ECLI:NL:RBZWB:2025:3267

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
27 mei 2025
Zaaknummer
219339823
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van het jeugdstrafrecht bij diefstal met geweld van medicinale cannabis

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 mei 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 2 augustus 2023 samen met anderen medicinale cannabis heeft gestolen uit de woning van een benadeelde partij. De verdachte, geboren in 2003, is op heterdaad aangehouden en heeft een bekennende verklaring afgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging geldig is en dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld, waarbij de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank heeft besloten om het jeugdstrafrecht toe te passen, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die ten tijde van het delict negentien jaar oud was. De rechtbank heeft een jeugddetentie van 180 dagen opgelegd, waarvan 137 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is er een werkstraf van 100 uren en een leerstraf van 40 uren opgelegd. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding aan de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade. De uitspraak benadrukt de ernst van het delict en de impact op de benadeelde, evenals de noodzaak van begeleiding en behandeling voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-193398-23
vonnis van de meervoudige kamer van 27 mei 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2003 te [geboorteplaats]
wonende aan [woonplaats]
raadsman mr. P. van de Kerkhof, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 13 mei 2025, waarbij de officier van justitie, mr. C.M.J.M. van Buul, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Ter zitting is ook de vordering van de benadeelde partij behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met anderen met geweld medicinale cannabis heeft gestolen van [benadeelde] .

