ECLI:NL:RBZWB:2025:3293

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 mei 2025
Publicatiedatum
27 mei 2025
Zaaknummer
C/02/419806 / FA RK 24-1030
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Baggel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek wijziging gezag naar eenhoofdig ouderlijk gezag van de vader in een complexe gezinszaak met ernstige zorgen over de opvoedsituatie

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 mei 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van het gezag over twee minderjarige kinderen. De vader, bijgestaan door advocaat mr. C.C.B. Boshouwers, heeft verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen, omdat de communicatie tussen de ouders al jaren problematisch is en de moeder onbereikbaar is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder niet meer ingeschreven staat in Nederland en nauwelijks contact heeft met de kinderen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd het verzoek van de vader toe te wijzen, omdat het in het belang van de kinderen is dat de vader alleen het gezag uitoefent. De rechtbank heeft de situatie van de kinderen en de onbereikbaarheid van de moeder in overweging genomen en geconcludeerd dat de vader de stabiele factor is in het leven van de kinderen. De rechtbank heeft daarom besloten dat het gezag over de kinderen voortaan aan de vader alleen toekomt en heeft deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
Zaaknummer: C/02/419806 / FA RK 24-1030
Datum uitspraak: 23 mei 2025
nadere beschikking over gezag
in de zaak van
[de man],
hierna te noemen: de man,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. C.C.B. Boshouwers, te Amsterdam
tegen
[de vrouw],
hierna te noemen: de vrouw,
zonder bekende woon- of verblijfplaats.
Betreffende hun minderjarige kinderen:
- [minderjarige 1] ,geboren op [geboortedag 1] 2017 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige 1] ;
- [minderjarige 2] ,geboren op [geboortedag 2] 2018 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
Als informant in deze zaak wordt aangemerkt:
WILLIAM SCHRIKKER JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (de GI),
gevestigd in Amsterdam.
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna: de Raad, de rechtbank over het verzoek geadviseerd.
1. Het nadere verloop van het geding
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van deze rechtbank van 30 mei 2024;
- de brief van de Raad van 3 september 2024;
- de rapportage van de Raad van 12 november 2024;
- het F-formulier met bijlage van mr. Boshouwers van 6 mei 2025.
1.2. Bij beschikking van 30 mei 2024 is de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] (hierna: de minderjarigen) bij de man bepaald en is voor recht verklaard dat de eerder geldende zorgregeling niet langer geldend is tussen partijen. De rechtbank heeft daarnaast de Raad verzocht een onderzoek in te stellen ten behoeve van het verzoek van de man tot wijziging van het gezag over de minderjarigen. Het verzoek is daartoe aangehouden tot 4 oktober 2024.
1.3. De Raad heeft op 3 september 2024 uitstel verzocht, omdat het onderzoek nog niet volledig was afgerond. De rechtbank heeft de raadsrapportage ontvangen op 14 november 2024.
1.4. De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 9 mei 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de man, bijgestaan door mr. Boshouwers;
- een vertegenwoordiger van de Raad;
- een vertegenwoordiger van de GI (via Teams).
Alhoewel behoorlijk per e-mail opgeroepen, is de vrouw niet verschenen.
1.5. Wegens de onderlinge samenhang is het verzoek gelijktijdig behandeld met het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling over de kinderen (zaaknummer: C/02/433340 / JE RK 25-541). Op het verzoek van de GI is bij separate beschikking beslist.
1.6. Volledigheidshalve geeft de rechtbank aan dat bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 23 mei 2025 de ondertoezichtstelling over de minderjarigen is verlengd tot 30 augustus 2025 (zaaknummer: C/02/433340 / JE RK 25-541).

3.Het verzoek

3.1.
Aan de orde is nog het verzoek van de man het gezag van de vrouw over de minderjarigen te beëindigen, zodat de man voortaan alleen met het ouderlijk gezag over hen is belast.

