ECLI:NL:RBZWB:2025:3269

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
27 mei 2025
Zaaknummer
C/02/433221 / JE RK 25-517
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Jong
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

Op 13 mei 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft de zaak behandeld in een zitting met gesloten deuren, waarbij de moeder, haar advocaat en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig waren. De vader was niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproep. De kinderrechter heeft de moeder en de GI als belanghebbenden aangemerkt. De procedure is gestart op verzoek van de GI, die de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor een jaar wilde verlengen en een machtiging tot uithuisplaatsing vroeg. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en dat de huidige zorg niet voldoende is. De kinderrechter heeft de feiten in overweging genomen, waaronder de ontwikkelingsachterstand van [minderjarige] en zijn problematiek, en heeft besloten dat een verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 19 november 2025 en de machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor dezelfde periode. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft de GI verzocht om binnen zes maanden duidelijkheid te geven over het perspectief van [minderjarige] en de rol van de moeder in zijn leven.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/433221 / JE RK 25-517
Datum uitspraak: 13 mei 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
gevestigd te Etten-Leur,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige] ,geboren op [geboortedag] 2016 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder] ,
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat mr. A. Koop- Van Vliet,
De kinderrechter merkt aan als informant:
[de vader] ,
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 18 maart 2025;
  • de op 2 mei 2025 van de GI ontvangen brief, met producties.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 13 mei 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder en haar advocaat;
  • mevrouw [naam 1] , vertegenwoordigende de GI.
De kinderrechter heeft, met goedvinden van belanghebbenden, bijzondere toestemming verleend voor het bijwonen van de besloten zitting door:
  • een stagiaire van mr. Koop-Van Vliet;
  • een stagiaire van de GI.
De vader is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
Opgemerkt wordt verder dat de ex-pleegouders, te weten de heer en mevrouw [naam 2] door de rechtbank abusievelijk een oproep hebben gehad voor de mondelinge behandeling. Zij zijn echter geen belanghebbende (meer) in de voorliggende procedure en zijn niet gerechtigd om van de inhoud van de processtukken kennis te nemen. Op 8 mei 2025 heeft de rechtbank van de pleegouders een e-mailbericht ontvangen, waarin door hen is medegedeeld dat zij niet bij de mondelinge behandeling ter zitting aanwezig zullen zijn.
Door de vertegenwoordigster van de GI is mondeling verklaard dat aan haar door de ex-pleegouders is medegedeeld dat zij de door hen van de rechtbank ontvangen envelop met daarin de oproep en de processtukken niet hebben geopend.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] in de gelegenheid gesteld om zijn mening over het verzoek schriftelijk, per e-mail of mondeling tijdens een gesprek met de kinderrechter kenbaar te maken. [minderjarige] heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
Bij beschikking van 9 mei 2024 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd met ingang van 19 mei 2024 tot 19 mei 2025 en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 19 mei 2024 tot 19 mei 2025. [minderjarige] verbleef op grond van die beslissing aanvankelijk in een pleeggezin.
2.3.
Bij beschikking van 13 maart 2025 is een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verleend in een accommodatie jeugdhulpaanbieder voor de duur van twee weken, te weten met ingang van 13 maart 2025 tot 27 maart 2025. Deze spoedbeslissing is bij beschikking van 24 maart 2-25 gehandhaafd, waarbij het resterende deel van het spoedverzoek is afgewezen en aansluitend een machtiging is verleend tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder tot 19 mei 2025. Ingevolge deze beslissingen heeft [minderjarige] tijdelijk verbleven in [gezinshuis 1] en daaropvolgend, te weten vanaf 22 april 2025 in gezinshuis ‘ [gezinshuis 2] ’ van [jeugdzorg] .

3.Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.Het standpunt van de verzoeker

