In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 mei 2025, wordt het beroep van eiseres B.V. beoordeeld. Eiseres heeft het UWV aangeklaagd omdat het UWV niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 17 juli 2024 tot herbeoordeling van haar (ex-) werknemer op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, wat betekent dat de rechtbank zonder zitting uitspraak doet, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat er sprake is van een overschrijding van de beslistermijn, aangezien eiseres het UWV op 18 november 2024 in gebreke heeft gesteld en sindsdien twee weken zijn verstreken zonder dat er een besluit is genomen.
De rechtbank bepaalt dat het UWV alsnog binnen vier maanden na de uitspraak een besluit moet nemen. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding van het griffierecht en proceskosten, die door het UWV moeten worden betaald. De totale proceskostenvergoeding bedraagt € 453,50. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.