4.De nadere beoordeling

4.1.
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen, indien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Alsdan bepaalt de rechtbank aan wie van de ouders voortaan het gezag over ieder der minderjarige kinderen toekomt. Ingevolge artikel 1:253n lid 1 BW is artikel 1:251a lid 1 BW van overeenkomstige toepassing. Op grond van laatstgenoemde bepaling kan de rechter bepalen dat het gezag over minderjarigen aan één ouder toekomt indien er een onaanvaardbaar risico is dat bij instandhouding van gezamenlijk gezag van beide ouders de kinderen klem of verloren zouden raken tussen die ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of indien wijziging van het gezag anderszins in het belang van de minderjarigen noodzakelijk is.
4.2.
Uit de door de man overgelegde stukken is het volgende gebleken. Er is sprake van een complexe voorgeschiedenis tussen de man en de vrouw. De vrouw heeft [minderjarige 1] eerst laten erkennen door een andere man. Die erkenning is vervolgens door de rechtbank vernietigd. De man wist in eerste instantie niet dat hij, naast [minderjarige 1] , nog een kind had gekregen. De rechtbank heeft uiteindelijk een omgangsregeling tussen de man en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] (hierna: de kinderen) bepaald. De man heeft sinds 19 februari 2020 met de vrouw het gezamenlijk gezag over de kinderen. De kinderen zijn in april 2020 met spoed uit huis geplaatst in een neutraal pleeggezin vanwege ernstige zorgen in de opvoedingssituatie bij de vrouw. De vrouw is vervolgens met de kinderen (alsmede met haar andere drie kinderen) van december 2020 tot juni 2021 opgenomen in de [gezinskliniek] van de GGZ voor een onderzoek naar haar ouderschapskwaliteiten. Na een positieve evaluatie zijn de kinderen in juni 2021 weer teruggeplaatst bij de vrouw. De kinderen zijn vervolgens op 30 mei 2022 weer onder toezicht gesteld, omdat de verstandhouding tussen de man en de vrouw opnieuw was verslechterd en er geen zicht meer was op het functioneren van de vrouw, omdat zij zich zorgmijdend opstelde. Bij beschikking van 6 juli 2023 zijn de kinderen uit huis geplaatst bij de man, omdat er opnieuw grote zorgen waren ontstaan over de opvoedsituatie bij de vrouw en haar persoonlijk functioneren als ouder. De kinderen verblijven sindsdien bij de man, waar bij beschikking van 30 mei 2024 ook hun hoofdverblijfplaats is bepaald. Sinds oktober 2023 hebben de kinderen vrijwel geen contact meer met de vrouw. De man heeft aangegeven dat de vrouw in december 2023 de kinderen nog een keertje heeft gezien en dat na de (vorige) zitting van 26 april 2024 nog eenmaal omgang is geweest, onder begeleiding van de GI. Er is inmiddels al ruim een jaar geen contact meer geweest. De man stuurt nog steeds elke maand een e-mail aan de vrouw met informatie over de kinderen. De vrouw reageert hier nauwelijks op. De laatste keer heeft de vrouw een e-mail teruggestuurd met een grimmige inhoud. Ze verwijt de man en de GI dat zij geen contact heeft met de kinderen.
4.3.
De man heeft ter onderbouwing van zijn verzoek tot wijziging van het gezag aangegeven dat het onmogelijk is om met de vrouw te communiceren. Zij reageert vaak niet en het is onvoorspelbaar of zij haar medewerking zal verlenen aan de beslissingen die de man in het belang van de kinderen aan haar vraagt. De vrouw heeft ook de neiging aan haar medewerking eigen voorwaarden te stellen. De paspoorten van de kinderen waren verlopen. De vrouw geeft de identiteitskaarten van de kinderen niet af. De vrouw heeft niet gereageerd op de vraag van de man om toestemming te verlenen voor het aanvragen van nieuwe paspoorten. De man dient ook in staat te worden gesteld om met de kinderen over de grens te kunnen reizen. De man weet officieel niet waar de vrouw op dit moment verblijft. Op een kaart heeft zij eerder een postcode geschreven, afkomstig uit Duitsland. Het is voor de man niet mogelijk om samen met de vrouw het gezag over de kinderen uit te oefenen. De kinderen raken klem of verloren tussen de ouders en, gezien al hetgeen al is ingezet, is niet de verwachting dat hier binnen afzienbare termijn voldoende verbetering in zal komen. De man is al jaren de stabiele factor voor de kinderen gebleken.
4.4.
De Raad heeft in haar rapportage geadviseerd het verzoek van de man tot wijziging van het gezag toe te wijzen omdat het anderszins in het belang van de minderjarigen is dat de vader voortaan alleen het gezag zal dragen. Ter onderbouwing van dit advies heeft de Raad het volgende aangegeven.
