ECLI:NL:RBZWB:2025:3279

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
27 mei 2025
Zaaknummer
24/6641
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen door burgemeester op bezwaar met verzoek om proceskostenvergoeding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van verzoekster, een B.V., tegen het niet tijdig beslissen van de burgemeester van Tilburg op het bezwaar tegen een eerdere beslissing van 7 december 2023. De burgemeester heeft op 2 september 2024 alsnog beslist op het bezwaar, maar verzoekster heeft op 10 september 2024 beroep ingesteld. Op 27 februari 2025 heeft verzoekster het beroep ingetrokken en verzocht om proceskostenvergoeding. De burgemeester heeft aangegeven dat hij van mening is dat het verzoek afgewezen moet worden. De rechtbank heeft, zonder zitting, uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling, met toepassing van de relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank oordeelt dat de burgemeester in de kosten moet worden veroordeeld, omdat de situatie van artikel 8:75a van de Awb zich voordoet. De rechtbank stelt vast dat het besluit op het bezwaar enkel per post is bekendgemaakt aan de gemachtigde van verzoekster, en dat deze verzending zich heeft gekruist met het instellen van het beroep. De rechtbank komt tot de conclusie dat het verzoek om proceskostenvergoeding gegrond is en veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 453,50 aan verzoekster. Daarnaast moet de burgemeester het door verzoekster betaalde griffierecht van € 371,- vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter I.M. Josten en openbaar gemaakt op 27 mei 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/6641 HOREC

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 mei 2025 in de zaak tussen

[verzoekster] B.V., uit [plaats], verzoekster

(gemachtigde: mr. K. van der Hoeven),
en

De burgemeester van de gemeente Tilburg, de burgemeester.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van verzoekster tegen het niet tijdig beslissen van de burgemeester op het bezwaar tegen de beslissing van 7 december 2023.
1.1.
Met het besluit van 2 september 2024 op het bezwaar van verzoekster heeft de burgemeester alsnog beslist. Dit besluit is op 9 september 2024 naar verzoekster gestuurd.
1.2.
Op 10 september 2024 heeft verzoekster beroep ingesteld.
1.3.
De burgemeester heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
Verzoekster heeft op 27 februari 2025 het beroep ingetrokken. Verzoekster heeft de rechtbank verzocht om de burgemeester te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft de burgemeester in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
1.5.
De burgemeester heeft de rechtbank meegedeeld dat hij van mening is dat het verzoek afgewezen dient te worden.
1.6.
De rechtbank doet, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.

Beoordeling door de rechtbank

2. In artikel 8:75 van de Awb is bepaald dat de bestuursrechter bij uitsluiting bevoegd is een partij te veroordelen in de kosten die een andere partij in verband met de behandeling van het beroep bij de bestuursrechter redelijkerwijs heeft moeten maken.
2.1.
In artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, is bepaald dat het bestuursorgaan in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift tegemoet is gekomen, bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten wordt veroordeeld.
2.2.
In artikel 8:75a, derde lid, van de Awb, is bepaald dat afdeling 8.2.4 van deze wet (waarin onder meer artikel 8:54 is opgenomen) van overeenkomstige toepassing is.
3. De rechtbank stelt vast dat het besluit op het bezwaar (enkel) bekend is gemaakt door toezending per post aan de gemachtigde van verzoekster. Zij acht het aannemelijk dat deze verzending zich heeft gekruist met het instellen van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
4. De rechtbank is vervolgens van oordeel dat de in artikel 8:75a van de Awb bedoelde situatie zich hier voordoet en zal de burgemeester daarom veroordelen in de kosten die verzoekster in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Het verzoek is dus kennelijk gegrond. De burgemeester moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 453,50 omdat de gemachtigde van verzoekster een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen gaat over het niet tijdig nemen van een besluit.
5. De rechtbank wijst erop dat de burgemeester verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 371,- te vergoeden. Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb. Verzoekster moet zich hiervoor dan ook tot de burgemeester wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 453,50 aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van J. Stevens, griffier, op 27 mei 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.