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het feit, samen met anderen, heeft gepleegd. Verdachte is op heterdaad aangehouden en heeft een bekennende verklaring afgelegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich voor wat betreft de bewezenverklaring aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Aangezien verdachte ten aanzien van het feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting op 13 mei 2025;
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde] d.d. 3 augustus 2023, opgenomen op pagina 170 en verder van het eindproces-verbaal met dossiernummer 2023196558/Phoenix.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 2 augustus 2023 te [plaats] tezamen en in vereniging met anderen, medicinale cannabis die aan [benadeelde] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen die [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- gemaskerd (met bivakmutsen) naar de woning gelegen aan [adres 1] te [plaats] te gaan en
- gemaskerd (met bivakmutsen) de woning binnen te dringen en
- die [benadeelde] naar de grond te brengen en
- meermalen (met kracht) te slaan op het gezicht en rug van die [benadeelde] en
- meermalen, (met kracht) te schoppen tegen het lichaam van die [benadeelde] , terwijl die [benadeelde] op de grond lag.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat, gelet op de persoon van verdachte en het advies van de reclassering, het jeugdstrafrecht moet worden toegepast.
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een jeugddetentie van 180 dagen, waarvan 137 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van twee jaar, met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Daarnaast wordt gevorderd een oplegging van een onvoorwaardelijke werkstraf van 140 uur en de leerstraf So-Cool van 40 uur.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt conform het advies van de reclassering het jeugdstrafrecht toe te passen. Bij het bepalen van de strafmaat verzoekt de verdediging mee te wegen de context waarin het feit zich heeft afgespeeld. Verdachte werkt momenteel hard om tot een gedragsverandering te komen en dit moet niet worden doorkruist door een straf. De verdediging kan de eis van de officier van justitie volgen en verzoekt daarbij aan te sluiten. Het is echter wel de vraag of de combinatie van het opleggen van een voorwaardelijke jeugddetentie, een werkstraf en een leerstraf niet te veel gaat worden voor verdachte, zeker nu hij in september 2025 weer gaat starten met een opleiding. De verdediging verzoekt dan ook om geen onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen. Verdachte is bereid zich aan de voorwaarden te houden, zoals geadviseerd door de reclassering.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en ernst van het delict
Op 2 augustus 2023 heeft verdachte zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld van medicinale cannabis uit een woning. Verdachte heeft als medepleger een grote rol gespeeld in de uitvoering van de overval. Zijn [medeverdachte 1] had het plan bedacht, zo volgt uit de verklaring van de andere mededader, [medeverdachte 2] . Verdachte is samen met [medeverdachte 2] met bivakmutsen op naar de woning van aangever gegaan. Zij zijn met een list de woning binnen gedrongen en hebben de medicinale cannabis van aangever weggenomen, waarbij fors geweld is toegepast. Ook toen aangever probeerde de ton met cannabis terug te pakken en verdachte en [medeverdachte 2] tegen te houden, bleven zij geweld tegen hem gebruiken. [medeverdachte 2] is uiteindelijk weten te ontkomen met de buit en heeft deze naar [medeverdachte 1] gebracht. Verdachte heeft met zijn handelen een grote en uitvoerende rol gehad in het geheel.
Bij deze overval heeft [benadeelde] lichamelijk letsel opgelopen: een luxatie in zijn rechter sleutelbeen, een blauw oog en blauwe plekken en schaafwonden over zijn gehele lichaam. Hij voelt veel frustratie dat hem dit is overkomen en hij voelt zich machteloos. Als gevolg van de overval heeft hij slaapproblemen en angstgevoelens ontwikkeld. Hij heeft geen veilig gevoel meer in zijn eigen woning.
Verdachte heeft met zijn handelen ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de aangever en diens gevoel van veiligheid in zijn eigen woning. Hij heeft bij het plegen van het feit kennelijk alleen aan zijn eigen gewin gedacht en er niet over nagedacht dat hij daarmee de aangever leed en schade zou kunnen toebrengen. Aan verdachte wordt zwaar toegerekend dat hij een mes had meegenomen, met de kennelijke bedoeling om dat zo nodig te gebruiken. Bovendien leiden overvallen tot gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving.
De rechtbank rekent verdachte dit alles aan.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
Justitiële documentatie
Uit het uittreksel van de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Reclassering
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van Reclassering Nederland van 22 april 2025. De reclassering adviseert toepassing van het jeugdstrafrecht. De leeftijd van betrokkene, de indruk die de reclassering van zijn jeugdig sociaal-emotioneel functioneren heeft, zijn afhankelijke houding ten opzichte van anderen en de mate van beïnvloedbaarheid vanuit volwassenen, maken dat de reclassering een veroordeling middels het jeugdstrafrecht passend vindt.
Uit onderzoek komt naar voren dat er risico's zijn op meerdere leefgebieden die vermoedelijk verband houden met het delictgedrag van verdachte. Zo heeft zijn middelengebruik een grote invloed op zijn dagelijks functioneren en zijn er problemen te zien aangaande zijn psychosociaal functioneren. Er is bij verdachte sprake van een disharmonieus intelligentieprofiel en een posttraumatische stress stoornis door zijn problematische jeugd. Verdachte is afhankelijk van hulpverlening en kan niet zelfstandig hulp inschakelen. De reclassering ziet het als beschermend dat verdachte woonachtig is bij de [begeleide woonvorm] in [woonplaats] . Verdachte stelt zich meewerkend op en geeft aan zijn leven te willen beteren.
Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de bijzondere voorwaarden:
- meldplicht bij de reclassering.
- ambulante behandeling.
- begeleid wonen of maatschappelijke opvang.
- contactverbod met het slachtoffer.
- dagbesteding.
- meewerken aan middelencontrole.
Wanneer deze voorwaarden worden opgelegd, adviseert de reclassering dat zij de opdracht krijgen om toezicht te houden op naleving van de voorwaarden en verdachte daarbij te begeleiden. De reclassering adviseert geen gevangenisstraf op te leggen, omdat een (jeugd)detentie zijn behandeling zal doorkruisen. De reclassering ziet geen contra-indicaties voor het opleggen van een werkstraf of leerstraf. De leerstraf So-Cool voor de duur van 40 uur is passend, zodat kan worden gewerkt aan het verbeteren van sociale probleemoplossing, verbeteren van sociale vaardigheden en het vergroten van sociale steun.
Adolescentenstrafrecht
Verdachte was ten tijde van het plegen van de overval negentien jaar en dus meerderjarig. Ten aanzien van een jongvolwassen verdachte die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig is, maar nog niet de leeftijd van drieëntwintig jaar heeft bereikt, kan op grond van artikel 77c Sr het jeugdstrafrecht worden toegepast als er sprake is van omstandigheden gelegen in de persoon van verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, die daartoe aanleiding geven.
De rechtbank ziet, conform het advies van de reclassering, aanleiding in de persoon van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden om het jeugdstrafrecht toe te passen. De rechtbank is van oordeel dat de toepassing van het adolescentenstrafrecht van belang is voor een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte als ook in het belang van de maatschappij, om verdachte er in de toekomst van te weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan het plegen van strafbare feiten.
De straf
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank meegewogen dat verdachte veroordeeld wordt voor een ernstig feit, maar ook dat verdachte een first offender is. De rechtbank heeft ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten voor de staftoemeting voor minderjarigen. Daarin is als uitgangspunt vermeld dat voor een woningoverval (vanaf) zes maanden jeugddetentie wordt opgelegd. De rechtbank zal ook rekening houden met persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank zal daarom geen onvoorwaardelijke jeugddetentie opleggen die langer duurt dan het voorarrest. Wel zal de rechtbank een voorwaardelijke jeugddetentie opleggen, zodat aan verdachte de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden kunnen worden opgelegd. Net als de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat de geadviseerde bijzondere voorwaarden noodzakelijk zijn voor het voorkomen van recidive.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een jeugddetentie voor de duur van 180 dagen, waarvan 137 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van twee jaar, en daarnaast een onvoorwaardelijke werkstraf van 100 uur en de leerstraf So-Cool van 40 uur passend en geboden is. Als de werkstraf of leerstraf niet naar behoren wordt voltooid, staan daar 50, respectievelijk 20 uren vervangende jeugddetentie tegenover. Aan de proeftijd worden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden gekoppeld. De rechtbank acht het opleggen van deze bijzondere voorwaarden van belang om verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en om te bewerkstelligen dat verdachte wordt begeleid en behandeld.