4.1.
Ter onderbouwing van het verzoek is door de GI schriftelijk en mondeling aanvullend – samengevat – aangevoerd dat bij [minderjarige] sprake is van een laag begaafd denk- en leervermogen (TIQ 75), een taal-spraakachterstand, aandacht- en concentratieproblemen en aanhoudende tekorten in de sociale communicatie en interactie. Tevens is er sprake van psychotrauma. [minderjarige] heeft een ontwikkelingsachterstand van negen maanden. [minderjarige] is meermalen getuige geweest van huiselijk geweld. Hij is onvoldoende in staat om uiting te geven aan zijn gevoel en hij heeft de traumatische gebeurtenissen in zijn leven niet verwerkt. Van belang is dat [minderjarige] leert om te gaan met zijn gevoelens, deze beter leert uiten en meer vertrouwen leert te krijgen in de mensen om hem heen.
4.2.
[minderjarige] was aanvankelijk geplaatst in een perspectief biedend pleeggezin. Op 13 maart 2025 is door de pleegzorgwerker aangegeven dat [minderjarige] niet langer in het pleeggezin kon blijven. Er is vervolgens een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing verleend om [minderjarige] te plaatsen in een accommodatie jeugdhulpaanbieder. [minderjarige] is vervolgens – bij wijze van tijdelijke oplossing – geplaatst bij [gezinshuis 1] te [plaats] . Sinds 22 april 2025 is hij geplaatst in gezinshuis ‘ [gezinshuis 2] ’ van [jeugdzorg] . Naar omstandigheden gaat het goed met [minderjarige] . Ook verloopt de communicatie tussen de moeder en de gezinshuisouders positief. Er zijn met de moeder afspraken gemaakt over contactmomenten tussen [minderjarige] en de moeder in de weekenden, alsook voor een langere vakantieperiode. De moeder heeft kenbaar gemaakt dat haar voorkeur naar deze constructie uit gaat in plaats van naar een gezinsopname. [minderjarige] krijgt speltherapie bij [praktijk] , bedoeld om te leren om gaan met lichamelijke spanning en stress. Dit om ervoor te zorgen dat er een goede basis ligt om te kunnen starten met MBT-K bij [organisatie] . Het MBT-K traject van [organisatie] zal over circa een maand kunnen starten. Nu de communicatie prettig verloopt en de moeder in staat is gebleken duidelijk haar grenzen aan te geven is het de bedoeling dat de GI de verdere voortgang daarvan blijft monitoren en dat er periodiek evaluatiemomenten plaats vinden. Ook zal de moeder worden meegenomen in het MBT-K traject, in de hoop dat [minderjarige] en de moeder nieuwe ervaringen op doen, zij beter met elkaar leren te communiceren en de moeder beter aan kan sluiten bij wat [minderjarige] van haar nodig heeft.
4.3.
De GI concludeert dat de doelen van de ondertoezichtstelling geheel of gedeeltelijk nog niet zijn behaald, dat daarom een verlenging van de ondertoezichtstelling in het belang van [minderjarige] noodzakelijk is en dat ook een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing in het belang van [minderjarige] nog noodzakelijk is. [minderjarige] verblijft nu in een passend gezinshuis. Het traject bij [praktijk] dient nog zorgvuldig te worden overgedragen naar [organisatie] , welke instantie daarna met MBT-K zal starten. Vervolgens dient te worden afgewacht wat het effect daarvan zal zijn op [minderjarige] en of dit erin zal resulteren dat de communicatie met de moeder verbetert en zij beter leert aan te sluiten bij wat [minderjarige] van haar nodig heeft. Een overdracht naar het vrijwillig kader kan daarom op dit moment nog niet aan de orde zijn.

5.Het standpunt van de moeder

5.1.
Door en namens de moeder is naar voren gebracht dat uit de stukken en de mondelinge behandeling duidelijk blijkt dat, gelet op [minderjarige] ’s kind eigen problematiek, zijn ontwikkelingsachterstand en door hem nog niet verwerkte traumatische gebeurtenissen waaraan nog gewerkt dient te worden, hij op dit moment niet kan terug keren naar de moeder. Ook mag er niet aan worden voorbij gegaan dat nog betrekkelijk recent de plaatsing van [minderjarige] bij de pleegouders is geëindigd, dat hij vervolgens tijdelijk in een gezinshuis heeft verbleven en hij kort daarop opnieuw van gezinshuis is veranderd. Bovendien is gebleken dat van de huidige constructie ook afspraken met de moeder over contact en verblijf van [minderjarige] gedurende de weekenden en een langere vakantieperiode deel uit maken. Kortom maken alle voornoemde factoren bij elkaar dat het effect c.q. resultaat van de nog te starten hulpverlening voor [minderjarige] voorlopig dient te worden afgewacht en dient intussen ook verder aan de band en het contact tussen [minderjarige] en de moeder gewerkt te blijven worden. Een verlenging van de ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing zijn daarom nog noodzakelijk. Wel laat dit geheel onverlet dat de moeder en uiteraard ook [minderjarige] recht hebben op duidelijkheid over zijn perspectief. De moeder doet oprecht haar best, zij komt consequent hulpverleningsafspraken na en zij toont zich een betrokken en liefdevolle ouder. Van de GI mag in dat opzicht worden verwacht dat zij de komende periode ook specifiek zal benutten om helder te krijgen of zij het perspectief van [minderjarige] ziet in een gezinshuis of dat er ook mogelijkheden worden gezien om [minderjarige] te laten terugkeren bij de moeder en wat daarvoor nodig is. Naar verwachting dient de GI hierover binnen een periode van zes maanden voldoende duidelijkheid te kunnen bieden. Van belang is dat er dan ook meer zicht zal komen op de haalbaarheid van structureel regulier contact en contact gedurende een langere vakantieperiode, zoals door de GI beoogd. Met deze toelichting wordt namens de moeder ingestemd met het verzoek, echter voor zover dit ziet op een verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor beperktere duur, te weten een periode van maximaal zes maanden, zoals hiervóór toegelicht.

