ECLI:NL:RBZWB:2025:3286

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
27 mei 2025
Zaaknummer
AWB 24_3652
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag natuurvergunning voor recreatief snijden van zeegroenten in de Oosterschelde

Deze uitspraak betreft de afwijzing van de aanvraag van eiser voor een natuurvergunning in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) voor het recreatief snijden van zeegroenten in de Oosterschelde tijdens het snijseizoen van 2024. Eiser is het niet eens met de afwijzing en voert verschillende beroepsgronden aan, waaronder de stelling dat een natuurvergunning niet vereist is en dat de gang van zaken rondom de aanvraag niet correct is verlopen. De rechtbank heeft de afwijzing van de aanvraag beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van eiser.

De rechtbank concludeert dat het college van gedeputeerde staten (GS) in redelijkheid de aanvraag voor de natuurvergunning heeft afgewezen. Eiser heeft op 11 december 2023 een aanvraag ingediend, waarop GS op 10 april 2024 een besluit tot afwijzing heeft genomen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, dat op 17 april 2025 is behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag is ingediend vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet, waardoor de Wnb van toepassing blijft zoals die gold vóór 1 januari 2024.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het recreatief snijden van zeegroenten vergunningplichtig is, omdat dit een significant negatief effect kan hebben op de broedvogels in het Natura 2000-gebied. De rechtbank heeft ook de procedure van de loting voor de vergunningen beoordeeld en geconcludeerd dat GS zorgvuldig heeft gehandeld. Eiser is niet ingeloot en de rechtbank oordeelt dat GS de aanvraag in redelijkheid heeft geweigerd. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en hij krijgt geen griffierecht of proceskosten vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/3652

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 mei 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en

het college van gedeputeerde staten van de provincie Zeeland, GS.