7.De benadeelde partij

7.1
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij [benadeelde] vordert een schadevergoeding van € 4.751,50, waarvan
€ 1.951,50 aan materiële schade en € 2.800,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De materiële schade bestaat uit:
  • Medicinale cannabis € 712,80
  • Telefoon € 250,-
  • Eigen risico € 385,-
  • Behandelingen fysiotherapeut € 160,-
  • Verlies van arbeidsvermogen € 443,70
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering geheel toe te wijzen en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 augustus 2023. Verder heeft zij verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de posten van de medicinale cannabis en het verlies van arbeidsvermogen niet-ontvankelijk te verklaren. Het verlies van arbeidsvermogen dient benadeelde bij zijn werkgever op te eisen. De gevorderde schadeposten eigen risico, de telefoon en de behandelingen bij de fysiotherapeut kunnen worden toegewezen. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding verzoekt de verdediging deze te matigen tot € 1.000,-.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiële schade
Medicinale cannabis
De rechtbank is van oordeel dat dit gedeelte van de vordering onvoldoende is onderbouwd. In de vordering wordt uitgegaan van de kosten van medicinale cannabis verkregen via de apotheek. De benadeelde partij heeft tijdens de zitting echter aangegeven dat hij, met toestemming, de cannabis zelf kweekt, met stekjes afkomstig van de stichting die in de gemeente Tilburg de verkrijging van de stekjes faciliteert. De daadwerkelijke kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt voor het kweken van de cannabis en de aldus door hem geleden schade zijn niet bekend. Het levert een onevenredige belasting op van het strafgeding om dit nader uit te zoeken. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in dit gedeelte van de vordering.
Verlies van arbeidsvermogen
Het gedeelte van de vordering dat ziet op verlies van arbeidsvermogen zal de rechtbank toewijzen nu dit een rechtstreeks gevolg is van het feit. Het is de keuze van de benadeelde op wie hij deze schade verhaalt. Het verweer dat dit verhaald had moeten worden op de werkgever, wordt dan ook gepasseerd.
Overige materiële schade
De overige door de benadeelde partij gevorderde materiële schade acht de rechtbank toewijsbaar. Deze schade is voldoende onderbouwd en staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
Immateriële schade
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding van immateriële schade acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 1.500,-, gelet op de onderbouwing en de hoogte van schadevergoedingen die in min of meer vergelijkbare gevallen zijn toegekend. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaren. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De schadevergoedingsmaatregel, hoofdelijkheid en de wettelijke rente
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 2 augustus 2023 tot de dag van volledige betaling. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen. Gelet op de toepassing van het jeugdstrafrecht zal de duur van de gijzeling op 0 dagen worden vastgesteld.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering, voor zover deze zal worden toegewezen, en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen indien en voor zover het bedrag door de mededader(s) is betaald, en andersom.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 77a, 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 180 dagen, waarvan 137 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
- bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
• Meldplicht bij reclassering
Verdachte meldt zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland op [adres 2] [woonplaats] . Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte volgt de aanwijzingen op die hem door of namens de reclassering gegeven worden voor zover niet reeds in andere voorwaarden benoemd. Binnen het toezicht worden (sub)doelen geformuleerd waar verdachte aan zal werken deze te behalen. Verdachte geeft hierbij op aanwijzing van de reclassering inzicht in zijn financiën en zijn sociaal netwerk.
• Ambulante behandeling
Verdachte laat zich behandelen door de AFPN of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Verdachte kan met de behandeling leren om op een adequate manier met problemen om te gaan en meer grip op zijn emoties te krijgen. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
• Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Verdachte verblijft bij [begeleide woonvorm] te [woonplaats] of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
• Dagbesteding
Verdachte spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk, een opleiding en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
• Meewerken aan middelencontrole
Indien de reclassering het nodig acht, werkt verdachte mee aan controle van het gebruik van softdrugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek gebruiken voor controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
- geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Van rechtswege geldende voorwaarden daarbij zijn:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- veroordeelt verdachte tot
een werkstraf van 100 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van
50 dagen;
- veroordeelt verdachte tot
een leerstraf, te weten de leerstraf So-Cool van 40 uren;
- beveelt dat indien verdachte de leerstraf niet naar behoren verricht,
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van
20 dagen;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde] van € 2.738,70, waarvan € 1.238,70 aan materiële schade en € 1.500,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 augustus 2023 tot aan de dag der voldoening.
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde] , € 2,738,70 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 augustus 2023 tot aan de dag der voldoening.
- bepaalt dat bij niet betaling 0 dagen gijzeling kan worden toegepast;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E.M. Marsé, voorzitter, mr. S. Tempel, tevens kinderrechter, en mr. W. Toekoen, tevens kinderrechter, rechters, in tegenwoordigheid van I.H.E. van Diepen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 27 mei 2025.