzoekster een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 51,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 437,50,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. M.R. Jouvenaar, griffier, op 26 mei 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 8:75 van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).