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiser voor een natuurvergunning in de zin van de Wet natuurbescherming (Wnb) voor het recreatief snijden van zeegroenten in de Oosterschelde tijdens het snijseizoen van 2024. Eiser is het niet eens met de afwijzing van zijn aanvraag. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Hij is van mening dat een natuurvergunning niet vereist is en is het daarnaast niet eens met de gang van zaken. Onder meer aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat GS in redelijkheid de aanvraag voor de natuurvergunning heeft afgewezen. Eiser krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 11 december 2023 een aanvraag ingediend voor een natuurvergunning voor het recreatief snijden van zeegroenten in de Oosterschelde tijdens het snijseizoen van 2024.
2.1.
GS heeft op 7 februari 2024 een ontwerpbesluit tot weigering van de aanvraag ter inzage gelegd. Eiser heeft hiertegen zijn zienswijze kenbaar gemaakt.
2.2.
GS heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 10 april 2024 afgewezen.
2.3.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. GS heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.4.
De rechtbank heeft het beroep op 17 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser met zijn neef [persoon 1] , en namens GS zijn verschenen: mr. M.A. den Boeft, mr. E. Meesters, [persoon 2] en [persoon 3] .
Beoordeling door de rechtbank
Beroepsgronden
3. Eiser is het niet eens met de vergunningplicht voor het recreatief snijden van zeegroenten. Volgens eiser is het snijden aan te merken als cultureel erfgoed en bestaat er een gebruikersrecht, werkt het verbod illegaal snijden in de hand, is geen sprake van een significant negatief effect op het Natura 2000-gebied en is verstoring van de vogels grotendeels het gevolg van recreatie. Bovendien is hij het niet eens met de voorschriften die verbonden zijn aan de vergunning: het één-kilo-per-persoon-beleid stoort hem en de snijgebieden worden te laat geopend. Verder is eiser het niet eens met wijze waarop de vergunningen worden verdeeld. Er is vanuit de snijders veel bezwaar tegen de loting en niet iedereen die wordt ingeloot maakt daadwerkelijk gebruik van de vergunning. Daarnaast heeft er overleg plaatsgevonden tussen de gemeenten en terreinbeheerders, maar zijn de lokale snijders hier ten onrechte niet bij betrokken. Eiser heeft ten onrechte ook geen reactie gekregen op zijn inspraak bij de Commissie Ruimte van de provincie Zeeland in november 2023.
Omvang van het geding
4. De rechtbank beperkt zich in haar oordeel tot de vraag of GS in redelijkheid de natuurvergunning heeft geweigerd. Zoals ook ter zitting is besproken zal de rechtbank dus niet ingaan op gronden die daar niet tegen gericht zijn, zoals de vergunningvoorschriften en de inspraak bij de Commissie Ruimte.
Toetsingskader
5. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Aanvullingswet natuur Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een natuurvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 2.9, eerste lid, aanhef en onder a van de Aanvullingswet natuur Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt. De aanvraag is ingediend op 11 december 2023. Dat betekent dat in dit geval de Wnb, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Vergunningplicht
6. Eiser heeft een aanvraag ingediend voor het recreatief snijden van zeegroenten in de Oosterschelde. Dit gebied is aangemerkt als een Natura 2000-gebied. Het is verboden zonder vergunning van GS een project te realiseren dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van dit Natura 2000-gebied, maar afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor dit Natura 2000-gebied. [1]
6.1.
Voor een plan als bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, of een project als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb maakt het bestuursorgaan, onderscheidenlijk de aanvrager van de vergunning, een passende beoordeling van de gevolgen voor het Natura 2000-gebied, rekening houdend met de instandhoudingsdoelstellingen voor dat gebied. [2]
GS verleent voor het project uitsluitend een vergunning, indien uit de passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. [3]
6.2.
Het snijden van zeegroenten is een Zeeuwse traditie, die zich richt op lamsoor (ook bekend als zeeaster) en zeekraal. Sinds 1991 wordt het recreatief snijden van zeegroenten jaarlijks vergund door middel van verloting van 284 vergunningen. GS heeft het aantal af te geven vergunningen gebaseerd op een draagkrachtonderzoek dat indertijd heeft plaatsgevonden.
6.3.
In 2006 heeft GS een passende beoordeling op laten stellen. Daarbij is uitgegaan van de situatie waarin 284 vergunningen afgegeven worden, conform het draagkrachtonderzoek.
6.4.
In 2020 is opnieuw een passende beoordeling opgesteld. Hierbij is opnieuw uitgegaan van de situatie waarin 284 vergunningen afgegeven worden. Uit de passende beoordeling volgt dat een significant negatief effect op de broedvogels de bontbekplevier en de strandplevier niet kan worden uitgesloten, aangezien niet kan worden uitgesloten dat de broedlocaties niet meer worden gebruikt als gevolg van het recreatief zeegroenten snijden en beide soorten onder hun instandhoudingsdoel zitten. Daarnaast bestaat er een significant negatief effect voor de bergeend als gevolg van het recreatief zeegroenten snijden. Dit snijden veroorzaakt dat op jaarbasis zes bergeenden teveel verdwijnen. Dit laatste effect wordt veroorzaakt door het snijgebied aan de Oesterput. Indien hier geen snij-activiteiten plaatsvinden kan een significant negatief effect worden uitgesloten voor de bergeend.
6.5.
GS heeft vervolgens in 2022 een digitaal reserveringssysteem geïntroduceerd. Hiermee kunnen vergunninghouders jaarlijks tien bezoeken aan snijgebieden reserveren. De snijder kiest per keer zelf in welk gebied en op welke dag hij of zij wil snijden.
6.6.
Om in kaart te brengen of de broedvogels daadwerkelijk aanwezig zijn in de snijgebieden, heeft in 2022 een inventarisatie van broedvogels in de verschillende snijgebieden in de Oosterschelde plaatsgevonden.
6.7.
De snijlocatie Oesterput is naar aanleiding van de passende beoordeling gesloten. Hiermee is het significant negatief effect op de bergeend als gevolg van het recreatief snijden van zeegroenten uitgesloten. Ten aanzien van de bontbekplevier en de strandplevier kan een significant negatief effect niet worden uitgesloten, waardoor een vergunningplicht geldt op grond van artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb. GS heeft mitigerende maatregelen genomen om met zekerheid vast te kunnen stellen dat de natuurlijke kenmerken van het gebied niet worden aangetast. Hij heeft als mitigerende maatregel voorschriften verbonden aan de vergunning. Deze voorschriften zien onder meer op beperking van het gebied en de periode waarbinnen gesneden mag worden. Hiermee wordt zoveel mogelijk voorkomen dat broedvogels worden verstoord. GS heeft toegelicht dat hij deze vereisten enkel kan afdwingen met een vergunning. De rechtbank is daarom van oordeel dat GS terecht het recreatief snijden van zeegroenten vergunningplichtig heeft geacht.
6.8.
Dat ander recreatief gebruik storender zou zijn voor de broedvogels, wat daar verder ook van zij, maakt dit niet anders. Dat doet namelijk niet af aan het feit dat het recreatief snijden van zeegroenten een significant negatief effect kan hebben op de twee broedvogelsoorten.
Procedure loting
7. Men kon tot en met 22 december 2023 middels een formulier een aanvraag voor een vergunning indienen voor het snijseizoen van 2024. In totaal zijn er 551 aanvragen ontvangen die voldeden aan de indieningsvereisten. Elke aanvraag heeft een uniek nummer gekregen. Vervolgens heeft een notaris een loting uitgevoerd op basis van de nummers. De notaris heeft de loten blind getrokken, waarbij de eerste 284 getrokken nummers een natuurvergunning voor het snijseizoen van 2024 kregen. Eiser is hierbij niet ingeloot.
7.1.
De rechtbank is van oordeel dat GS zorgvuldig heeft gehandeld bij het verdelen van het beperkt aantal vergunningen. Eiser heeft ter zitting ook erkend dat de lotingsprocedure juist en eerlijk is uitgevoerd, maar dat hij zich vooral stoort aan het feit dat afgegeven vergunningen niet altijd worden gebruikt. GS heeft ter zitting toegelicht dat zij niet kan afdwingen dat vergunninghouders daadwerkelijk gebruikmaken van de vergunning en dat dit niet afdoet aan de zorgvuldigheid van de lotingsprocedure.
7.2.
Nu de aanvraag van eiser niet is ingeloot, is de rechtbank van oordeel dat GS in redelijkheid de aanvraag heeft geweigerd. Het beroep van eiser slaagt daarom niet.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat GS de aanvraag in redelijkheid heeft geweigerd. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten, voor zover al gemaakt.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door, mr. A.M.L.E. Ides Peeters, voorzitter, en mr. T. Peters en S. Hindriks, leden, in aanwezigheid van mr. T.A.A. van Hooijdonk, griffier, op 28 mei 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb.
2.Artikel 2.8, eerste lid, van de Wnb.
3.Artikel 2.8, derde lid, van de Wet natuurbescherming.