6.Het nader standpunt van de GI

In reactie op het door/namens de moeder naar voren gebrachte standpunt is namens de GI opgemerkt dat zij zich erin kan vinden dat de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor beperktere duur, te weten zes maanden worden verlengd. Zij verwacht dat binnen die periode er meer duidelijkheid verschaft zal kunnen worden over het perspectief van [minderjarige] en ook over de rol die de moeder in zijn leven zal (kunnen) vervullen.

7.De beoordeling

7.1
Op grond van artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijke Wetboek (BW) kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
7.2
Op grond van artikel 1:260 lid 1 BW kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
7.3
Op grond van artikel 1:265b lid 1 BW kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid).
7.4
In het licht van het voorgaande overweegt de kinderrechter als volgt. Ten tijde van de beschikking van 24 maart 2025 deed zich nog de situatie voor dat wegens wachtlijstproblematiek er nog geen zicht was op een plaatsingsmogelijkheid van [minderjarige] in een passend gezinshuis. Inmiddels is er een passend gezinshuis voor [minderjarige] beschikbaar, waar hij sinds 22 april 2025 verblijft. Gebleken is dat het daar naar omstandigheden goed gaat met [minderjarige] . Verder is er sprake van een prille, maar prettige samenwerking tussen de moeder en de gezinshuisouders en zijn er afspraken gemaakt over contactmomenten tussen [minderjarige] en de moeder in de weekenden, alsook voor een langere vakantieperiode. Echter mag er niet aan worden voorbij gegaan dat [minderjarige] in relatief korte tijd meermalen van woonplek is gewisseld en daarom mag worden aangenomen dat hij nog in een gewenningsfase verkeert en er goed moet worden gekeken naar hoe hij zich verder ontwikkelt, in het bijzonder ook omdat hij meer dan voorheen ook bij de moeder zal zijn. Voor zowel [minderjarige] als de moeder is het een nieuwe start waarin er goed moet worden onderzocht wat er nodig is om die ook te laten slagen. [minderjarige] volgt momenteel speltherapie ter voorbereiding op zijn deelname aan het traject MBT-K bij [organisatie] , dat naar verwachting over een maand zal starten. De moeder zal worden meegenomen in dit traject om ervoor te zorgen dat de communicatie tussen haar en [minderjarige] verbetert en zij beter weet aan te sluiten bij wat hij nodig heeft. Afgewacht dient te worden, zodra het MBT-K traject loopt, wat daarvan het effect is op [minderjarige] en of dit hem zal helpen bij het daadwerkelijk uiting leren geven aan zijn gevoelens en het verwerken van traumatische gebeurtenissen. Van belang is dat de GI de verdere voortgang daarvan kan blijven monitoren.
7.5.
Op grond van voormelde feiten en omstandigheden wordt naar het oordeel van de kinderrechter aan de wettelijke vereisten voor een verlenging van de ondertoezichtstelling en voor het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing in het belang van [minderjarige] voldaan. Daarnaast vindt de kinderrechter het belangrijk dat [minderjarige] en ook de moeder duidelijkheid krijgen over hoe de GI [minderjarige] ’s perspectief ziet en welke rol de moeder in zijn (toekomstige) leven zal (kunnen) vervullen. Hierover is namens de GI opgemerkt dat zij verwacht daarover binnen een periode van zes maanden meer duidelijkheid te kunnen verschaffen. Daarvan uitgaande zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling verlengen respectievelijk een machtiging tot uithuisplaatsing verlenen voor een periode van zes maanden en de beslissing op het resterende verzoek aanhouden tot de hierna te vermelden pro forma datum. De GI wordt verzocht de rechtbank en de advocaat van de moeder
uiterlijk voor de hierna genoemde pro forma datumschriftelijk te berichten haar visie op het perspectief van [minderjarige] , uitgaande van de actuele stand van zaken op dat moment. De advocaat van de moeder wordt verzocht om vervolgens – binnen een week – haar standpunt naar aanleiding van de berichtgeving van de GI schriftelijk aan de rechtbank kenbaar te maken en daarbij tevens aan te geven of zij een nadere mondelinge behandeling op prijs stelt. Indien in haar visie een nadere mondelinge behandeling gewenst is wordt de advocaat van de moeder verzocht tevens haar verhinderdata aan de griffier van de rechtbank door te geven.
7.6.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

8.De beslissing

De kinderrechter:
8.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 19 mei 2025 tot 19 november 2025;
8.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 19 mei 2025 tot 19 november 2025;
8.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
8.4.
houdt de beslissing op het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] en tot machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de nog resterende periode van zes maanden aan tot
donderdag, 16 oktober 2025 Pro Forma,zulks met inachtneming van het hiervóór in alinea 7.5 overwogene;
8.5
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 mei 2025 door mr De Jong, kinderrechter, in aanwezigheid van Baremans als griffier, en op schrift gesteld op 19 mei 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.