De kinderen hebben al bijna twee jaar nauwelijks contact met hun moeder. Het is onduidelijk waar zij momenteel verblijft. Zij heeft zich uitgeschreven op haar adres in Nederland. Het lukt de man en de GI al langere tijd niet goed om in contact met de vrouw te komen. Dit is de Raad tijdens het onderzoek ook onvoldoende gelukt. De man loopt tegen moeilijkheden aan voor het regelen van de benodigde zaken voor de kinderen. Een voorbeeld daarvan is dat uiteindelijk door de GI bij de kinderrechter is verzocht om vervangende toestemming om nieuwe reisdocumenten voor de kinderen aan te vragen. De Raad concludeert dat het voor de vrouw al langere tijd lastig is om een betrouwbare en voorspelbare ouder voor de kinderen te zijn. Zij geeft geen invulling aan haar gezagspositie over de kinderen. De Raad verwacht niet dat hier op korte termijn verandering in komt. Er is geen zicht op de persoonlijke situatie van de vrouw, terwijl al jarenlang zorgen hierover zijn. Gezien hoe weinig de vrouw de afgelopen jaren betrokken is bij de kinderen, kan ook de vraag worden gesteld in hoeverre zij nog in staat moet worden geacht om een juiste beslissing te nemen over de kinderen. De man neemt wel de verantwoordelijkheid over de kinderen, maar wordt belemmerd in het nemen van beslissingen over hen door de onbereikbaarheid van de vrouw. De man biedt de kinderen een stabiele en veilige opvoedingsomgeving, waarin ruimte bestaat voor een rol van de vrouw als moeder. De Raad heeft niet de zorgen dat bij eenhoofdig gezag van de man de vrouw geen positie meer zal krijgen in het leven van de kinderen. De Raad acht het belangrijk dat de man de vrouw blijft informeren over de kinderen.
4.5.
De GI onderschrijft het advies van de Raad. Ondanks de inzet van de GI en de hulpverlening is er geen verbetering in de situatie. De GI ziet een patroon in het gedrag van de vrouw. Zij gaat uit het contact en is onbereikbaar. Dit heeft ook de GI ervaren. Als de man het eenhoofdig gezag over de kinderen zal verkrijgen, zal de GI een overdracht doen aan de gemeente en de ondertoezichtstelling afsluiten. Mocht de vrouw dan nog in contact treden met de man en om omgang met de kinderen vragen, dan kan de man ondersteuning vragen bij de gemeente.
4.6.
De rechtbank overweegt als volgt.
4.7.
Sinds de ouders het gezamenlijk gezag dragen over de kinderen hebben er meerdere wijzigingen van omstandigheden plaatsgevonden. De kinderen wonen inmiddels bij de man en zij hebben al geruime tijd vrijwel geen contact meer met de vrouw. De rechtbank ziet gronden om tot een wijziging van het gezag te beslissen.
4.8.
De verhouding en de communicatie tussen de man en de vrouw is al jaren niet goed. Sinds de kinderen voor de tweede keer uit huis zijn geplaatst (in juli 2023) is die situatie verslechterd. Inmiddels is de vrouw al geruime tijd voor de man onvoldoende bereikbaar. Het is onbekend waar zij verblijft. Zij staat sinds september 2024 niet meer ingeschreven in Nederland. Zij reageert vaak niet op e-mails van de man. En als zij reageert, is zij hierin onvoorspelbaar. De vrouw kan dan reageren met verwijten naar anderen in plaats van zich te richten op het verlenen van haar medewerking en het belang van de kinderen. De inzet van de GI binnen de ondertoezichtstelling en de ingezette hulpverlening heeft hierin geen verbetering gebracht. De GI heeft in 2024 ook vervangende toestemming van de kinderrechter gekregen voor het aanvragen van nieuwe reisdocumenten voor de kinderen. Door de onbereikbaarheid en onvoorspelbaarheid van de vrouw wordt de man ernstig belemmerd in de uitoefening van zijn gezag over de kinderen.
4.9.
De vrouw heeft in de afgelopen twee jaren slechts sporadisch contact gehad met de kinderen. De kinderen zijn nog van jonge leeftijd. De vrouw heeft onvoldoende zicht meer op de ontwikkeling en de belangen van de kinderen om in beslissingen over hun belang nog tot een goede afweging te komen.
4.10.
De rechtbank acht voortzetting van het gezamenlijke gezag tussen de vrouw en de man niet in het belang van de kinderen. De wijziging van het gezag is anderszins in het belang van de kinderen noodzakelijk. De man is al jaren de stabiele factor voor de kinderen en biedt hen een stabiele en veilige opvoedingsomgeving. De rechtbank zal daarom bepalen dat het gezag over de kinderen voortaan aan de man alleen toekomt.
4.11.
De rechtbank gaat er overigens, met de Raad en de GI, vanuit dat de man de vrouw zal blijven informeren over de kinderen.
4.12.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het voor de ontwikkeling van de kinderen noodzakelijk is dat deze beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
bepaalt dat het gezag over de minderjarigen:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2017 te [geboorteplaats] ,
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2018 te [geboorteplaats] ,
voortaan aan de man alleen toekomt;
5.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven en uitgesproken in het openbaar op 23 mei 2025 door mr. Baggel, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Verger-Maas, de griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.